De nacht(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] De Twintigjarige. Zij dacht, dat alle drift bezweek En zeeg, reeds met haar dood. Zij dacht, dat niets de pracht geleek Die schitterde in haar schoot Van diamant en parelbeek, Van snoer en schild en boot. Zij dacht, dat aller levens lust Verging, zoo 't avond werd: De zon gebluscht, ons dal in rust, De lucht met vuur besterd; Zij dacht dat 's Doods verlangde kust Ons pad met macht verspert; Zij dacht, dat niets op haar geleek, Noch 't schitt'ren in haar schoot Van diamant en parelbeek, Van snoer en schild en boot: Zij dacht, dat aller drift bezweek En zeeg, reeds met haar dood. Vorige Volgende