Steen-rotsen, Steenen.
DIght by't Klooster Michaelstein (in't Ampt Blanckenburg) vintmen in't Bosch twee hoge Klippen, of Rotsen, vande Natuur sodanig gevormt, datse d'eygentlijcke gestalte van twee Monicken seer aardig afbeelden.
Ontrent een halve Mijl daar van daen, op de hoogte, is een Steengroef, daar de Steenen, gevormt als ronde Schotelen, in en nevens malkander staan; even als ofse door de naarstigheyd van menschen handen sodanigh gerond, uytgehold, in en aen malkander geset waeren. D'Inwooners behoeven derhalven voor geen Schotelen, noch Drinckvaten voor haar Vee te sorgen, wijlse die in dese Groef ghenoeg voor niet konnen krygen.
Rondom Neurenberg wert een bysonderen aart van Stenen gevonden, die tot allerley Gebouwen ghebruykt werden. Terwijlse noch in d'Aarde legghen, sijnse weeck, en konnen derhalven lightelijck uytghehouwen en ghevormt werden nae een yeders begeerte: Maer een tijd lang inde Son en Wind gelegen hebbende, werdense so hard, als eenige Marmel sijn mag.
In't Eylandt Negropont vindmen den Steen Amantus. Deese kanmen tot Gaeren bereyden, en Lijnwaadt daer van maecken; 'twelck onsuyver geworden sijnde, niet gewassen, maer in't vyer gheworpen, en op sulck een wijs [sonder eenige schade te lijden] gereynight wort Even sodanig pleghen oock die van Narsinga in Oost-Indien met hun vuyl Lynwaadt te handelen.
EYNDE.