| |
[XII]
Na al wat er sindsdien gebeurd was, leek het soms lang geleden. Toen hij was bijgekomen, had hij in de schaduw van een tent gelegen, ergens uit het gewoel van het kamp. En om zich heen had hij zwarten gezien: Scipion, Bonny, Hatuey... velen, die hij kende. Een schrale blanke knielde naast hem in het zand en was, toen hij bijkwam, opgestaan, om zich de handen te wrijven, te zeggen: - ‘In orde’ - en weg te gaan. Aan zijn andere zijde knielde de nog steeds ‘geuniformde’ Massou, die hem met een waaier van gebundeld loof koelte toewuifde. Hij was duizelig geweest, en er gonsde nog iets door zijn hoofd, als waren er bijenzwermen in de omtrek. Maar terwijl hij uit de zwarte kuil van zijn verdoving opklom, alles met de ogen, de zintuigen en het verstand begrijpend, werd het hem duidelijk, dat zijn leven sinds het gesprek met de drie hooggeplaatste Fransen in de tent veranderd was. Er kwam een voldoening over hem, die hem naar geest en vlees weldadig vervulde. Massou en hij waren dus verzoend. Hij was verzoend met al zijn rasgenoten. Hij zag het aan de uitdrukking van hun gezichten; zij keken bezorgd, glimlachend of nieuwgierig, en de achterdocht, die hij voordien in hen had bespeurd, de afkeer en de wrevel waren nergens herkenbaar meer. Hij had daar uitgeput gelegen, maar de voldoening was zo strelend diep, dat dit uren zo had mogen duren. Toen had Massou de anderen met een kort gebaar verjaagd, en hij was alleen gebleven met den stok- | |
| |
vechter, kijkend naar de breekbare hemel, die in het gouden teken van de namiddag stond; vlak boven zijn hoofd vlogen twee flamingo's naast een wolk, als hielden zij er een wedstrijd mee. Terwijl hij zich rekenschap gaf van het welbehagen, dat hem ziel en zinnen doortintelde, had hij ook bespeurd, dat zijn schouder inmiddels was verbonden; er was een zachte druk van zalf en welbevestigd linnen, dat de pijn ophief. Hij begreep, dat de blanke, die naast hem geknield had, een chirurgijn moest zijn
geweest. Had Massou er voor gezorgd? Het kwam hem zo voor. Hij keek den reus aan, en zei langzaam het Afrikaanse woord, dat ‘broeder’ betekent:
- Minoe' moto... -
Massou beantwoordde blik en woord met zwijgende verlegenheid. Hij bewoog de bladwaaier een keer of wat, en deed een poging om te spreken. David zag, hoe moeizaam hij zich tot een zelfrechtvaardiging inspande, en weerde af:
- Het is goed... -
Zoals alles was, was het volmaakt geweest; hij had dit ogenblik voor eens en altijd stil willen zetten: de glans van de hemel met de schittervogels; de geruchten van het kamp, die door de afnemende passaat zachtjes werden vereffend, de aanwezigheid van dien ander. Eindelijk boog Massou zich naar hem over, schraapte zacht zijn keel en vroeg:
- Je wist het dus? -
David knikte toestemmend.
- Ik wist sinds gisteren, dat je mijn broer bent, - zei David. - En sinds gisteren weet ik, dat jij de papaloi op Justin's plantage bent geweest! -
Over Massou's verlegen gezicht had een kleine trotse glanzing gespeeld.
- Goed... ik wist het al jaren. Maar ik kon het niet zeggen, omdat ik niet zeker van je was. Je was op het herenhuis - ver van ons allen. Maar nu ben ik overtuigd, wij allemaal zijn
| |
| |
overtuigd van je. En iedereen weet nu, dat wij beiden zonen van Boucman zijn.
David knikte weer.
- De volksrepresentant, - begon Massou eensklaps, als was er tussen hem en David al te veel vertrouwelijk gevoel gewisseld, - heeft gevraagd, waar hij tekeningen van je kon zien. Scipion had ze, en ik heb ze aan massa Hugues gegeven. Hij is een groot hoofdman. Hij is beter dan hij dien zij generaal noemen. -
David had zich op de ellebogen opgericht.
