| |
| |
| |
1. Het grote plan.
De fietsbanden zongen een monotoon en toch wel opgewekt liedje op de tegels van het rijwielpad en de bomen langs de kant zoefden snel voorbij. Zonlicht blikkerde door het bladerdak op het nikkel van Jaaps fiets, zonlicht stond in helle glanzen boven de weiden en velden tot aan de verre horizon en Jaap voelde zich zo gelukkig en zo hunkerend-blij, hij zou zo wel tot het eind van de wereld willen rijden.
Hij fietste achteraan, naast Kees Verkuil, - Kees van de veldwachter - en vóór hem reden Wim van de dominee en diens oudere broer Chris, die al student in de medicijnen was, maar die het niet beneden zijn waardigheid achtte om drie weken lang met de jongens het land door te trekken als hun leider en beschermer. Ze konden er hem niet dankbaar genoeg voor zijn, want zonder hem zouden ze zeker geen toestemming gekregen hebben.
Het plan voor de tocht was pas enkele weken geleden bij de jongens opgekomen, toen het tot hen door begon te dringen dat hun wegen zich spoedig zouden scheiden. Wim moest toelatings-examen doen voor de H.B.S., Kees zou met September naar de Mulo gaan en Jaap naar de landbouwschool.
| |
| |
Heel de lagere-schooltijd waren ze vrienden geweest en hadden elkaar bijna dagelijks gezien, nu zouden ze alle drie nieuwe schoolvrienden krijgen. Was zo'n kampeertocht geen prachtig besluit van hun zesjarige omgang?
Wim zou de kat de bel aanbinden en het eerst om toestemming vragen. Als de dominee voor het plan gewonnen was, hadden de jongens listig overlegd, zouden ze de beste kans hebben dat ook de andere vaders wel over te halen zouden zijn. Hij had een gunstig ogenblik afgewacht, namelijk toen hij na zijn examen met behoorlijke cijfers thuis kwam als toekomstig H.B.S.-er en op alle bezwaren die zijn vader op zou kunnen werpen, had hij zich behoorlijk voorbereid. Fietsen hadden ze, hij en Kees een eigen rijwiel en Jaap zou dat van zijn vader kunnen lenen. Geld zou het niet veel kosten, want ze wilden onderweg hun eigen potje koken op de primus van Chris en ook de tent van Chris te leen vragen. Dat kon prachtig, want Chris, die al vacantie had en een poosje bij een vriend in Engeland logeerde, wilde de hele maand Augustus thuis blijven, omdat hij voor een tentamen zat - dan lag die fijne tent daar toch maar ongebruikt op zolder.
Maar het plan was op de pastorie niet in goede aarde gevallen, evenmin als op de boerderij en in de veldwachterswoning. De drie vaders hadden de koppen bij elkaar gestoken en waren na enkele dagen tot het besluit gekomen, dat het niet verantwoord was om drie knapen van dertien jaar zonder
| |
| |
toezicht de wijde wereld in te laten gaan. En Chris, die juist in die dagen weer thuis kwam, weigerde resoluut om zijn tent aan hen af te staan, ofschoon hij moest toestemmen, dat Wim, die het vorig jaar met hem gekampeerd had, er aardig mee om wist te springen.
'Maar,' had hij toen gezegd, 'er is misschien een andere mogelijkheid. Als ik tot Augustus hard werk en jullie beloven me, dat ik de hele tocht vrij zal zijn van korvee-diensten, zodat ik elke dag een paar uur zal kunnen studeren, dan ga ik mee om op jullie en op mijn tent te passen. Wat denken de heren daarvan?'
Wat ze er van dachten? Een groot gejuich ging op en Wim had zijn broer wel willen omhelzen, maar dat was te gek natuurlijk; daarom trachtte hij hem alleen maar van de stoel af te boksen, zodat Chris wel gedwongen was om hem met een paar handgrepen op de vloer te leggen.
'Wind je nou maar niet zo op,' zei hij tegen de jongens, 'want ik zou je op reis nog wel eens tegen kunnen vallen. Neem nu maar vast van mij aan, dat ik geen gemakkelijke baas zal zijn. Ik ben niet voor niets jullie leider en wil onmiddellijk en precies gehoorzaamd worden. We stellen samen de regels op van wat mag en wat niet mag, en wie daartegen zondigt, die neem ik onderhanden. Begrepen?'
