Vaderlandsche liederen, voor het genootschap van wapenhandel te Leyden (4 delen)(1784-1785)–Pieter Vreede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina D5v] [p. D5v] De vrijheids-morgenstond. Wijs: Hoe lieff'lijk rijst gij aan de kimmen! Van verre zien wij dan uw stralen, ô Zon! ô Zon van Vrijheid! glansrijk pralen. Gij verwt de kim van Nederland; Zet onzer Helden hart in brand; En brengt, en brengt ons heil tot stand. Gij spelt ons zegeningen. 's Lands Leeuw is thans ontwaakt, Tot schrik dier Aterlingen, Die, stouwt, die, stouwt, waar de Overheersching dingen, 't Gevaar van ketens maakt hem dul; De Boosheid beeft op zijn gebrul. Met recht! met recht! haar straf genaakt. [pagina D6r] [p. D6r] Hoe tsldd'ren 's Dwing'lands snoode Slaven! Wat heil, wat heil verwacht de deugd der braven! Daar valschheid, thans ontmaskerd, zwicht, Omstraalt die Deugd, vergeessch beticht, Een nieuw, een nieuw en helder licht. De wakk're Burgerbenden, Gewapend, dagen op. Wee wie hun recht dorst schenden! Hun staal, hun staal treft Heerschzugt in de lenden. O mogt die Vrijheids-zonneschijn Reeds op zijn' vollen middag zijn! Dan rees, dan rees elks vreugd in top. PIETER van SCHELLE. Vorige Volgende