- Mijn tekeningen...? Wat wil hij er mee? Heeft hij er iets van gezegd? -
Massou schudde het hoofd met een uitdrukking in zijn ogen, als betreurde hij het meer dan David, dat de Fransman alleen maar nieuwsgierig gebleken was.
- Geduld moet je hebben, - zei hij. - Hij zal ze eerst op zijn gemak willen bekijken... Je hoort er zeker nog van. -
Daarop was Aristide gekomen en had een Frans kookketeltje vol vleesnat gebracht, en wittebrood met gedroogde vis, en David had heerlijk gegeten; en kort daarop, vóór de schemering viel, waren de negers op aanraden van de Fransen teruggekeerd naar het kamp in de delling, waar zij des ochtends de vrouwen, kinderen en ouden van dage gelaten hadden, die niet onbeschermd mochten blijven, aangezien de Britten maar enkele mijlen verder weg, in Point-à-Pître, zaten, en er zeker kleine patrouilles in de omtrek waren, en ook, omdat er in het Franse kamp geen plaats over was voor duizenden zwarten. Die avond waren van verschillende plantages nog veel meer negers komen opzetten. Het was als een groot feest geweest; overal hadden vuren gevlamd, er waren geiten geslacht, men had zich te goed gedaan, gelachen en gebabbeld; later waren allen, tot aan grijsaards en besjes toe, gaan dansen. De hoofden zaten met Massou om een groot vuur, en de nieuw aangekomenen keken met jaloerse eerbied naar de Franse
| |
| |
wapens, die Massou en de zijnen al gekregen haden; en éen van de kampioenen had Massou tot een stokgevecht uitgedaagd, waarbij de opwinding ten top was gestegen. De tamtams hadden tot diep in de nacht door David's slaap geklonken, want hij was bij al zijn geluk en bijna kinderlijke vreugde moe geweest, en tussen de bedrijvigheid door telkens ingesluimerd, niet zonder dat hij zich bewust gebleven was van een rusteloos deinen en bewegen, dat gerucht en gezang, maar ook gebaar en dans had kunnen zijn... Hij had de hemel zien verbleken tot saffraangeel, zeegroen, melkwit, totdat de nacht plotseling het firmament besloeg met een warme blauwe nevel, waar een vonkenzwerm doorheen beefde, die zowel uit sterren als vuurvliegen leek te bestaan... Hij was nog éen keer ontwaakt, voor hij geheel insliep, om te bemerken, dat de hoofdmannen met gevelde speren de oorlogsdans dansten; Massou was onder hen. Zij hadden alle kleren afgelegd op een gordel van papegaaien- en reigerveren na; hun lichamen waren met rode en grijze aarde beschilderd, in hun oren hadden zij grote koperen ringen, om hun nek een ketting, waaraan de tanden van jagoears en haaien naast glasscherven en bloedkoralen glinsterden; boven hun voorhoofd wapperden vederbossen, waarschijnlijk van onschuldige vogels, maar bloedrood en schelgroen geverfd. Zij waren uitgelaten als iedereen, krijsten, lachten en zwaaiden de assegaaien, terwijl de tamtam uitbundig dreunde... David had zich als een kind laten wiegen op de vreugde en saamhorigheid van deze honderden mannen, met wie hij zich nooit zó verwant had gevoeld. - Diezelfde avond, zo hoorde hij later, hadden ook de Fransen in hun kamp gedanst en gezongen; zij hadden een nieuw lied met een refrein, waarin het woord ‘république’ aldoor terugkeerde; en David verheugde zich om de overeenstemming, die er onbewust tussen zwarten en Fransen scheen te bestaan.
