Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
Bij deze schrijfwijze is de functie van het gelijktijdige telkens anders. Bij Jules Romains beoogde het gelijktijdige de eenheid en causaliteit uit te drukken, bij Ramuz de verwezenlijking van het zichtbare, bij Dos Passos massabeelding en groepswerking, bij Joyce de veelheid van de psychologische ‘etages’, bij Döblin het verband tussen samenleving en tijdvak, bij W.A. Wagener de versterking van het ruimtegevoel. Het irreëel maken van het werkelijkheidsgevoel is een van de voornaamste oogmerken in een romandebuut dat tot de indrukwekkende resultaten van deze richting behoort: ‘Am Rande der Nacht’ (1934) van Friedo Lampe.Ga naar eind331 Om nu nog eens het onderscheid van de na, en gedeeltelijk uit het expressionisme gekomen stromingen in hun romantische gerichtheid tegen de werkelijkheid te resumeren, kan men tot de volgende formulering komen. Het simultaneïsme bestrijdt de werkelijkheid van tijd en ruimte. Het surrealisme en ook de ‘monologue intérieur’ bestrijden de werkelijkheid van het bewustzijn. De begrenzing van het tijdsbeloop tot enkele dagen, uren of minuten bestrijdt de werkelijkheid van de tijd. Het psychologisch relativisme bestrijdt de werkelijkheid van de mens-als-de-ander, als derde persoon. Dit alles is natuurlijk maar een schematische samenvatting, wanneer men bedenkt dat in de litteratuurgeschiedenis deze richtingen elkander wederzijds doordringen en heel vaak nauw verbonden en vermengd voorkomen. Zij allen zullen als het ware samenkomen en culmineren in de nieuwe zakelijkheid. Deze is een gezichtsbedrog, dat de werkelijkheid bestrijdt door een vlucht in haar synthetisch vertekende weergeving. Internationaal en vooral in ons land heeft deze nieuwe zakelijkheid eminente litteraire kunstuitingen opgeleverd. Maar een beschrijving van deze stroming, evenals die van de groepen van Forum en van Criterium valt buiten het bestek van het vergelijkend overzicht dezer studie.Ga naar eind332 Die laatste moge er iets toe hebben bijgedragen, bij alle wisse- | |
[pagina 197]
| |
ling der stof toch enigszins een beeld te geven van de ontwikkelingsgang van het subjectieve werkelijkheidsgevoel en het objectieve werkelijkheidsgehalte van de litteratuur in de vergeleken landen en tijdperken. |
|