Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Nachtelijke vervolging Wie wandelt en wankelt zoo laat alleen door de donkere straat? Ach! onder den last dien hij torst, hangt moedloos zijn hoofd op zijn borst. Zijn stap is onzeker, gejaagd: hij vlucht iets, dat vreeslijk hem plaagt... Doch wat? Gij kijkt rond, en gij ziet zijn talrijke vijanden niet. [pagina 97] [p. 97] Een leger daemonen bestookt onzichtbaar den weerlooze, en spookt zijn oor vol geronk en vol schrik, vol scheemring en afschuw zijn' blik. Zij juichen, de lafaards! De held, die steeds hun de wet heeft gesteld, is thans hun gevangene! O schand, hij werd door 't getal overmand. Zij sleuren zijn zwakheid, o schand, van d'eenen naar d'anderen kant, en slaan hem met spottend geluid vooruit en dan weer achteruit. En 't loeit en het grijnst en het gonst, en 't stoot en het stormt en het bonst; heel 't leger heeft slechts ééne stem: wraak! wraak! geen genade voor hem. Reveille en taptoe dreunt verwoed: de trommelaars, klein maar vol gloed, de borrels des morgens zijn daar, de borrels des avonds zijn daar. Hier woelt, bruin van kleeding, en rond van lijf, en het schuim op den mond, het voetvolk der pinten: o wee, min dicht zijn de golven der zee. [pagina 98] [p. 98] Genie, dan, zijn dranken, die traag doormijnen gezondheid en maag; geschut, dat zijn zij, die met spoed bres schieten in 't brein of in 't bloed. Dan, ruiters in wilden galop, de flesschen: versierd is hun kop met schakos in 't geel en in 't rood, of helmen van glinsterend - lood. De ruiters beslissen den slag. Heel 't leger berst uit in een' lach. De lafaards! zij hebben, o schand, den held door 't getal overmand. Zijne oogen verwildren, zijn voet hinkt waggelend, koud wordt zijn bloed; hij lost nog amechtig een' vloek, en rolt als een lijk in een' hoek. Vorige Volgende