Iris(1928)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Lente. Ik loop alleen, de lucht is zoel, De hemel wazig blauw; Daar is in mij een week gevoel Van schuld, een vaag berouw. Dat doet de lauwe voorjaarswind, Die langs mijn wangen glijdt, Zoo zacht, als troostte hij een kind, Dat zich heeft moe geschreid. Dat doet de zon, die al de ellend, Die, ach, van al wat leeft, De dwaasheid en de zonde kent, - En met een lach vergeeft. Zoo vriendlijk ligt op veld en wei Alom Gods licht gestort.... Daar moet iets wezen, diep in mij, Dat mij vergeven wordt. Vorige Volgende