| |
| |
| |
Krelis aen Klaartje, na gedane wapenoeffening.
Wijs: Kloris, die mijn hartje roost.
Klaartje, lieve gulle meid,
'k Zag uwe oogjens op mij staaren;
Toen we, op 't Veld, daar bezig waaren,
Hebt ge een' kus mij toegezeid. -
'k Zal, daar ik van lievde brand,
Steeds met ijver exerceeren,
Daag'lijks meer en meerder leeren;
Klaartje, 'k min het Vaderland. -
| |
| |
'k Zal voor u, mijn Engelin!
Voor u, en de Vrijheid sneven;
Of met u in vrijheid leeven:
Klaartje, zie, hoe 'k u bemin!
Wist ik, dat gij anders dagt,
'k Zou u liever nog verlaaten,
U geheel mijn leven haten,
Eer 'k mijn' burger-plicht verachtt'. -
Onverhoeds, eens kwamen naad'ren,
'k Vloog, met onze grijze Vad'ren,
'k Zou dat Rot, met eigen hand,
Dan den dolk in 't harte steeken;
'k Zou het hals en beenen breeken:
'k Leev, of sterv voor 't Vaderland! -
| |
| |
'k Ben bereid, in allen nood,
Als een dapper held, te strijden;
Ik zal geen gevaer vermijden;
'k Vrees voor kogels, kruid, noch lood:
'k Waak voor onzen braven Schout;
'k Waak voor huis, en vee, en akker.
Mij, en elken medemakker,
Is dit werk wel toevertrouwd. -
Weg met kaatsbaan, kolv, en bal;
'k Heb meer lust in 't exerceeren:
Daag'lijks zal ik meerder leeren.
Och, mijn Meisje, kon ik 't al!
Klaartje liev, laat ons, hier op,
Eens te saam' een glaasjen drinken,
Op 's Lands welzijn hartlijk klinken:
'k Waag daar voor mijn boeren-kop! -
| |
| |
Laat vrij Teun, en Jaap, en Piet,
Met de Wapenoeff'ning spotten!
'k Stoor mij niet aan zulke zotten!
Die domkoppen weeten niet,
Hoe zij, door het blinkend goud,
En mooi praaten, zijn bedrogen;
Zij zien niet uit eigene oogen,
Denken niet om zelvs-behoud. -
Zij gelooven, in dien staat,
Zoo genaamde Prinsgezinden,
Die, en Vorst, en Volk verblinden,
Uit vloekwaardige eigenbaat. -
Neen, mijn Klaartje! 'k lach daar om;
Ik zal nooit mijn' plicht verzaken;
Ik zal voor 's Lands Vad'ren waken:
Vrijheid roert bij ons de trom. -
| |
| |
Klaartje, kom nog eenen zoen,
En dan weêr aan 't exerceeren!
Daag'lijks wil ik meerder leeren,
Als de brave Steêlui doen. -
Kom, de snaphaan in de hand!
'k Ben reeds hier, mijn Rotgezellen!
Laat ons t'saam' ons leven stellen
Voor de Meisjens en voor 't Land. -
|
|