De nacht(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Dank. Uw org'lende oceaan. Uw stemmelooze sterren Zijn sterk in mijn gemoed gegrift, Maar niets, o God, is als mijn levensdrift U aan te zien, schoon werelden Uw straal versperren. Ik heb U lief. Ik min U, als het schuim Dat uit een beker stormt, de wijde lucht. Ik heb U lief, maar niet om 't sterrenruim Dat vaak mijn blik ontvlucht. Ik heb U lief, omdat Gij zijt van goud En in mij daalt als 't licht in een spelonk. Ik heb U lief, omdat Ge mij vertrouwt Te dragen van Uw licht en zwakke vonk. Ik heb U lief, omdat als vreugde schoon En als betoov'ring Gij almachtig zijt - Ik heb U lief, omdat mijn zwakke toon Geheel aan U kan zijn gewijd. Vorige Volgende