| |
Evolutie van expressief tot feitelijk
Het expressionnisme is zakelijk geworden. Kasimir Edschmid, onder anderen, is daar een treffend voorbeeld van. Omstreeks 1920, in de jaren van Het Getij, werd hij door de meeste toenmalige jongeren, met uitzondering van Slauerhoff, als een pionnier van het expressionisme om het zeerst bewonderd. En zie hem nu. Reeds op de eerste twee bladzijden wemelt het van cijfers en getallen: 17 Nov. 1869, een diner met 24 gangen, 8 uur, 50 schepen, 250 damestoiletten. En zo het hele boek door. Dat het zo gelopen is, mag voor het overige allerminst verwonderlijk heten. Reeds van den aanvang af immers waren expressionnisme en zakelijkheid minder ver van elkaar verwijderd dan het oppervlakkig lijkt. Dit alvast had b.v. het expressionnisme met de latere nieuwe zakelijkheid gemeen, dat het 't overtollige detail overboord gooide. Ook, en misschien wel mede hierdoor, vond, aan den anderen kant, de nieuwe zakelijkheid harerzijds door het expressionnisme een proza voor zich voorbereid, dat het lange rhythme en den uit veelvuldige tussen- en bijzinnen
| |
| |
breed geconstrueerden volzinsbouw verlaten had voor den korten, enkelvoudigen zin. Weliswaar had die bij de oudere stroming een verhevigd en exclamatorisch karakter, dat in het hedendaags proza, nuchter-noterend, van meer in spreektoon mededelenden aard is geworden. Maar de affiniteiten zijn niet te loochenen. En van het excessieve en barok-romantische uit de jaren van na den oorlog vindt men nog wel degelijk de sporen bij de zakelijken terug - men denke slechts aan Bordewijk.
Edschmid dan is, omgekeerd, een expressionnist, die zakelijk is geworden. Hij begon, als voorganger van de richting, zijn stijlvernieuwing met het extreme maniërisme, dat in dien tijd honderden kleinere navolgers vond, en werd ook haar theoreticus in zijn geschrift Über den Expressionismus in der Literatur und die neue Dichtung (1918). Het expressionnisme, zegt hij daar, ‘denkt niet over zich, het beleeft zich. Het sluipt niet om de dingen heen, het grijpt ze in hun middelpunt aan. Het is niet on-, niet bovenmenselijk, het is slechts mens, laf en sterk, goed en gemeen en heerlijk (...). Hij wordt niet onderdrukt, hij bemint en strijdt op directe wijze. Zijn gevoel alleen, geen vervalst denken richt en leidt hem’. Aldus tekent Kasimir Edschmid den expressionnistischen mens. Men ziet, dat veel nog toepasselijk is op den schrijver en den mens van onzen tijd, indien men afziet van de exaltatie en het extatische, dat een twintig jaar geleden aan de uit Duitsland geïnfluenceerde litteratuurstromingen eigen was.
Kasimir Edschmid is in 1890 geboren. Niet alleen de term zelf ‘expressionnisme’ is van hem afkomstig, hij heeft ook den stoot gegeven tot de gehele richting, welke overigens in haar dogmatisch uiterste verschijning slechts korten tijd kon standhouden. Vruchtbaar voor den ontwikkelingsgang der letteren blijft zijn zeldzame zin voor het onmiddellijke en essentiële. De opgeschroefde, oververhitte overdrijvingen in zijn taal en die zijner volgelingen zijn het element, dat, naar wij thans achteraf constateren kunnen, het vergankelijkste gebleken is. Toch zat er iets groots in het expressionnistische streven, - dat ons nu alleen nog maar grootsprakig lijkt, - de grenzen van tijd en ruimte op te heffen in een grandioze verheviging van het ogenblik en van de uitdrukkingsmiddelen, en in een emotionele bezetenheid, welke alleen door de algehele psychische ontreddering van de eerste jaren na den wereldoorlog verklaarbaar is.
