Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd22Bestudering van de vormgeving leert ons hier veel. Taal en vorm zijn in het realisme en naturalisme dienend, functioneel. In het impressionisme begint de stijl zich al tot iets zelfstandigers te ontwikkelen, hij wordt meer onderworpen aan esthetische overwegingen. De gebroeders De Goncourt waren naturalisten door hun ver-gaande neiging tot documentatie, ze waren impressionisten door hun werkwijze, hun gezochte stijl die tot de karakteristieke uitdrukking ‘écriture artiste’ aanleiding werd. ThibaudetGa naar eind91 zegt dat hun boeken in een door de lezer aan te leren taal zijn geschreven: in het Goncourts. Vast staat, dat zij op zijn minst even moeizaam op hun stijl zwoegden als Arij Prins het later zou doen. Gustave LansonGa naar eind92 beschrijft die stijl ongeveer als volgt: hij offert de grammatica op aan de impressie; door het weglaten van alle kleurloze, niet-expressieve woorden die voor de wetmatigheid van de grammaticale zinsbouw worden vereist, en door het schrappen van al wat alleen dient voor het verband van de zinsdelen, laat die stijl alleen, naast elkaar geplaatst als in een soort van ‘pointillé’, uitdrukkingen over die gewaarwordingen moeten oproepen. Het is karakteristiek dat Lanson hier met het woord ‘pointillé’ een term ontleent aan een fase van de impressionistische schilderkunst. Het proza van ‘De heilige tocht’ van Arij Prins behoort duidelijk tot de ‘écriture artiste’, en is alleen al de aandacht waard omdat het op het begin van een overgangsstadium in onze litteratuur wijst. Het is proza met een sterk jambisch ritme. Carel SchartenGa naar eind93 zegt ervan: ‘Het kan soms een schrik- | |
[pagina 52]
| |
lijk eentonige en hachelijke lectuur worden, want aldoor stapt het voort in een verslaafden jambengang, die dan telkens zich verstuikt, doorgaands in een lidwoord te veel, dat elders terwille van denzelfden maatpas werd weggelaten.’ Hij heeft ook andere aanmerkingen en klaagt over de ‘opeenhooping van overigens maar al te gekoesterde archaïsmen en quasi-archaïsmen, Fransche buitenissigheden en krasse germanismen’. Het verschil in vormgeving tussen realisme en impressionisme berust op het verschil in de neiging, in het ene geval vooral een waarneming, in het andere eerder een met die waarneming samengesmolten stemming weer te geven. Het is het verschil tussen waarneming en indruk. Eenmaal ge-zien, werd nu de werkelijkheid niet langer ont-zien, maar door-zien. Het is geen toeval dat Arij Prins, die een zeer erudiet man was, invloed onderging van de Goncourts, Huysmans en Léon Bloy. Tussen hen bestond vriendschap en er was een levendige correspondentie. Zij allen waren reactionair. Niet zozeer politiek, hoewel ook dat enigszins. Maar de Goncourts, Huysmans en Bloy waren allen op het verleden gericht, op historie en traditie. De slotroman van de serie ‘Les Rougon-Macquart’, de twintigste, namelijk ‘Le docteur Pascal’, deze roman van de grondlegger van de naturalistische romanschool, Emile Zola, was daarentegen op een evolutie naar een andere toekomst gericht, uitgaande boven de toen bestaande toestanden. Het was een verheerlijking van de menselijke mogelijkheden en van de wetenschap. Léon Bloy, Huysmans en de gebroeders De Goncourt waren dus vooral in reactie tegen het naturalisme van hun tijd en van hun eigen debuutjaren: Bloy en Huysmans als exponenten van een herleving van het katholicisme in de litteratuur, de Goncourts door hun ‘écriture artiste’, hun typisch on-naturalistisch eclectisme, dat zich ook op andere, buiten-litteraire wijze uitte in hun prachtige kunstverzameling en hun studie van de Japanse prentkunst (onder andere in hun boek over Hokusai). De ‘écriture artiste’ kwam omstreeks 1880 reeds enigszins in | |
[pagina 53]
| |
de mode.Ga naar eind94 Ze is gedeeltelijk geïnspireerd op het decadente laat-Latijn. |
|