'Jawel kapitein,' zei Wim, eerbiedig in de houding.
'Gaan jullie daar alle drie mee accoord?'
| |
| |
Natuurlijk bevestigden ze dat, want in de vriendelijke bruine ogen van Chris lazen ze wel, dat hij het goed met hen voor had. De ouders hadden nu geen bezwaren meer en de tocht zou dus door gaan. Twee weken hadden ze nog om zich voor te bereiden. Chris hielp alleen om de lijsten samen te stellen van alles wat ze mee moesten nemen, de jongens zorgden dat het er kwam: een kook- en een braadpan, messen en vorken, dekens en warme truien, zwembroeken en vishengels, een ketel, de primus en drinkkroezen, een kompasje en de kaarten, de grote zaklantaarn van de veldwachter, het verbandtrommeltje van Chris, een stuk spek en een voorraad worst van Jaaps moeder, thee, boter, schoensmeer, veldflessen, handdoeken, een complete verschoning en.... hou maar op. Er scheen geen eind aan te komen. En dan de tent nog met de haringen en het grondzeil.
'Het lijkt wel alsof jullie een huishoudinkje op
| |
| |
gaan zetten,' zei de moeder van Jaap. En toen alles bij elkaar lag in de schuur van de boerderij, leek het totaal onmogelijk, dat ze dat alles op vier fietsen mee zouden kunnen slepen. Maar Chris, die de boel kwam controleren, beweerde, dat het best zou gaan; als je maar van stouwen wist. Het moest trouwens allemaal mee, want er was niets overbodigs bij.
Chris controleerde ook de fietsen. Hij keek een beetje wantrouwend naar het vehikel, dat Jaap zou moeten gebruiken en trachtte diens vader te bewegen er nog een nieuwe achterband om te laten leggen. Jaap stond er bij en lette scherp op vaders gezicht, want over een paar dagen - de dag voor het vertrek - zou hij jarig zijn en hij had een kleine hoop, dat hij dan een nieuwe fiets van zijn ouders zou krijgen. Maar die hoop stierf nu, want vader stemde zonder aarzelen in de wens van Chris toe en liet zijn oude kar meteen door Jaap naar de reparateur brengen. Als hij van plan was geweest om Jaaps diepste wens te vervullen, zou hij dat niet hebben gedaan. Dan zou hij met een knipoogje naar Chris en een geheimzinnig lachje geweigerd hebben. Enfin, Vader was nu eenmaal verschrikkelijk zuinig de laatste tijd. Wat kon Jaap anders doen dan er zich maar bij neer leggen?.... Hij zou best meekomen op de oude rammelkast!....
En toen, twee dagen later, kwam de grote verrassing. De cadeautjes, die hij 's morgens kreeg, stonden allemaal in het teken van de kampeertocht: een paar ruime stijve fietstassen van zijn ouders, een
| |
| |
kampmes van oude Gijs, een veldfles van Zus en een mooi fietsvlaggetje van Janneman. En Vader meende zich nog even te moeten verontschuldigen: Jaap had misschien iets anders verwacht, zei hij, maar dat kon Bruin helaas niet trekken. Jaap vond het niks erg meer. De geschenken bewezen, hoe ze allen met hem meeleefden, hij was geweldig in zijn schik en ging de tassen meteen op vaders fiets passen.
Maar toen ze allen aan het ontbijt zaten, wie kwam daar slof-slof-slof het hek binnen?.... De huisknecht van de notaris, met een fiets aan de hand. Die schoof hij meteen over de drempel, toen Jaap de deur voor hem opendeed.
'Asjeblieft,' zei hij met zijn temerige stem. 'Dit moest ik je brengen van meneer. Hier is ook nog een brief. Goeiendag....'
Terwijl Jaap hem nog sprakeloos aanstaarde, keerde hij zich om en was al weer weggesloft. En
| |
| |
daar stond Jaap toen, met een splinternieuwe sportfiets, bruin met gouden bies, voorzien van torpedonaaf, slot en electrische lantaarn, helemaal compleet.
