| |
| |
| |
Mevrouw Marie Niemann-Seebach.
Mevrouw Seebach - liefst willen wij haar bij haren eigen naam noemen - heeft in Nederland niet alleen in de kunstwereld, maar in de harten van vele vereerders zulke levendige en bewonderingsvolle herinneringen doen blijven, dat ik niet kon nalaten die tot een krans saam te strengelen.
De beroemde kunstenares trad het eerst te 's Hage op in de rol van Gretchen. De Faust werd, in E. Devrients bewerking voor het tooneel, door het gezelschap van den heer A. van Lier, op Dinsdag 4 December 1866 gegeven, met mevrouw Seebach als Gretchen. De indruk was diep.
Ik kom op deze rol, bij gelegenheid van eene latere voorstelling terug.
Dinsdag avond den 9n Februari 1869 is mevrouw Seebach te 's Gravenhage in de rol van Maria Stuart opgetreden. Eene levendige bewondering had zij er als Gretchen nagelaten, maar velen herinnerden zich daar ook de plastische opvoering van Maria Stuart door Ra- | |
| |
chel en Ristori, zoodat de belangstelling groot was. Er was dan ook een ander publiek dan bij de onbeduidende opera-voorstellingen op te merken. Met een boeiend kunstgenot werd weder de stemming bekroond van hen die Seebachs komst hadden toegejuicht. Zonder in eene vergelijking te komen van de verschillende opvatting van deze rol door drie zoo schitterende kunstenaressen, zij alleen gezegd dat mevrouw Seebach, naar ons voorkomt in overeenstemming met Schillers taal en opvatting, het heroische en menschelijke, het koninklijke en vrouwelijke op allergelukkigste wijze tot een dramatiesch geheel heeft doen samensmelten.
Door hare fijne en waardige gestalte is hare houding doorgaans schoon, telkens treffend. Men herinnert zich de schitterende scène waarin Devrient als Hamlet den tooneelspelers de les leest. Eene paralelle plaats is die waarin deze Maria Stuart met Burleigh spreekt en de bevoegdheid harer rechters betwist. Meesterlijk waren daar houding en gebaren, terwijl hare geheele figuur ons, in de distinctie der gestalte, in het zwart zijden en fluweelen kleed, in de blanke handen en fijne vingers, die uit de hooge kanten ponjetten te voorschijn komen, zelfs in den kleurentoon des kostuums, aan de uitgelezen kieschheid van een portret van van Dijck deed denken. Een ander maal, zoo als meer dan een onzer opmerkte, en wel in hare houding bij de biecht, had de neergeknielde en door eene zachte neiging tot ekstase reeds bijna aan het aardsche lijden onttogene vrouw den schijn van eene madonna van Holbein, op sommige oogenblikken iets van de bekende Maria aan den voet des torens van van Eyck. Maar ook in hare hartstochtelijke oogenblikken had zij zeer schoone houdingen en bewegingen.
| |
| |
Niet minder schoon waren voordracht en handeling. Zoo wij Schillers uitmuntend treurspel, met Seebachs stem noch naklinkend in het gemoed, weder lezen, herdenken wij gaarne eenige treffende oogenblikken. Het reeds vermelde tooneel tusschen haar en Burleigh was van vorstelijke waardigheid vervuld en in de verschillende uitingen fijn genuanceerd. Verontwaardiging doet allengs den toon stijgen als zij zegt, in antwoord op Burleigh's lofrede op hare rechters:
Maar deze namen, die gij noemt met lof,
Mylord, gansch andre rollen zie ik hen
In 's lands geschiedenissen steeds vervullen;
Omkoopbaar even als dat der Gemeente
De wetten stellen en herroepen, d' echtband
Ontbinden, binden, zoo de machtige
't Gebiedt, en Englands koningsdochters heden
Onterven, met den bastaardnaam onteeren,
En straks tot koninginnen kroonen;
Ik zie ook deze eedle Pairs met snel
Veranderd' overtuiging onder vier
Regeeringen viermaal van leer verandren!
En dat zijn mijne rechters!
