Vlamrood(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] De zee. De maan is veeltintig; 't verheugt u te staren Op d'edele golfslag, of 't spel van de meeuw. Geniet gij uw eigen uitbundige baren? Geniet gij uw ijlten van zomersche sneeuw? Gij luistert, hoe 't schuim in de duisternis dondert; Geniet gij hoe 't fluistert, uw kleed van satijn? O gij, die om 't lichten der zee u verwondert, Geniet gij uw oogen, die heerlijker zijn? De zee heeft geheel haar betoov'ring verloren. De naad'ring van 't noodweer verschrikt u. Gij scheidt. - Vermoedt gij de Storm, die gij nimmer zult hooren, Hoezeer hij 't nauw-speurbaar geruisch begeleidt? Vorige Volgende