Laatste verzen(1923)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Moeder. Moeder naar wier liefde mijn verlangen Sinds mijn kinderjaren heeft geschreid, Ach, hoe zult gij mij zoo straks ontvangen Na den langen scheidingstijd? Zult gij me aanstonds als uw kind begroeten, Als 'k ontwaken zal uit mijnen dood? Zal ik nederknielen mogen voor Uw voeten Met mijn hoofd in uwen schoot?... Maar wat dan? Wat zult gij tot mij zeggen, Bij het ver gegons van de engelenschaar, Als ge uw jonge, blanke hand zult leggen Op dit oude, grijze haar? Vorige Volgende