Jaap liep verder.
'Waarom lachte Gijs zo slim?' dacht hij.
In de boomgaard vond hij Gerdientje. Die zat achter de takkebossen. Toen liepen ze samen terug. Gerdientje zong:
'Blijf zitten, waar je zit
En verroer geen lid!'
Kijk, daar kwam Gijs weer aan, met de mand op zijn schouder.
'Hè, hè!' steurde Gijs, 'wat zijn die aardappels zwaar!... Dat valt niks mee, hoor! Zal ik hem jou eens op je schouder zetten, Jaap?'....
'Dank-je-wel!' lachte Jaap en hij liep gauw verder. Maar waarom had Gerdientje nu zo'n schik?....
Jaap zocht in de schuur. Daar vond hij Polleke. Die zat in de oude slee, onder het dekkleed. Maar zijn stok stak er een beetje uit. En daardoor vond Jaap hem.
Nu Zus nog!.... Waar was die kleine meid toch heengekropen?....
Jaap zocht de hele schuur af. En toen het erf. Maar hij vond Zus niet.
Hij ging maar weer eens naar de tuin. Kijk, Gijs zag hem komen en zette al weer de mand op zijn schouder. Moest hij nu al weer aardappels halen?....
'Blijf zitten, waar je zit
En verroer geen lid!'....
zongen Polleke en Gerdientje.