volkszeden veranderen en schone gebruiken verdwijnen, dan moeten daarmee de dingen ten onder gaan, die de uitbloei zijn van dat alles en dat zijn de spreekwoorden en volksgezegden op de eerste plaats. De Limburgse volkstaal is schoon in al haar afzonderlijke dialecten, ze weet fijn te nuanceren, heeft een weelderige beeldspraak, beschikt over een rijke woordenschat, en draagt zo in zich de kenmerken van een beschaafde streektaal. Onze vroegere Rijksarchivaris in Limburg Van Beurden merkte eens op, hoe gemakkelijk men liederen zong in dit dialect.
Hij wees daarbij op een zeer oud letterkundig handschrift, in of bij Maastricht geschreven in de Karolingische tijd: De Karolingische Psalmen.
Dat was voor hem een bewijs, dat het Limburgs de eerste vorm is geweest onzer Nederlandse algemene schrijftaal.
Ofschoon de meeste der hier verzamelde spreekwoorden en volksgezegden gehoord werden, en vele nog gehoord worden in de grensstreek ten Zuiden en Zuid-Oosten van Sittard, oudtijds bekend onder de naam van Onderbanken, konden we toch herhaaldelijk ervaren, dat diezelfde gezegden over een veel groter gebied van Zuid-Limburg en ook over de Oostelijke landsgrenzen leefden in de volksmond.
De spreekwoorden uit Midden- en Noord-Limburg zijn in beperkt getal gevonden in oude jaargangen van ‘Limburgs Jaarboek’, waarin een enkele maal van deze een kleine bloemlezing gegeven werd.