| |
Succes als onderwerp en doel
Een vooruitstrevend kunstgeleerde in staatsdienst wordt, door politieke invloeden, betrokken in een proces wegens meineed en, ondanks een omvangrijke, door zijn geliefde tot zijn redding op touw gezette actie, onschuldig tot drie jaren gevangenisstraf veroordeeld. Hij sterft in zijn cel, en zijn geliefde, die zich overigens getroost heeft, maakt een klankfilm over het geval, om waarheid en gerechtigheid achteraf nog enigszins te doen zegevieren.
Wie op deze wijze den inhoud van Feuchtwanger's roman Erfolg, Drei Jahre Geschichte einer Provinz zou samenvatten, zou niets, maar dan ook niets omtrent zijn werkelijke betekenis gezegd hebben. Want deze hoofdlijn in het verhaal, nauwelijks uit de algemene tekening naar voren komend, is slechts het motief, waarop en waar overheen zich de veel gecompliceerder schildering van ‘drie jaren geschiedenis ener provincie’ ontwikkelt. De jaren zijn 1920-'23, en de provincie is Beieren, waar de geest, die richting geeft, het achterlijke en primitief gewestelijke vertoont, dat den schrijver de benaming ‘land’ of ‘staat’ in zijn ondertitel doet verwerpen. Het hoofdmotief wordt alleen maar als aanleiding gebruikt tot deze meer algemene historische kroniekschrijving. Daarin wordt een zeer grote verscheidenheid van gebeurtenissen, figuren, problemen behandeld: de beide delen van het werk vormen tezamen een boek van bijna 1000 bladzijden.
| |
| |
Met ontstellende knapheid heeft Feuchtwanger het tijdsdocument geschreven van de hierboven genoemde periode, die nog maar zo kort achter ons ligt. In de ganse moderne litteratuur kunnen wij ons niemand anders denken, die zo volslagen onlyrisch, met zo indringend vernuft, een zo pathetisch gegeven had kunnen projecteren. Koel overzichtelijk en als spelenderwijs belicht Feuchtwanger uitsluitend de hoofdzaken. Datgene namelijk, dat karakteristiek voor die jaren en dat land, doch tevens voor alle tijden en landen in dieperen zin geldend is. Uit de enorme veelheid der politieke, geschiedkundige, culturele gegevens heeft hij juist zulke verwerkt, die in hun kern als algemeenzaam menselijk probleem geldigheid behouden, ook afgezien van hun belangwekkende actuele en anecdotische waarde. Door een volmaakte beheersing der chaotische stof, heeft hij in dit boek een tegelijk zoveel omvattend en zo scherp beeldend werk tot stand gebracht, dat het zijn vroegere romans gemakkelijk overtreft.
Uit die vroegere publicaties tot hier, is zijn ontwikkeling overigens zonder moeite aan te wijzen. Wij vinden duidelijk dezelfde karaktertrekken van vroeger terug; alleen lijkt het, of zij eerst thans de materie gevonden hebben, waarin zij zich ten volle ontplooien konden. Uit Feuchtwanger's voorliefde voor den historischen roman bleek reeds zijn neiging, om vooral een in zijn universeelheid organisch beschouwden groei uit te beelden. De, naar zijn oorzaken gemeten, traag werkende, maar op momenten van crisis plotseling tot snelle beweeglijkheid en hevigheid verzichtbaarde gang van het leven interesseerde hem in de eerste plaats. De onontkoombare noodlottigheid daarvan, door talloze, vaak verborgen factoren bepaald, dit was het, wat hij in die romans steeds, en van zo algemeen mogelijk standpunt, achter de eigenlijke fabel wilde laten zien en gevoelen. Slechts schijnbaar stonden zij buiten het tempo en de bekommernissen van dezen tijd. Het geschiedkundig karakter van zijn werk moest hem echter dienen, om den afstand te bewaren tot de gevoelens, die hem het naast aan het hart lagen. Als zodanig kan men er een voorschool in zien tot Erfolg. In meer regelrecht verband met den eigen tijd schreef hij zijn, Amerika parodiërende Pep-gedichten, die niet boven een weinig oorspronkelijke aanpassing aan het oeuvre van bepaalde tijdgenoten uitkwamen. Uit Drei Angelsächsische Stücke, waarvan het in samenwerking met Brecht geschreven Kalkutta, 4 Mai het gaafste is, bleek, hoe
| |
| |
weinig zijn historisch werk hem uit zijn eigen tijd geïsoleerd had. Daarin immers kwam een volkomen vertrouwdheid tot uiting, niet alleen met de techniek, maar ook met het beste van den geest van het Duitse expressionnisme.
