Vaderlandsche liederen, voor het genootschap van wapenhandel te Leyden (4 delen)(1784-1785)–Pieter Vreede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina H8v] [p. H8v] Bij de aanstelling van den wel ed. gestr. heer Mr. P.J. Marcus, Tot hoofd-schout der stad Leyden. Wijs: Ben ik dan tot niets gebooren? Juicht nu vrij, ô Leydenaaren! Juicht nu al, wat braafheid mint! Roert nu vrij uw blijde snaaren, Wijl gij thans uw' Hoofd Schout vind In uw' Marcus roem der Braaven, Steun der trouwe Burgerij, Schrik der Muiteren en Slaaven Van de snoode Dwing'landij! [pagina I1r] [p. I1r] Schoon van Roijen werd verstooten, Die, vol moeds, steeds pal dorst staan, 's Hemels wil had toch besloten, Leyden, in een' Oceăan Van zoo veele zwarigheden, Die het, door het Muit'renrot, Onverdraaglijk heeft geleden, Niet te stellen tot een spot. * * * Hij gaf Marcus toen aan Leyden, Daar Gerechtigheid om juicht, Wijl Hij de Onschuld zal bevrijden, Daar Hij 't wettig recht niet buigt. Laat, ô Schepper aller dingen! Onafscheidlijk, op den duur, Uwe rijkste zegeningen Rusten op dien Palinuur! F. van AKEN. Vorige Volgende