De volgende dag was er krijgsraad in de tent der volksrepresentanten. De negerhoofden met Massou aan de spits
| |
| |
waren er bij uitgenodigd. Zij keerden terug, Massou dit keer in een werkelijke uniform, lichtblauw met witte tressen en epauletten, die hem om de schouders knelde, als dreigden de naden elk ogenblik te zullen springen; en het was nog wel de grootste, die men had kunnen vinden. De anderen droegen nu ook bandelieren, sabels en pistolen; en Bonny, die met zijn meester ter jacht placht te gaan, torste fier de nieuwste Franse vinding: het tirailleergeweer met de slanke kolf, een gevaarlijk wapen, dat elk schot vrijwel trefzeker maakte. Zij allen hadden het vuurwapen bewonderd, en Bonny, die een paar uur naar den Fransen instructeur geluisterd had, beweerde, dat de Fransen met dit wapen een tienmaal sterkeren vijand konden verslaan; de roodrokken en aristocraten hadden enkel oude musketten. De republiek, zo zei Bonny, is niet alleen rechtvaardig; alle wijze mannen staan aan haar zijde, en zij denken iedere dag een nieuw strijdmiddel uit; alle blanke medicijnmeesters bieden Frankrijk hun diensten aan. Hij schreed met fiere pauwentred, het geweer op de schouder, door het roerige negerkamp, en moest het wonder, tot zijn grote tevredenheid, telkens opnieuw aan andere groepen van nieuwsgierigen uitleggen.
Massou had ondertussen ander nieuws, dat hij David in vertrouwen vertelde: spoedig zouden de Fransen en Engelsen slaags raken. Nog enkele etmalen, en de republikeinen, die nu de ligging van het land enigermate kenden en wier verkenners van de Britse posities rondom de stad en langs de Salée terugkeerden, waagden de aanval op fort Fleur d'Epée, dat de haven van Point-à-Pître beheerste, en met de verovering waarvan Hugues beginnen wilde, voor hij de zwakkere stellingen aantastte. Generaal Aubert was vrij somber gestemd geweest aangaande de vooruitzichten van een bestorming en Massou had uit de gesprekken van den generaal en de volksrepresentanten opgemaakt, dat de militair de hele onderneming eigenlijk donker inzag sinds hij bemerkt had, dat er
| |
| |
10.000 Engelsen op het eiland waren, en dat er naar waarschijnlijkheid nog evenveel onderweg waren van Martinique.. ongerekend dan nog de versterking, die de Engelsen al van de planters en andere royalisten op Guadeloupe ontvingen. Massou had betoogd, dat die versterking nooit zo groot kon zijn, en dat daar dan toch tegenover stond, dat er duizenden mannen aan zwarte hulptroepen bijgekomen waren. En Hugues had den generaal, die aldoor met de plattegrond van de stad voor zich gezeten had, scherp aangevallen en gezegd, dat het er om ging, de Britten vóór te zijn, en dat het hem, welbeschouwd, geen snars kon schelen, of er nog meer tegenstanders bijkwamen; hij had, zo zei hij, opdracht ontvangen van de Conventie, om Guadeloupe te heroveren en te zuiveren, en hij dacht er niet aan, die opdracht naast zich neer te leggen... De generaal antwoordde, dat hij er natuurlijk evenmin aan dacht, de orders der Conventie te veronachtzamen, maar dat men zich tegenover een militaire overmacht geplaatst zag, waarop men niet gerekend had; hij had echter ook gezegd, dat hij de laatste beslissing aan Hugues en Chrétien overliet. De officieren hadden veel over het voor en tegen gesproken en Chrétien was opgestaan, en had gezegd, dat republikeinse deugd zich nimmer verloochent, in 't bizonder niet als het gevaar dreigend is, en daarop was besloten, het fort stormenderhand te nemen, omdat men de hoofdstad en haar haven in onbestreden bezit moest hebben. Nu kwam het er voor de negers op aan, besloot Massou, om te tonen dat zij evengoed konden vechten als de blanke soldaten, omdat het beter was, de vrijheid zelf te verdienen, dan haar geschonken te krijgen...