De voorkeur voor de stof, welke hem Das Drama von Panama deed schrijven, vertoont zich reeds in veel van zijn werken uit
| |
| |
het decennium van '20, waaronder men niet alleen verscheidene reisbeschrijvingen vindt, maar die ook in roman- of novellevorm gaarne exotische onderwerpen behandelen. Ik noem Glanz und Elend Südamerikas; Stiere, Basken, Araber ('27); Afrika Nackt und Angezogen ('30), alle reeds in den uiterst geconcentreerden trant, welke hem befaamd zou maken. Van zijn verdere oeuvre vermeld ik de novellenbundels: Die Sechs Mündungen (1913-'14), Das Rasende Leben en Timur ('15), Die Fürstin ('20) en Frauen ('22). Dan zijn romans: Die Achatnen Kugeln ('20), Kean ('21), Die Engel mit dem Spleen ('23), en Sport um Gagaly ('28). De uitsluitende aandacht voor een eigenaardige vermenging van sport en erotiek maken hem in dit laatste boek een voorloper van het jeugdwerk van onzen Den Doolaard. Tenslotte vindt men Edschmid's proza reeds in aanzienlijke mate gezuiverd van de taalexcessen, welke Wilhelm Worringer in 1921 van het expressionnistische ‘modehandschrift’ deed spreken, in zijn in Zuid-Amerika en Afrika spelenden roman Feine Leute oder die Grossen der Erde ('31). Die evolutie is volbracht in het indrukwekkende epos Das Drama von Panama, dat geheel van een jongere van onzen tijd zou kunnen zijn.
Niet alleen staat hierin geen woord te veel, maar geen woord ook wordt luider dan het andere, met pathetische stemverheffing gezegd. En voor pathetiek zou toch alle aanleiding zijn geweest bij deze verschrikkelijke tragedie der geschiedenis van het Panama-kanaal: - Het fantastisch aantal aan malaria en gele koorts gestorven medewerkers; het innerlijk drama van Lesseps die, dronken van zijn wereldroem door het Suezkanaal, in 1879 op 74-jarigen leeftijd fantastisch, overmoedig en geniaal de realisering van zijn project aanvat, welker mislukking hem op zijn 88e jaar aan een vervolging blootstelt en een jaar later als de meest vervloekte man van zijn tijd in schande doet sterven, nadat zij een millioen, merendeels kleine, spaarders geruïneerd en de Franse republiek tot den rand van den ondergang gebracht heeft.
Maar, anders dan in de periode van Menschheitsdämmerung, niet het menselijke stelt Edschmid dan ook in dit boek op den voorgrond, althans niet psychologisch. Het is eer het noodlot van een groot en machtig historisch-sociaal drama der vorige eeuw, dat hij in brede, forse lijnen voor ons zichtbaar maakt. Het is, door die distanciëring, goed te overzien. Niet zonder bedoeling noemde ik het schouwspel, dat hij ons toont, een epos.
| |
| |
Want juist buiten de primaire en uitsluitende belangstelling voor het zielkundige konden hier alle samenwerkende, organisch verbonden factoren zulk een streng gesloten, afgerond en groot geheel worden; het zijn sociale, politieke, economische, geografische, ethnografische, psychologische. Nergens ontleding, maar steeds synthese: geen van de genoemde samenstellende elementen maakt zich uit de totaliteit van het beeld los om afzonderlijk de aandacht voor zich op te eisen. En dat is de kracht van dit werk.
Nergens ook de nutteloze opeenstapeling van feitenmateriaal, het uitstallen der droge, onverwerkte documentatie, welke de zakelijkheid van b.v. Ehrenburg, Revis e.a. bij gedeelten ongenietbaar maakt. Edschmid's samenvattende schrijftrant en epische visie behoeden hem hiervoor. De overzichtelijkheid van Das Drama von Panama doet denken aan sommige films, waarin uit heldere essentialia eveneens het wezen van gans een tijdsbeloop tezaamgesteld werd: Cavalcade, Silver Dollar, Lloyds of London e.a.
Doordat met het te persoonlijke de gang van een roman-verwikkeling achterwege is gebleven, kwam hier op het eerste plan, wat in den historischen of bedrijfsroman achtergrond blijft; wat daar stoffering en décor is, werd hier hoofdzaak. Evenzeer echter als welke roman ook weet Das Drama von Panama te boeien en spanningen te wekken. Want het kunstenaarstalent dat uit Edschmid's hard, mannelijk, en volkomen evenwichtig geworden proza spreekt, is juist datgene wat het, in zijn gehele conceptie, fundamenteel doet verschillen van een louter geschiedkundig werk. De historische feiten, hoe schijnbaar in naakten eenvoud meegedeeld, zijn tot hun rijkste uitwerking in onvergetelijk aspect gegroepeerd en in reliëf gebracht door de scheppende verbeelding. De dynamiek der gebeurtenissen verkrijgt in deze werkwijze haar effect en betekenis uit zichzelf, onversierd.