Erfolg daarentegen bewaart min of meer de werkwijze der historische romans, doordat de gebeurtenissen beschreven worden als waren ze door een kroniekschrijver uit een verren, toekomstigen tijd gezien. Het maakt een curieuzen indruk, in zo historiographischen stijl over Suzanne Lenglen, de Potemkin-film, Oberammergau, Freud, Stresemann etc. te horen spreken, en dan nog wel als in een ‘roman à clef’ onder enigszins veranderde namen. Van het ‘simultanéisme’ der moderne Fransen, en van de moderne film, heeft de auteur den snellen ‘Querschnitt’ door de meest diverse beelden geleerd. Telkens leidt hij de nieuw optredende mensengroepen of evenementen in met een algemeen overzicht, vaak vol statistiek en in reporters-stijl, maar nimmer een droge opsomming wordend. Dat overzicht resumeert dan de toestanden en werkingen, waardoor de meer bijzondere geschiedenis omraamd wordt. Geen maatschappelijke, economische, zede-, rassen-, rechts-, staatkundige, biologische gegevens worden den lezer dan bespaard. Dit alles in een toon, alsof een encyclopaedie over een onbekend land en volk uit de verre oudheid bericht. Zonder enig commentaar, doch zeer levendig door de sprekende groepering der feiten. De nauwe samenhang met het verhaal maakt, dat men dergelijke intermezzi niet als een onderbreking van de, zeer dramatische, handeling gevoelt. Deze wordt integendeel, in een geheel van tijdsverschijnselen opgenomen, sterker als noodzakelijkheid beseft.
In dit aan onzen eigen tijd aanknopende, uiterst spannende werk vindt men natuurgevoel en behagen aan zintuiglijke waarnemingen in veel geringer mate dan in Jud Süsz, waar het visuele, het plastische toch vaak nog doel op zichzelf was. Daar werd ten slotte, niettegenstaande den psychologischen grondtoon van het boek, toch zoveel aan het schilderachtige geofferd, dat de kern van het Joodse vraagstuk en de Joodse ziel, ondanks al het aanwenden van diepzinnig kaballistische elementen en de prachtige beginbladzijden van het Vijfde Boek, slechts zeer onvoldoende gepeild werd. Erfolg daarentegen is volkomen anthropocentrisch geworden.
Den auteur van Jud Süsz vindt men echter terug in zijn machtige massa-schilderingen. Nimmer zondert hij een individu af uit
| |
| |
zijn omgeving, zonder die omgeving, in al wijder kringen, als groep, als milieu, als klasse, als volk, als ras, en in haar ontstaan, beweging, streven, verandering, met onvergetelijke helderheid weergegeven te hebben. Als een eigen, bezielde persoonlijkheid, dynamisch gezien en synthetisch begrepen, heeft de massa niet minder zijn aandacht dan de enkeling. En door haar steeds opnieuw in haar historisch verband te plaatsen, doet hij haar op onvergetelijke wijze leven.
Dit is een van de kenmerkende eigenschappen, die dezen roman een zo uitgesproken modern karakter geven. Een andere is de aard van Feuchtwanger's psychologie. Ik zeide reeds dat de zielkundige beschrijving van mensen het voornaamste onderwerp van zijn boek uitmaakt. Men verwachte echter geen ontledende schrijfwijze, zoals bij den vroegeren psychologischen roman. Hij houdt zijn figuren schematisch: het zijn geen mensen naar typen. Hij generaliseert. Abstracte bedenksels worden het evenwel nooit: de schrijver weet hun genoeg leven te verlenen om hen, ondanks deze vereenvoudiging, geloofwaardig te maken. Hij geeft hun omtrekken scherp aan, met een neiging tot het excessieve. Toch vermag hij deze neiging voldoende te beheersen, om zijn personen voor het caricaturale te bewaren. Men denkt aan een wemeling van over een groot doek verspreide Breughelfiguurtjes; die van het tweede plan zijn tot in onderdelen even nauwgezet getekend als die van het eerste, zonder dat het perspectief ontbreekt. Alleen de centrale vrouwenfiguur vertoont een tederder, ietwat geïdealiseerden toets, evenals dit bij de vrouwen in Jud Süsz het geval was. Deze ganse, hoogst merkwaardige portretgalerij betekent overigens een intensivering van het leven, die ons het recht geeft den auteur typisch romantisch te noemen. Hij tekent met vollen inzet van zijn temperament, en veelal niet zonder een flinke dosis haat. Maar in zover is zijn romantiek toch weder modern, als hier voldoende afstand tussen den schepper en zijn emoties in acht genomen is. Een overdrijving in de richtingen ‘goed’ en ‘kwaad’, als bij de historische romantiek, komt niet voor, en het temperament is omgevormd tot koel wrede, maar eerlijke en onpartijdige waarneming. Het naar aanleiding
van Die häszlicht Herzogin en Jud Süsz vaak ten onrechte gebruikte woord ‘visioenair’ zou ik dan ook evenzeer voor Erfolg willen vermijden: daarvoor werkt Feuchtwanger met te bewuste en overwogen middelen.
