Nagelaten en verspreide letter-arbeid
(1826)–Jacob Vosmaer– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Inleiding.Niemand, die slechts eenigermate met den tegenwoordigen geest der wijsgeerte en natuurkunde bekend is, zal het in twijfel trekken, dat het denkbeeld der Godheid, als Schepper en Onderhouder der wereld, in die wetenschappen zeer verwaarloosd wordt en daaruit zelfs bijna geheel is verbannen. Deze zelfde opmerking schijnt de Maatschappij geleid te hebben in het opgeven der vrage, tot welker beantwoording wij mede eene poging wagen willen, overtuigd, dat de waanwijze versmading dier eenvoudige, maar tevens verhevene waarheid, onzer verlichte eeuwe tot oneere verstrekt en nog altijd eene breede deur voor de barbaarschheid overlaat, daar de ondervinding van alle tijden en volkeren genoegzaam geleerd heeft, dat zonder deugd en godsvrucht de verhevenste en uitgestrektste kennis, in plaats van eene weldadige verlichting, de jammerlijkste verblinding over onzen geest brengt. | |
[pagina 2]
| |
Doch het zal niet noodig zijn, hierop verder aan te dringen. De Maatschappij legt zelve tot grondslag der opgegevene vrage, de erkentenis van eenen Schepper in de zigtbare natuur der dingen. Zij verlangt alleen de middelen te zien aangewezen, waarop het onderwijs, bij onderscheidene gelegenheden, zoodanig zoude kunnen worden ingerigt, dat zoowel min als meer geoefenden konden leeren, hoe duidelijk zich die Schepper openbaart. Zij vooronderstelt dus, en te regt, dat het onderwijs, niet bij alle gelegenheden, niet voor elk op dezelfde wijze geschoeid kan wezen. Wij hopen dien beduidenden wenk te eerbiedigen, doch wij meenen tevens, dat het vooraf noodzakelijk zijn zal, eenige meer algemeene bepalingen vast te stellen, aangaande de wijze, waarop de gewigtige waarheid van den Goddelijken Oorsprong der dingen duidelijk en overtuigend geleerd kan worden. - Dit zal dan het onderwerp onzer eerste afdeeling uitmaken, terwijl wij, in de tweede in die bijzonderheden zullen treden, welke de Maatschappij schijnt te vorderen. |
|