Ook bij zulken schijn van realisme blijft van toepassing dat, hoe dan ook, de, van reportage e.d. essentieel verschillende, kunst eerst begint waar een werkelijkheid getransponeerd wordt tot een andere werkelijkheid, en zo haar toevallige, fotografische trekken ‘sub specie artis’, verliest. Wat de realiteit voor den blik van den waren schrijver is, vondt men met treffende scherpte geformuleerd bij Flaubert: ‘de gebeurtenissen der wereld doen zich, zodra ze doorzien zijn, getransponeerd (op een ander plan overgebracht) voor, als ware het ten gebruike van
| |
| |
de beschrijving ener verbeelding (innerlijke werkelijkheid, visie)’; - (ik veroorloof mij, in mijn vertaling tussen haakjes een verduidelijking zijner bedoelingen in te voegen.) Het is het ‘sinnliche Scheinen der Idee’, de ‘schijn’ der kunst, van Hegel. Het is goed, dit uitgangspunt en dezen maatstaf ook en juist bij zo ogenschijnlijk ‘direct’ proza als dit boek van Edschmid te handhaven.
Het snelle en korte tempo, waarin het ruimte en tijd doorijlt, - een dier beeldende en creatieve factoren waardoor de schrijver de slechts schijnbaar in haar onmiddellijken staat gegeven werkelijkheid aan zich onderwerpt -, geeft geen gevoel van bevrijding uit de beklemmende benauwenis der feiten. Niet, dat daarmee een indruk van vluchtigheid geschapen zou zijn. Eer van afstand, overzicht, saamvatting.
Ook hier immers is de vergelijking van toepassing, welke mij hierboven als staal enige filmtitels deed noemen. Hoe wijd suggererend is alreeds de keuze der sprekendste gegevens in den aanvang, waar wij behalve op Lesseps, keizerin Eugénie, de Pruisische en Nederlandse kroonprinsen, in 1869 bij de opening van het Suezkanaal even, flitsend, het licht zien vallen op de aanwezigheid van Henry Morton Stanley, en worden herinnerd aan de opera, die voor deze gelegenheid bij Verdi besteld was, maar welke de, vanwege de Wagner-mode miskende en vergramde, meester zelfs voor het hem geboden vermogen weigerde te componeren. Tot dan toch - nadat door den Frans-Duitsen oorlog de costuums gedurende dien tijd te Parijs geblokkeerd gezeten hadden - twee jaar later de première van Aïda te Kaïro werd gegeven.
En hoezeer, om een ander voorbeeld te geven, ervaart men, meer dan menselijke schuld, de noodwendigheid van een natuurgebeuren bij Edschmid's uitbeelding van de langzaam geleidelijke, niet te ontkomen financiële ineenstorting der Panama-maatschappij, eindigend in het bankroet van ruim drie milliard francs. Wanneer wij ten slotte getuige zijn van de bewonderenswaardige uiteindelijke overwinning als ruim twintig jaar later, juist bij den aanvang van den wereldoorlog, een nieuwe, Amerikaanse onderneming het kanaal voltooit, dan beleven we dat als een zinnebeeld der triomfen van (om met Hermann Bahr te spreken) ‘die geweldige spanning, welke de westerse geest nodig heeft om de kracht op te leveren tot zijn lot, tot zijn historische roeping, tot voortdurende overmeestering, vernieuwing en gestalte-geving van de Grieks-Romeins-Christelijke erfenis’. En
| |
| |
niet alleen van die, voeg ik hieraan toe, maar van zijn onvergankelijke dromen, welke de wereld en heel deze schone aarde mede naar hun beeld boetseren.
De uitgave, in beperkte oplage met de handpers typografisch buitengewoon mooi verzorgd, verdient allen lof, al kunnen mij de tekeningen maar matig bekoren. De geslaagdste is misschien de met de hand gekleurde op de foudraal.
1937
Kasimir Edschmid, Das Drama von Panama. Mit Zeichnungen von Georg Walter Rössner. Für Liebhaber schöner Bücher hergestellt im Darmstädter Verlag. Handpresse Joseph Würth |
|