Een spoor van deze vinden we in sommige vaste en eigenaardige stijlwendingen, die we ook in Jud Süsz aantreffen, en die duiden
| |
| |
op wat men het episch decoratieve karakter van dit in grote trekken geschilderde, zonder litteraire preoccupatie ontstane tijdsbeeld zou kunnen noemen. Ik noem slechts enige voorbeelden. Op de eerste twee pagina's van Jud Süsz vinden we een opsomming van al diegenen, die het kruisnet van landwegen van het hertogdom Wurtemberg plachten te bereizen. Dit geschiedt met hetzelfde zinsbegin, vijftien tot twintig maal herhaald. Dezelfde stereotiepe herhaling vindt men in den zinsbouw van Erfolg 1 § 13, vijf bladzijden lang. Een vaste stijlfiguur van Feuchtwanger dus.
Een tweede aanwijzing voor het episch karakter van dit werk ligt in het veelvuldig gebruik van epitheta ornantia in Homerischen zin. Heeft de auteur eenmaal een bevredigende karakteristiek voor een bepaalden persoon gevonden, dan neemt hij, in de vaart van de vertelling, noch de moeite, noch den tijd, om bij de volgende gelegenheid, dat diezelfde persoon optreedt, nieuwe, weer anders genuanceerde adjectieven te zoeken om hem te kenschetsen. Het gehele, omvangrijke boek door, blijft dezelfde persoon zodoende met de nu eenmaal voor hem vastgestelde, onveranderlijke bijvoeglijke naamwoorden gedoodverfd, wellicht mede om hem zodoende den lezer beter in de herinnering te prenten. Een hoogst eigenaardig procédé, dat in een naturalistisch werk storen zou, maar hier aanvaardbaar is, waar men het overigens minder frequent dan in Jud Süsz aantreft. Behalve bij de schrijvers der oudheid en hun directe navolgers, zag ik het in zo sterke mate nooit door enig ander auteur toegepast.
Als laatste, voor Feuchtwanger kenmerkende, stijlwending, zowel in Jud Süsz als in Erfolg, noem ik de aan het Frans ontleende hier ietwat geaffecteerd aandoende zinsconstructie waarin na een bepaling, onderwerp en werkwoord omgezet zijn. In dezen trant: ‘Im Hauptsal der Möbelhändler schlief nicht gut’. ‘In München die Wahrhaft Deutschen triumphierten.’
Tegenover deze technische overeenkomstigheden bleven hier echter achterwege de in hun werkingen buiten de kunst liggende, occultische motieven van Jud Süsz. Hier geen angst voor gebruikelijke, geen hang naar ongebruikelijke gevoelens. Verwonderlijk is Feuchtwanger's vermogen tot het aanschouwelijk groeperen van een uitgebreid feitenmateriaal. Aan een zeldzame kennis van het menselijk gemoed paart hij een ongewoon inzicht in het wezen der politiek. Het staat wel vast, dat dit boek tallozen zal leren, hun tijd, hun maatschappij, hun wereld beter te verstaan, en bovenal het eigen hart. Door de volkomen lo- | |
| |
gisch geziene ontwikkeling der gebeurtenissen en karakters schrijdt deze ‘tragedie van het recht’ haar onverbiddelijken weg, en geeft daarin het beeld van gans een tijdperk, generatie, mensdom.
Wat ontbréékt, is de milde, verzoenende wijsheid die over die andere tragedie van het recht, Arnold Zweig's Grischa straalt. Feuchtwanger mist stellig de artistieke integriteit van Arnold Zweig, die meer in zijn eigen Joodsen volksaard is blijven staan en daardoor zuiverder bleef. Arnold Zweig gaat misschien minder diep en vat ook niet zó veel samen. Maar zijn menselijkheid en ethisch besef zijn ongetwijfeld van hoger gehalte. Die ethiek interesseert ons hier niet op zich zelve. Maar zij kan als litterair bestanddeel niet buiten beschouwing gelaten worden, omdat zij, ook en vooral door het proces-gegeven, van de kunstwaarde en -betekenis der beide vergeleken boeken niet is af te scheiden. Het doet er niet toe van welken aard zij is, zelfs al ware zij volslagen negatief, als ze maar waarachtig is.
Feuchtwanger nu, evenals zo menig modern cineast, denkt te veel aan zijn werking op het publiek. Wij erkennen zijn grootheid. Maar zonder die bijgedachte aan het publiek, zonder dat kleine beetje effectbejag en opzettelijkheid, dat iemand van zijn capaciteit toch eigenlijk niet nodig heeft, zou hij ons liever zijn. Wij misten dan mededelingen als deze: ‘Erscheint gleichzeitig in sämtlichen europäischen Sprachen und in Amerika’. Weliswaar wordt Lion Feuchtwanger door zijn machtig kunstenaarschap boven zichzelf en zijn handigen opzet uitgeheven. Maar ten slotte mag hier, na zoveel lof, niet ongezegd blijven, dat niet alleen naar zijn onderwerp, maar tevens naar zijn allereerst beoogde doel, deze roman werd genaamd -: Erfolg!
1930
Lion Feuchtwanger, Erfolg, Drei Jahre Geschichte einer Provinz, Berlin, Gust. Kiepenheuer 1930. |
|