vrienden met de grote hond. Ze renden blaffend elkaar achterna door de tuin.
Zus werd wat bang door dat wilde spel. Grootmoe haalde haar in huis. Jaap en Gerdientje bleven bij Opa.
Ergens in het bos zat een merel te fluiten. En een andere merel gaf antwoord. Maar die zat niet buiten. Die zat in een kooi voor het raam.
'Hoor je dat?' vroeg Opa. 'Wij moeten onze gevangene weer vrij laten, jongens!.... Zullen we het maar dadelijk doen?'....
O ja, dàt vonden ze fijn! Jaap mocht de kooi halen. De merel sprong druk heen en weer, stok-op, stok-af en hield niet op met piepen.
'Stil maar,' zei Jaap. 'Je mag weer naar je vriendjes toe, hoor!'...
Hij zette de kooi op het tuinpad. Grootmoe en Zus kwamen ook kijken.
'Ziezo,' zei Opa. 'Wel bedankt voor je gezelschap, hoor!... En als je weer een vleugel gebroken hebt, dan kom je maar terug.'
Toen zette Gerdientje het deurtje open. De
merel keek er naar met zijn kopje schuin.
Wip!.... daar zat hij op de rand.
Rrrt!.... daar ging hij de wijde wereld in.
'Goeie reis,' zei Opa.