Voorbericht.
Het derde leerjaar, waarvoor dit boekje is bestemd, is misschien wel het moeilijkste inzake het leesonderwijs. Het is de tijd, waarin de overgang tussen 'aanvankelijk' en 'voortgezet' lezen, die bij de meeste leerlingen in het tweede leerjaar reeds is begonnen, zich geheel voltrekt. En de ervaring op alle scholen is, dat in deze periode gemakkelijk een dalen van het peil optreedt in de goede leestoon der klasse.
Het snel opvatten van het woordbeeld, het vlug en vlot kunnen zeggen van 'wat er staat,' dat voorheen het voornaamste doel was, althans in het bewustzijn der kinderen, ontaardt nu gemakkelijk in raffelen, waarbij het rustig overdenken, het bezinken van het gelezene, niet tot zijn recht komt. Gelukkig kan die overgang door het volgen van de nieuwe methode voor het aanvankelijk leesonderwijs, waarbij het spellen op de achtergrond is geraakt, natuurlijker en gemakkelijker plaats vinden. Maar een feit blijft toch, dat in geen leerjaar meer gelet moet worden op de goede leestoon.
Hiervan uitgaande hebben wij, om de taak van de onderwijzer te vergemakkelijken, gepoogd:
a. | om de leesstof in dit deeltje zo levendig en fris te doen zijn, dat die 'spreekt' tot de kinderen; |
| |
b. | zo boeiend, dat de aandacht niet verslapt; |
| |
c. | hebben wij het verband tussen de lesjes zo stevig gemaakt, dat een willekeurig gedeelte moeilijk goed begrepen kan worden, als het voorgaande niet bezonken is. |
En ten slotte hebben wij rekening gehouden met de verwijding van de geestelijke horizon der kinderen en de verdieping van hun moreel besef, door in dit deeltje op het leerzame en karaktervormende der lectuur (voor de kleinen onopzettelijk) de nadruk te leggen.
ANNE DE VRIES