X
Het familie-schandaal werd uitgestreden in de opkamer van de Eisinga's, achter de stargroene bladen van de clivia's en de overwelige vingerplanten in kopergerande potten, de ge plooide stijfselkragen der gordijnen, tussen het koude spiegelen van een roodgewreven kast en de zwarte feestdagglans van een kachel, die enkel voor blinkende pronk in het mooiste huisvertrek was opgesteld.
Het was een uiteinde van klinkende vergelding.
Herre Wiarda zat er, met donkere brauwen, en Adzer Eisinga, en de zwaarlijvige Pierk; en tegen de beddewand, op enkele meters van de anderen, leunde Pieter, lang, ziekelijk en mager. Hij volhardde zonder zich te verdedigen in een boosaardig stilzwijgen, zolang Herre sprak en voor de schoonouders alle fraude's en wandaden van hun zoon breed uitmat. Slechts éénkeer viel hij uit, rauw en verstikt door de naijver jegens den altijd fortuinlijke:
- Hou op, man - je bent ommers zelf geen haar beter! Waarom mag jij wel in de Leeuwarder café's zitten en alle wijven tracteren, die je wilt, en den groten banjerheer uithangen? Omdat 't jou altijd meeloopt - - omdat niemand merkt hoe jij aan je geld komt! Maar net omdat ik nou de wind tegen heb gehad... en dat ongeluk nog met die snotmeid - -
De aderen aan Herre's slapen zwollen.
- Ik... wijven tracteren? Wel verd...
Maar Adzer Eisinga stond op. Hij was zeer bleek geworden bij het relaas van Pieter's wandaden, zoals zijn vrouw pioenrood en van tranen overstroomd antwoordde op al het vreselijke, dat haar hoop en trots had bedreven. Adzer Eisinga stond daar streng en lang en dreigend rechtop, en Herre zweeg bevreemd om die ongewone aanblik.
- Geen geschreeuw hier tegen mekaar! We bennen volwassen mensen, en geen kinderen! Wat er gebeurd is, is al erg genoeg. En Herre hoeft zo hoog niet op te geven van Pieter's ongeluk. Ik zal Pieter niet verdedigen. Maar de zaak