David luisterde niet zonder trots naar wat zijn herculische broer vertelde. Hij zelf wachtte met spanning het ogenblik af, waarop hij met de soldaten tegen Britten en planters op kon trekken. Er was een soort blinde bezieling in hem, die hem drong, de jaren van slavernij door een grote daad onge- | |
| |
daan te maken, al besefte hij, dat zij allen tezamen eigenlijk niets goed konden maken, voor zover het 't verleden betrof; men kon misschien alleen zeggen, dat men nu een kans had, het leven der nakomelingen dragelijker te maken... Er bestond bij dit alles, dat hij niet redelijk overwoog, maar als aandrift en overtuiging doorleefde, éen vage zorg: wat was er met zijn tekeningen gebeurd? Hij begreep, dat Victor Hugues nu geen tijd had, die te bekijken, of althans om er met hem over te spreken, - laat staan, dat hij zelf getekend kon of wilde worden. David had brandend graag nog veel meer dingen willen tekenen, maar hij bezat de moed niet, om papier en krijt te vragen, evenmin als hij daartoe de tussenkomst van Massou durfde in te roepen. Hij dwaalde een paar keer door het Franse kamp, en zag Chrétien en den generaal van verre, maar hij had niet de moed, hen te naderen, en hij wist veel te goed, dat voor hen op een afstand alle negers op elkaar lijken. De meeste tijd sleet hij bij zijn eigen volk, voornamelijk met de hoop, dat hij tussen negers en negerinnen haar terug zou vinden, die in de ‘nacht der vrijheid’ op de open plek gedanst had. Hij twijfelde er niet aan, of de jonge vrouw was een mamaloi der vaudoux, zoals Massou een van hun medicijnmannen was. Misschien waren zij zelfs de ‘koning’ en ‘koningin’ der heimelijke feesten. Hij dorst er Massou ook al niet naar vragen, zonder naar de geheimen van het zwarte genootschap zelf te moeten vorsen, die Massou natuurlijk strikt verborgen hield, en die hij, David, hoogstens te weten zou komen, als men hem ooit de eer van een inwijding
waardig keurde... Het feit, dat hij de danseres niet terug kon vinden, werkte, met al de spanningen en roerige gedachten van het ogenblik, af en toe beklemmend op hem. Hij kon zich haar, als hij de ogen sloot, klaar en als op steen getekend voorstellen; maar wanneer hij haar met open oog en wakend in deze of gene dacht te herkennen, vervluchtigde die inwendige herinnering altijd opnieuw. Het kwam hem voor, alsof veel van wat hem in de
| |
| |
dagen vóór de algemene vlucht overkomen was, niet veel meer was geweest dan een droom, want ook de jonge negerin kreeg de betekenis van een gedaante uit de droom. Wanneer David des avonds in het halfdonker der natuur en in het halfdonker van zijn wensen en denkvoorstellingen geborgen lag, vroeg hij zich af, hoe hij er toe gekomen was, de naakte Liberté zo te tekenen, dat de danseres er op lijken moest; hij bemijmerde in gelukkige en hoopvolle verwarring vaak, wie er eigenlijk eerst was geweest, de vrouw van de tekening of de negerin, die bij de tam-tams zo extatisch gezongen had.
Massou en hij hadden over de ‘vrijheidsnacht’ als bij zwijgende afspraak nooit met een woord gerept. David giste tennaastenbij, dat Massou de anderen wel eens kon hebben wijsgemaakt, dat hij David alles had laten ‘vergeten’. Het eigenaardige was, dat David inderdaad, buiten het beeld van de negerin, dat dan alleen zin had in zijn dromen, weinig heldere herinnering meer bezat aan de dans en het lied der bijeenkomst, alsof ook die tot de zonderlinge, nu ontastbare wederwaardigheden van een afgesloten bestaan behoorde. Het gaf hem een dubbelzinnige voldoening, dat Massou zo veel meer bleek te zijn dan een plantage-slaaf met bruikbare spieren. Massou verstond iets van de Afrikaanse tovernij, waarmee David vaak de spot had gedreven, en waaraan hij in zijn binnenste toch steeds vaag was blijven geloven. Hoe ver ging die heksenkunst, en voor en tegen wie werd ze gebruikt...?
|
|