in te slaan. Wat deed de kerel in zijn boot? Wat vroeg hij naar zijn geweer?
- Ga d'r uit, hoorde hij zichzelf eensklaps grimmig zeggen; - d'r uit, Boukema! Ik hèb geen geweer.
Boukema stapte over het bankje heen, en keek in de achtersteven.
- Niet, hè? Dat zeg jij, jong! Maar ze horen hier allegedurigen schieten, en dat gebeurt steeds, als jij in 't veld zit. Ik vertrouw je niet, zo lang als je bent. Je hebt 't geweer hier ergens verstopt.
Ekke's hand greep de riemen.
- Zoek dan maar. Ik moet naar huis.
De veldwachter glimlachte, en ging achterin zitten.
- Een andere keer. Ik ga met je mee tot het dorp.
Ekke zag, dat hij gevangen was. Hij trok wild aan de riemen. Maar hij zei geen woord.
De politieman haalde een sigarenstompje uit zijn zak, stak het op en blies de rook tergend om Ekke's hoofd. Ook hij zweeg.
Toen ze bij de opslagplaats meerden, stapte Boukema uit. Zijn vierkante blauwe gedaante hief zich vijandig tegen de stapels gele stenen, die er lagen. Ekke keek nors naar hem op.
- Bedankt voor 't zetje, zei de veldwachter koud. - Enne... dat geweer, dat vind ik ook nog.
Ekke haalde de schouders op en roeide naar het erf van Regina. Hij wachtte drie dagen, voor hij zich weer naar het buitenveld waagde. Op een middag, toen er een boeldag was, - en hij wist, dat de veldwachter daar aanwezig moest zijn om de beschonken kopers in toom te houden - haalde hij de buks terug. - Hij reinigde en oliede ze met zorg; toen borg hij ze weer op zolder weg. Hij repte met geen woord tegen Regina van de ontmoeting. Hij was niet bang, maar zijn onverschillige zorgeloosheid was toch gebroken. Hij wroette in zichzelf met vragen: hij was opgestaan tegen gebod en wet; hij was een misdadiger gelijk. En hij begreep, dat hij, tegen het gezag dat hij in den veldwachter haatte, andere middelen