Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
(1962)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd4Het romantisch streven is niet aan een tijd gebonden. Het historische en het theoretische begrip romantiek hebben sommige trekken gemeen en vallen soms enigszins samen, maar lang niet altijd. We zien de romantische vermindering van het werkelijkheidsgehalte van de litteraire verschijningsvormen in sommige tijdvakken internationaal en algemeen optreden. Maar het is gevaarlijk, aan de verleiding toe te geven, uit dergelijke perioden een cyclische afwisseling te willen construeren. ‘De periodiseering der geschiedenis’ zegt prof. dr. J. Huizinga, ‘is, hoewel onmisbaar, van ondergeschikt belang, altijd onnauwkeurig en zwevend, steeds tot zekere hoogte willekeurig.’Ga naar eind6 Ik hoop in dit werk na te gaan, waarop in de praktijk van de letterkundige ontwikkeling sedert ongeveer in Nederland de beweging van Tachtig de romantische en de realistische houding neerkomt, ook tegen de achtergrond van de buitenlandse litteraire situatie. Dit betreft dus een vergelijking van de richtingen. De comparistiek van de genres of die van de stof, die vaak als een nuttige wetenschap wordt beschouwd, zal hier | |
[pagina 11]
| |
niet worden toegepast, tenzij soms om hulplijnen te trekken. Bovendien moet ik nog een ander voorbehoud maken. Navolging en beïnvloeding zijn niet belangrijk op en om zichzelf: dat zou neerkomen op het kinderachtig futiele spelletje, te vragen, wie de eerste is geweest. De litteratuurvergelijking kan alleen van belang zijn om bij overeenkomst na te gaan, welke gelijkgerichte oorzaken gemeenschappelijk waren. Er bestaat intussen natuurlijk het overnemen van een nieuwe litteraire techniek.Ga naar eind7 André Jolles zegt, dat de litteratuurgeschiedenis zich erin dient te verdiepen wat de vormen waarmee ze zich bezighoudt op zichzelf betekenen en in hoever ze, onafhankelijk van de kunstenaar en van het afzonderlijke kunstwerk, een eigen leven hebben en zich naar eigen wetten ontwikkelen.Ga naar eind8 Dit kan zo zijn, maar juist bij het onderzoek naar die eigen wetten zal de grootste nadruk moeten vallen op de gemeenschappelijke oorzaken. Die zijn vaak te zoeken in buitenlitteraire factoren, zoals het geestelijk en maatschappelijk milieu, politieke spanningen, en zelfs invloeden als die van de film. Steeds weer opnieuw zal men daarbij doordrongen worden van het diepe inzicht: ‘vorm en inhoud (...) zijn één (...)’.Ga naar eind9 |
|