Een Nieuw Lied.
Of lieffelyke minnaars vryagie.
Stem: Leert ze van de Zangers.
DE nagt verdween als Febus gaat,
Verschynen met den dageraat,
Als ik u zie ag myn vriendin,
Doet eens myn heft en zin,
Verligten om dat ik blieven laat,
Geeft my op trou u Regter hand,
Uit reine min tot onderpand,
Dan zal myn klaagen zyn gedaan,
Wilt myn u trou toestaan.
Jongman ik heb u wel verstaan,
Dat gy zo zyt met min belaan,
Maar u gevlei en baat myn niet,
Ik ben te jong of onbejaart,
De trou is al te zwaaren pak,
De liebertyd is een gemak,
Hier om gaat zoek u profyt,
De eenigheid baart maar verdriet,
Want al de dieren die men ziet,
Hier in het groen hun liefde voen,
De Tortel-Duif een zuiver dier,
Heeft in de trou plaisier,
De Nagtegaal de dagen lang,
Vervuld 't Woud met zyn gezang,
Kiest alle jaar zyn weder paar,
Als 't Nagtegaaltje is gepaart,
En door de trou nu is bezwaart,
Zo is die blydschap haast voorby,
Zo zynder al veel in de ley,
Die in hun jonkheld zyn getroud,
Het geen dat haar somtyds wel roud,
De Nagtegaal is bly van geest,
Zo lang hy is op 't bruilofs-feest,
Maar als hy broeit of jongen heeft,
't Schynt dat hy niet en leeft.
Schoon lief hoe kunt gy zyn zo stuur
In myn gemoet gy ziet monkoer,
Ei plendamoer om u vrindin,
Is u natuur van Lood of Steen,
Gemaakt van vleesch of been,
'k Weet niet hoe gy zo stuurig ziet,
Dat men u liefde en trou aanbied,
Neemt dan in agt myn beede en klagt,
De Vryers klagte en agt ik niet,
Wanneer zy bennen in 't verdriet,
Een Maagt gekreegen door den trou,
Dan is 't verkeert al gou,
Met hun gevlei en zoete praat,
Gaat en zoekt elders u profeid,
Ik ben gezind tot Eenigheid,
Wagt 't trouwen last myn niet en past
| |
Heb ik zo lang voor niet Gevryd,
Adju myn lief schoon dat 't myn spyd,
Ik wil gaan neemen myn plaisier,
Daar kryg ik lust en Geld op hand,
En Kleederen heel se[..]nant,
Een Hoed geboord met Zilver draat
Daar mee zo maak ik de paraat, -
't Hair gefrezeert en gemonteerd,
Schoon Kind zyd gy zo zeer verstoort,
Ik bid u nog eens myn reden hoort,
't Staat een Dogter net en kuis,
Al heb ik u een langen tyd,
Het was om te proeven u gemoet,
Hier om laat ons uit liefde zoet,
Nu trouwen gaan geheel onbelaan,
Schoon lief den tyd is gepasseert,
Ik heb u myn trou gepresenteert,
Want yder een heeft zynen keer,
Ik wil met Kapper en [...]haan,
Heel kloek te velde gaan,
Te Paerd met pluimen op den Hoed,
Ryden den vyand te gemoet,
En met gaelon zuurle Caerpon,
Schoon lief verzind u zelven wel,
Want dat en is geen kinder spel,
Gy zou veel beter door de trou,
Al scheen ik stuur in myn gemoet,
Tot u altyd met hert en zin,
Gedreeven door de wedermin,
Hier om verlaat het Krygsgewaat,
't Is te laat stild u gemoet,
Ziet voorts dan beter wat gy doet,
Want al u klagen zou paardu,
Sche va paartjen de sien,
Oorlof voor 't leste myn vrindin,
Tot dat ik ben gearriveerd,
Wanneer myn tyd is gepasseerd,
En koom ik ergens aan myn dood,
|
|