'Voor Polleke en zijn ouders zal het geen vrolijke boodschap wezen,' zei ze.
'Da's waar ook!' riep Jaap. Daar had hij nog niet aan gedacht.
'Of juist wel,' meende Gijs. 'Als ik Jaap goed begrepen heb, waren ze niet erg gesteld op de bezoeken van dat familielid...'
Maar Moeder bleek gelijk te hebben. Tegen de avond kwam de boswachter even aanlopen en vertelde, dat de stroper in de cel zat. Hij had nu opgegeven, dat hij Frans van der Schaaf heette, dat hij met zijn woonwagen in het kamp halverwege de stad stond en dat hij getrouwd was met een jongere zuster van vrouw Zandstra. Hij zou echter na al zijn leugens vastgehouden worden, tot gecontroleerd was, of hij nu naar waarheid zijn naam en adres had opgegeven. Het wild, de strikken en het hondje waren in beslag genomen.
'Wat zal er met dat hondje gebeuren, Opa?'
'Dat zal wel moeten worden afgemaakt,' zei de boswachter. ''t Is jammer, maar het is een gevaarlijk beestje in het bezit van die man. Het is afgericht op de stroperij, de vent zou er morgen weer ergens anders het veld mee in kunnen trekken. Zonder dat hondje zou ik hem de eerste avond nadat wij de strikken gevonden hadden, reeds gepakt hebben. Hij heeft verteld, dat hij toen in de buurt geweest is, maar dat het hondje hem gewaarschuwd had, dat er onraad was... Zo, en nu moet ik nog even naar Zandstra, want