Voortreffelijk is geheel dit verdere debat door haar gespeeld.
In de derde acte volgt Schillers treffend gedachte tegenstelling tusschen Maria's vreugde, als zij een oogenblik weder de vrije buitenlucht mag inademen en in de natuur de hoop in haar boezem weêr ontwaakt, en die
| |
| |
prachtige scène, waar in het conflict tusschen de beide koninginnen de actie het toppunt en het tragische keerpunt bereikt dat zonder hoop noodwendig ten verderve moet voeren. Treffend heeft Seebach dit weergegeven, eerst die uitgelaten vreugde, die hoop, dat wederkeerende leven, dan de ontzettende spanning, de uitbarsting, den reddeloozen ondergang, gepaard met den tragischen triomf. Liefelijk heeft zij die verzen gezongen, waar Maria voor 't eerst weer buiten den kerker is, verzen waarin 't gemoed des dichters uit de jamben plotseling in snelademende en dansend gecadenceerde daktylen en trochaeën overslaat:
Laat mij de nieuwe vrijheid genieten,
Laat mij een kind zijn, - wees het met mij -
En op het groene kleed van het grasveld
Voeren den lichten, gevleugelden voet.
Laat mij in volle, in snakkende teugen
Drinken de vrije, de hemelsche lucht.
De hoogste dramatische werking wist zij natuurlijk in het samentreffen met de trotsche Elisabeth te vinden, een tooneel dat zij in al de schakeeringen van vrees, haat, vorstelijke waardigheid, van voorgenomen matiging en eindelijk uitbarstenden toorn op grootsche wijze heeft uitgevoerd. Als het woord haar ontvallen is:
Men weet om welker deugde wille
Anna Boleyn 't schavot bestegen heeft,
dan gevoelt men dat het gedaan is.
Matiging!
| |
| |
roept zij ook uit, als haar die geraden wordt,
Verdragen wat een mensch verdragen kan.
Vaar heen, verlammende gelatenheid!
Stijg op ten hemel, lijdzaam zacht geduld!
Barst eindlijk uit uw banden, breek nu los
Uit uw spelonk, lang ingehouden wrok!
En gij, die den getergden basilisk
Den blik die doodt verleendet, schenk mijn tong
De troon van England is door eene bastaard
Ontwijd, het edelaardig Brittenvolk
Begoocheld door een listige bedriegster.
- Zoo Recht regeerde, dan laagt gij voor mij
In 't stof, - want ik ben uw Vorstin.
Dat alles was prachtig en vol tragische ontzetting.
Ziedaar slechts enkele punten. Het stuk eindigt, in zijne tegenwoordige bereiding voor den schouwburg, met Maria's dood en het tooneel waarin Leicester daarvan de getuige moet zijn. Schiller voegde daar echter noch meer bij en ik acht het een misgreep, ter wille van een theater-effekt, dit weg te laten. In het tragiesch beloop is wel degelijk de nu volgende katharsis noodzakelijk. Met Maria's dood is de tragische gedachte niet voleind. Wij moesten noch zien de zwakheid van de overwinnares, haar schandelijk ontduiken van de verantwoordelijkheid der misdaad, hare vernedering in het heengaan van Leicester en het ontslag dat de edele Shrewsbury uit haren dienst neemt, hij die Elisabeth het leven redde, doch haar toevoegde:
Gij hebt voortaan niets meer
Te vrezen, en behoeft niets meer t' ontzien!
| |
| |
Deze hoogere oplossing der tragische idee heeft men ten onrechte en tot schade, niet alleen van ons zedelijk maar ook van ons kunstgevoel, weggelaten.
Woensdag den 4n April 1877 hadden wij weder het geluk haar te zien optreden in Griseldis, oder Liebe und Entsagung, dramatiesch gedicht van Fr. Halm, en vooraf in de oud-Duitsche Posse van Hans Sachs door Rudolph Genée bewerkt, Das Heysz Eysen.
