Voorbericht
Een verzameling van verspreid critisch, litterair-historisch of -biografisch en essayistisch werk is naar mijn mening alleen dan gerechtvaardigd, wanneer zij verhelderende aspecten bijdraagt tot de stof voor de litteratuurgeschiedenis of de vergelijkende en theoretische litteratuurwetenschap. Dit wordt het geval als de auteur van die studies, opstellen en artikelen er, uitgaande van de letterkundige verschijningsvormen, naar heeft gestreefd, hun breder verband en innerlijke samenhangen te doen zien, de ontwikkeling van hun traditie naar vernieuwing, en van daar naar nieuwe traditie. Ook heeft hij de op dien litterair-technischen grondslag te onderscheiden scholen, groepen en richtingen zo mogelijk steeds te belichten tegen den algemenen achtergrond en het culturele leven van hun tijd en vooral van de samenleving in dien tijd.
In evenredig verband daarmede en evenwijdig daaraan moet hij de wisselende maar steeds historisch denzelfden kringloop volbrengende houding, positie, situatie tonen van schrijver en dichter ten aanzien van de waargenomen, ervaren werkelijkheid; zij toch verklaren in belangrijke mate de vormgeving.
Zonder opzettelijkheid is dit, geloof ik, mijn voornaamste streven geweest bij het schrijven van de hier bijeengebrachte stukken. Minder dan langen tijd, vooral vóór den laatsten wereldoorlog, gangbaar was, heb ik het zwaartepunt gelegd op een ontleding van de zielkundige structuur en geestesgesteldheid van de besproken auteurs.
Daartegenover heb ik getracht, de aandacht meer te richten op den letterkundigen tekst zelf, uitgangspunt van alle verdere beschouwingen.
Het oudste hier opgenomen stuk dateert van 1915, het jongste werd in 1956 geschreven. Het werk verschijnt in twee banden maar vormt een geheel; de indeling volgens welke het eerste deel loopt tot ongeveer 1938, zodat elk der beide delen een tijdvak van circa twintig jaar bestrijkt, geschiedde op louter technische gronden. Het grootste gedeelte van deze opstellen is ontleend aan het grote dagblad, waarin ik zeven jaar lang - van 1931 tot 1938 - als kunst-redacteur de letterkundige rubriek en kroniek verzorgde, aan week- en maandbladen, aan inleidingen tot boek-uitgaven, of aan oraties. Dit boek bevat geen inedita. De tekst is, waar nodig, slechts weinig gewijzigd of omgewerkt en de veranderingen zijn over het algemeen zeker niet van principiëlen of ingrijpenden aard. Wel zijn veelal verspreide stukken die over één en dezelfden