Verzen(1932)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 42] [p. 42] [Wij zwerven door het park] WIJ ZWERVEN door het park. Het wordt al herfst. Nooit waren wij zoo aan elkaar gebonden als nu de gloeden luwen en de gronden zich dekken met oud purper dat besterft. Nooit wisten wij dat liefde zoo zichzelve buiten de grenzen van een droom kon strekken - De zon is zacht, de luchten die zich welven grondeloos diep, en vogelzwermen trekken. Nooit wist ik, dat ik U zoozeer bezat als nu de lust gegaan is en de vruchten zich langzaam zetten onder 't roode blad en 't stil en helder wordt na de geruchten. Nu rust ik en ben gansch van U omgeven: Uw geur, Uw welbeminden oogopslag. Zooals de jonge wijn bloeit, bloeit mijn leven onder de rijpe vriendschap van Uw lach. Vorige