Hier volge de indruk van het oogenblik, zoo als hij toen opgeschreven werd:
Sedert mevrouw Marie Seebach te 's Gravenhage als Gretchen en Maria Stuart optrad, zijn verscheidene jaren voorbijgegaan. Agar en Clara Ziegler hebben in dien tijd hare heldhaftige karakters doen zien, - maar Seebach, met hare edel slanke gestalte, met de teedere fijnheid die de uitdrukking van haar gelaat, de klank en buiging harer stem onderscheiden, had een onverwelkt beeld in onze heugenis geprent. Met vreugde heeten wij haar weder welkom.
Sedert zij te Berlijn in 1857 voor het eerst als Gretchen verscheen, en achtervolgens als Julia in den Romeo, als Jane Eyre, Louise (in Kabale und Liebe), Gabrielle, Klärchen, Desdemona, Maria Stuart schitterde, heeft de faam voor goed den lauwerkrans op haar hoofd nedergelegd.
Wat het talent van mevrouw Seebach onderscheidt is de gevoelige en menschelijke zijde van het vrouwen-karakter. Het geweldige, heroische, ligt minder op hare baan; meer het sympathieke waarmede zij de gemoederen wint. Aan kracht en bezieling ontbreekt het gewis allerminst, maar het is eene andere kracht dan de
| |
| |
schokkende en verplettende. De aard harer kunst toch bestaat bij uitnemendheid in het uitdrukken van het vrouwelijke. Zoo is zij in hare opvatting van Maria Stuart vooral vrouw; zoo is zij de teeder overgegevene Juliet en Gretchen, de met alle zielskrachten aanhangende Klärchen, de minnende Desdemona. En daarom kon ook eene rol als die van Griseldis, de blindelings liefhebbende en alles aan haren geliefde opofferende vrouw, voor haar aantrekkelijkheid bezitten.
Wij, die zoo zelden het geluk hebben Seebach te bewonderen, zouden dit dramatische gedicht van Fr. Halm niet hebben gekozen. Het lijdt als tooneelstuk aan groote gebreken.
De drie wreede proeven, waarop, in de bekende sproke, Griseldis' onwrikbare trouw en liefde worden gesteld, ter wille van een spel der ijdelheid en roemzucht, kunnen worden gelezen, niet aangezien. De toeschouwer, die gelooven moet aan het voorvallende, weet dat dit alles louter spel is, en welk een spel, de gruwzaamste marteling die moedwillig het edelste hart wordt aangedaan, om zich op te lossen in: ‘het was maar eene beproeving, een vastenavondspel!’ Eerst in de laatste akte vangt dan ook het ware dramatische genot aan, als de valsche schijn gebroken is en het wezenlijke drama begint. Toch, als wij afzien van het drama zelf en alleen de kunstenares beschouwen, was Griseldis zelve schitterend en heerlijk in de afbeelding van hare liefde, die alles opoffert aan den man haars harten. Seebach is onuitputtelijk in gebaren en tonen, bij het weergeven van die honderden schakeeringen van het hart der minnende vrouw, die, vrijwillige slavin van het demonische gevoel, zich zelf, haar kind, haar aan- | |
| |
zien, zelfs het bezit van den geliefde daaraan ten offer brengt. Maar het lag in den aard van dit dichtstuk, dat zij al het voorgaande noch overtrof, zoodra de sluier werd opgeheven en haar medegedeeld, dat alles slechts eene beproeving was geweest. Doch de beweegredenen dier beproeving bepalen het oordeel daarover, en als zij ziet, dat die redenen slechts ijdele praalzucht waren, en het doel de vernedering der koningin, dan verheft zich de geofferde eigenwaarde, dan noemt zij de martelingen die haar geliefde haar om zulk eene reden heeft aangedaan, onwaardig en stoot zij den man van zich af: neen, gij, die mij aan zulke afschuwelijke pijniging hebt kunnen prijs geven, du hast mich nie geliebet! Dat oogenblik was het glanspunt in haar spel. In het voorgaande was de toeschouwer vaak in een dubbelzinnigen toestand, doch desniettemin wist zij de moeilijke gegevens tot hooge schoonheid te adelen; hier echter traden de toestand en
hare kunst in vollen Einklang.
