Ja, stil dan maar, dan gaan we, hoor...'
Hij wierp de garagedeuren open en toen pas zag hij Jaap. En het was een heel andere stem, die vroeg: 'Wat moet jij hier?.... Hè?.... Wàt zoek je hier in mijn tuin?....'
'O meneer, ik wou u wat vragen,' zei Jaap.
'Wat zeg je?... Koest, Tiras!... Vragen?... Hè?... Vragen?... Ja, waarom bel je dan niet? Dáár is de voordeur toch, hè?'
'Ja, maar ik zag u lopen,' zei Jaap. En hij zette meteen maar door: 'Meneer, mogen wij een paar noten?'
'Noten, noten? Hè?... Wat is er met die noten... Koest, Tiras!... Zijn dat jouw noten of zijn dat mijn noten? Hè?'
Oók een vraag! dacht Jaap. En hij zei moedig: 'Wij willen graag een paar noten hebben. Wij dachten, omdat u ze toch niet plukt... De eekhoorns vreten ze allemaal op.'
'Er uit!' riep de notaris. 'Wat heb jij daar mee te maken, kwajongen, als ik die noten aan de eekhoorns geven wil, hè?... Zijn het mijn noten of zijn het jouw noten? Maak, dat je wegkomt!'
Hij kwam een paar stappen op Jaap toe en ook de hond maakte een dreigende sprong in diens richting, maar werd aan de riem terug gehouden. Jaap had een lelijk woord op de tong, maar hij hield het in. Hij draaide zich schijnbaar rustig om en liep terug naar de weg, maar hij deed het