Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] I Levenslust Studentenlied Waar treurige blokkers in hun cel voor 't schrikkelijk examen waken, en zich van 't zoete leven een hel ja zich een helle van 't leven maken, wij, minnaars van het blijde lied, daar zijn wij niet! Maar klinkt aan ons oor een feestakkoord, een vreugdig en ongebonden zingen, een schaterlach, een geestig woord, een luid en prikkelend stopselenspringen, Studenten, vroolijk, jong en blij, daar zijn ook wij! Waar knorrige mannen koud en stijf van wijsheid en bedaardheid spreken aan alwie het dwanghemd om zijn lijf, de keten aan zijn hand - wil breken, [pagina 8] [p. 8] wij, minnaars van het vrije lied, daar zijn wij niet! Maar komt tot ons een kloeke stem, een stemme uit mannenborsten gesprongen, die roept met vasten, stouten klem: ‘Vooruit! het oude pleit voldongen!’ Studenten, moedig, jong en vrij, daar zijn ook wij! Waar uit den hoogen ‘waarheidstoel’ dweepzucht, bijgeloof en logen, als kwade dampen uit een' poel, over het aardrijk komen gevlogen, wij, minnaars van een eerlijk lied, daar zijn wij niet! Maar waar de Rede haar' rijken vloed uitstort in breede, heilzame plassen, waarin eenieder zijn' dorst voldoet en de oude smetten weg kan wasschen, Studenten, van vooroordeel vrij, daar zijn ook wij! Waar kinderen van den vreemden trant eigen kracht en licht vernielen, en 't innig eergevoel van het land voor vreemde mode of macht doen knielen, wij, minnaars van het Vlaamsche lied, daar zijn wij niet! [pagina 9] [p. 9] Maar ruischt de vaderlandsche zang, en drukken handen andere handen, en wederklinkt de glazenklank op 't heil der oude Nederlanden, Studenten, jong, en Vlaamsch, en vrij, daar zijn ook wij! Vorige Volgende