Verzamelde gedichten(1968)–Victor E. van Vriesland– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] De nageblevene Nu zij dood is en met vergaan gelaat Gekuild waar niemand ooit haar stem meer hoort, Is het mij of ik zelf haar had vermoord En haat ik mij met redeloze haat. Zij was van liefde en leven onverzaad En zwierf maar, want ik had haar niet verhoord. Zij stierf - en ik leef verder ongestoord En lach tot elke vrouw die langs mij gaat. Vloek mij, trouwloze die geen rust kon schenken Aan haar. Eenzaam nu waart en ongewroken Haar schim door 't duinland waar wij samen wandelden. Ik kan niet slapen omdat ik moet denken Hoe jong haar kwetsbare ogen zijn gebroken Die altijd keken of men haar mishandelde. Vorige Volgende