Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] In het hooi. Ik lag in het hooi, De hemel was mooi, Mijn bed zacht en goed, En het geurde zoo zoet. Ik keek met een zucht Van genot naar de lucht. Mijn geluk was als dat Van een spinnende kat. En ik dacht: ‘Zoo meteen Moet ik op, moet ik heen - Maar ik weet nog niet, hoe Ik dat kan, ik dat doe. Als nu spelenderwijs Mij de Man met de Zeis Had gemaaid, als het gras, Dat dit hooi eenmaal was, [pagina 62] [p. 62] Ik behoefde niet op Meer te staan, niet rechtop Meer door 't leven te gaan...’ - En dat lachte mij aan. Vorige Volgende