Hij reed hem met trillende handen zo-maar de kamer in, waar ze hem allemaal met vragen bestormden. En Jaap schrok opeens, want natuurlijk was de knecht verkeerd geweest en moest die mooie fiets ergens anders naar toe!.... Maar het adres op de brief luidde: Van der Heide jr. Dat was hij. Wat moest hij er nu van denken?....
'Lees dan voor,' riepen de anderen. 'Lees die brief dan toch eens voor!'
Jaap scheurde de envelop open en moest drie maal slikken, voor hij de woorden kon vormen:
'Waarde jonge vriend, Ik heb gehoord van je grote plannen en toevallig kwam mij ter ore, dat je op deze dag jarig bent. Toen herinnerde ik mij, dat je nog altijd een cadeautje tegoed had, omdat je het vorig jaar zo uitnemend voor mijn jachtveld hebt gezorgd. Welnu, aanvaard dit rijwiel met mijn gelukwensen en heb een prettige tocht.
D.O. Zondervan.
'Hij is voor mij!' juichte Jaap. 'Hij is heus voor mij!....'
Maar het was te bar, daar waren ze het allemaal over eens. Want wat had Jaap voor het jachtveld gedaan? Even een wenk gegeven, waardoor de bos- | |
| |
wachter van de notaris een stroper kon arresteren, die hij met een paar dagen of weken toch wel gevangen zou hebben. 'De oude zonderling' werd de notaris wel eens genoemd en die naam bleek hij nu weer dubbel en dwars te verdienen. Maar hoe kwam hij toch met alles zo goed op de hoogte, vroegen ze zich af.
'Och,' zei Gijs, terwijl hij met aandacht zijn pijp stopte, 'dat vind ik zo'n wonder niet. Zo'n notaris weet natuurlijk meer dan een ander mens. In die koopacten, daar staat een heleboel in, moet je rekenen....'
Maar daarmee had hij zich meteen verraden.
'Ben jij soms bij hem geweest?' vroeg Vader.
'Nou, nee,' zei Gijs, 'Bij hem geweest ben ik niet. Hij liep in het veld, toen ik daar aan het werk was en je weet, dan maken wij wel eens een praatje. Nou, toen kwam het gesprek op het jachtveld en op de stroperij en op Jaap en zo.... En ik wist nou eenmaal, wat je daar straks zei, dat Bruin het niet trekken kon om de jongen een behoorlijke fiets mee te geven op reis. Is 't nou zo erg, dat ik daar toen maar een ander voor gespannen heb?.... Begrijp me goed, ik heb er niet om gevraagd, hoor! Hij is zelf op de gedachte gekomen....'
Ja, ja, ze kenden Gijs en konden zich voorstellen, hoe listig hij de zaak had aangesneden....
'Je kan de fiets natuurlijk terug brengen,' zei Gijs, met een knipoogje naar Jaap. 'Maar ik zou zeggen, baas: Gun de notaris nou ook es een ple- | |
| |
ziertje! Hij is zo gelukkig, als hij iemand blij kan maken. En hij heeft er niet vaak de gelegenheid voor, want hij heeft kind noch kraai. Maar op Jaap is hij bijzonder gesteld. Hij hoopt, dat die later boswachter hij hem zal worden....'
Vader bleef zich toch een weinig bezwaard voelen en hij ging zich dadelijk verkleden om de notaris een bezoek te brengen. Maar hij keerde even later onverrichter zake terug, want de notaris was juist die morgen met vacantie naar het buitenland vertrokken. Toen schreef Jaap een brief, waar hij de halve morgen aan werkte en drie maal een nieuw velletje papier voor nam en zette op de envelop het adres van het hotel in Zwitserland, dat vader van een der klerken op het kantoor van de notaris op een briefje had gekregen. En toen hij op zijn nieuwe fiets terug kwam van het postkantoor, kocht hij - in overleg met moeder - een doosje lekkere sigaren voor oude Gijs. Want aan die oude, goeie, slimme Gijs had hij het toch maar te danken, dat de notaris zijn misschien reeds half-vergeten belofte van het vorig jaar op zo vorstelijke wijze nagekomen was.
|
|