De Nederlandse volkskarakters
(1938)–P.J. Meertens, Anne de Vries– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |
Ter inleidingEvenals de volkerenpsychologie ligt ook de wetenschap der volkskarakterologie nog in de windselen, en wie dus bij de verschijning van dit boek de opmerking maakt, dat deze praematuur is, dat de tijd voor het schrijven van een karakterologie van het Nederlandse volk en zijn onderdelen nog lang niet gekomen is, heeft volkomen gelijk. Inderdaad ontbreken ons daartoe nog zo goed als alle bouwstoffen, vereist voor een karakterbeschrijving, die de toets der wetenschappelijke kritiek kan doorstaan. De Groningse hoogleraren Heymans en Wiersma hebben in 1905 onder de Nederlandse artsenGa naar voetnoot1) een enquête ingesteld naar de psychologie van het Nederlandse volk, waarbij voor ruim 2400 personen gegevens zijn binnengekomen, maar aangezien bij dit onderzoek niet werd gevraagd naar de woonplaats en de herkomst der betrokkenen, hebben de daarmee verkregen gegevensGa naar voetnoot2) alleen waarde voor het Nederlandse volk in zijn geheel, niet voor de afzonderlijke delen. Evenzo heeft de bekende studie van Heymans over ‘Die Psychologie der Frauen’ (1910) alleen voor de Nederlandse vrouw in 't algemeen, en dan nog met uitzondering van de arbeidersvrouw, waarde. Aan de hand van de enquête van Heymans en Wiersma heeft Dr Jul. Leydesdorff, een der medewerkers van deze bundel, een onderzoek ingesteld naar de Nederlandse Joden, waarvan het resultaat is neergelegd in zijn academisch proefschrift ‘Bijdrage tot de speciale psychologie van het Joodsche volk’ (1919). Soortgelijke onderzoekingen voor de bewoners der verschillende gewesten van Noord- en Zuid-Nederland ontbreken ten enenmale. Wie zich dus een oordeel wil vormen over de psychologie van bepaalde bevolkingsgroepen, is daarbij bij ontstentenis van wetenschappelijke gegevens geheel en al aangewezen op eigen en anderer oordeel, op de getuigenissen der historie en op de belletrie, waarin getracht is het karakter van een bevolking weer te geven. Al deze | |
[pagina VI]
| |
bronnen zijn stuk voor stuk in de hoogste mate subjectief, en het valt dan ook niet te verwonderen, dat ze elkaar telkens en voortdurend weer tegenspreken. Wanneer we het niettemin gewaagd hebben, in dit boek een aantal opstellen bijeen te brengen waarin zowel het Nederlandse volk in zijn geheel als in zijn delen wordt gekenschetst, is dat dan ook gebeurd in de stellige overtuiging dat deze eerste poging tot samenvatting in menig opzicht slechts een voorlopig karakter kan dragen. Voortgezette studie, vooral ook langs de weg der wetenschappelijke enquêtes, en de opmerkingen van ter zake deskundige lezers kunnen er het hunne toe bijdragen, een eventuële herdruk meer aan het doel, dat wij ons voor ogen stelden, te doen beantwoorden dan deze eerste uitgave het doet. Stellig zal dan ook met vrucht gebruik gemaakt kunnen worden van de gegevens, die thans in de Wieringermeerpolder, onder leiding van Prof. Wiersma, worden verzameld over het karakter der bewoners, die zich uit alle delen van de noordelijke Nederlanden aldaar gevestigd hebben. Dit onderzoek, voor zover ons bekend het eerste hier te lande dat ter plaatse wordt ingesteld, is omslachtiger en tijdrovender dan de schriftelijke enquête, maar bezit tal van voordelen boven deze. We hebben van de medewerkers, die ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor hun eigen bijdrage, gevraagd dat zij naar hun beste weten en zonder enig vooroordeel of vooropgezette sympathie hun mening zouden weergeven over de bevolkingsgroep, waarvan zij zelf deel uitmaken. Alleen voor de keuze der medewerkers zijn wij verantwoordelijk. De rasvermenging die sinds eeuwen in onze lage landen heeft plaats gevonden, maakte de indeling van ons volk in groepen niet gemakkelijk. Intussen menen we, dat we die groepen, die een eigen karakter vertonen in het bonte geheel van de Nederlandse volksaard, naar voren hebben gebracht. Dat onze zuidelijke landsgrenzen wel twee landen, maar niet twee volken van elkaar scheiden, mogen we als bekend veronderstellen, alhoewel niet zó bekend dat we niet het Groot-Nederlandse karakter van dit boek met een enkel woord willen beklemtonen. Een enkele lezer zal misschien de opmerking maken dat dan ook de Oost-Friezen over onze oostelijke grenzen een plaats hadden moeten krijgen; wij meenden echter dat hun volksaard niet zozeer van die der Nederlandse Friezen verschilt, dat zij een opzettelijke studie wettigde. De Nederlanders in den vreemde (o.a. in de Oost en de West) vertonen o.i. te weinig een eigen volksaard of zijn te zeer ontnederlandst, dan dat ze hier een plaats mochten krijgen. | |
[pagina VII]
| |
Daarentegen namen we wèl afzonderlijke hoofdstukken op over het karakter der Noordzee- en der Zuiderzee-vissers en dat der Nederlandse Joden: drie bevolkingsgroepen, die enerzijds nog steeds hun eigen karakter hebben behouden, en anderzijds op het karakter van ons volk in zijn geheel grote invloed hebben uitgeoefend. De Utrechtse fotograaf Willem van Malsen heeft bij iedere schets een foto van een man en een vrouw uit de behandelde groep genomen. Al deze foto's stellen personen voor, die uit de streek hunner inwoning afkomstig zijn, en wier voorgeslacht er sinds mensenheugenis gewoond heeft. De gegevens dienaangaande zijn in ons bezit. In een aparte bijdrage geeft de heer Van Malsen zijn indrukken weer van zijn tocht door Groot-Nederland en geeft hij tevens bijschriften bij de door hem genomen foto's, die wij van belang achten om de scherpe intuïtie, waarmede hij het volkskarakter heeft gepeild. De eerste ondergetekende heeft aan dit boek een lectuurlijst toegevoegd, waarin een overzicht wordt gegeven van wat er over het karakter der Nederlanders gepubliceerd is. Deze lijst bedoelt slechts, de lezer die zich verder wil oriënteren over het karakter van een bevolkingsgroep, de weg te wijzen; op enige volledigheid maakt ze allerminst aanspraak. De heersende spellingchaos heeft ons genoodzaakt, de medewerkers in de spelling van hun bijdragen geheel vrij te laten.
P.J. MEERTENS. ANNE DE VRIES.
Amsterdam-Driebergen, September 1937. |
|