Marie Seebach behoort noch tot de richting, die in Frankrijk vroeger door Rachel, in Duitschland vooral door de Devrients werd vertegenwoordigd, en die door het streven naar schokkende effekten, naar felle kleur dreigt te worden overvleugeld.
Hare kunst tempert de te forsche openbaringen der hartstochten, vermijdt zorgvuldig zelfs de grens eener te sterke overdrijving te naderen, streeft vooral naar idealiteit en gevoeligheid. Dit ligt ook geheel in hare fijne gestalte en manieren, in hare buitengewoon sympathieke stem, de süsse Wohllaut harer zegging, met die zachte, edele trillingen die verwante snaren doen ruisschen in het gemoed. Geadelde en gekuischte teekening,
| |
| |
dat is hare voordracht; en hare kunst heeft de hoogheid, het ideale, het teedere van Raphaël.
Er is eene geestigheid, die eene uitbarsting van lach verwekt, maar ook eene die het denken doet glimlachen. Zoo wekt het spel van Seebach geen woesten bijval-storm van opbruisende gemoederen; doch hare kunst behoort tot die soort, welke een rustiger en bevredigender indruk achterlaat in het gemoed, wier vertolkers door geen luide kreten worden gedankt, maar door een stillen traan of een verborgen handdruk.
Mevrouw Seebach trad ook in een klein blijspel op, de aardige oud-Duitsche, aan Hans Sachs ontleende, Posse Das Heysz Eysen. Zij speelde daar de vrouw met de fijnste naieveteit, met den humor en het karakter, die de type der burgervrouw uit de 16e eeuw zoo geestig teekende; zulk eene vrouw ongeveer als aan Durer het leven zuur maakte door hare ijverzucht.
Wij zouden tot mevrouw Seebach de bede willen richten ons hier noch eenmaal Gretchen te geven, Gretchen die zij alleen zoo onovertreffelijk schoon heeft opgevat en geteekend, geteekend beter dan eenige schilder het noch heeft vermogen te doen. Met den Faust zal eene vollere zaal haar talent huldigen.-
Het gewenschte werd ons op Zondag den 22n April 1877 verleend, toen wij Seebach noch eens als Gretchen mochten zien.
Het is uilen brengen naar Athene, den lof te verkondigen van mevrouw Seebach als Gretchen. En toch opent bewondering weer de lippen van wie haar zag.
Noch leeft en werkt de gedachte die Goethe, in zijne dichterlijke vereeniging van Faust en Helena, van het
| |
| |
moderne en klassieke ideaal heeft verbeeld. Noch heerscht als waarheid zijn gebod:
Houd vast wat van dit alles overbleef!
O laat dit kleed niet los! Er trekken reeds
Demonen aan de slippen, vol begeert'
Het naar omlaag te rukken. Houd het vast!
't Is niet de godheid meer, die u verliet;
Maar godlijk is 't. Gebruik de hooge,
Onschatbre gunst en hef u opwaarts!
Het draagt u al 't gemeene snel te boven. -
Dit beeld verzinlijkt ons wat het kenmerkende is van het talent van mevrouw Seebach, waarin hare buitengewone voortreffelijkheid ligt. Het is die hooge kunst waarin natuurlijkheid en idealisme, naiefheid en bewuste kunstvorming, uitstorting van het geheele zieleleven met de tempering van adel en schoonheid vereenigd zijn tot een rein, ideaal, volmaakt schoon geheel. In de schilderkunst is het Raphaël die deze vereeniging tot de hoogste volkomenheid gebracht heeft, en daar alle kunsten, innig verwant, elkander wederkeerig verklaren, zoo is het ook weder eene vergelijking met Raphaëls schildering die ons telkens voor den geest zweeft als wij mevrouw Seebach aanschouwen. De reine schoonheid, de goddelijke grootschheid zijner madonna Sistina, vinden wij terug in hare voorstelling.
Er is in hare afbeelding van Gretchen, die de volstrekte uitdrukking is van hetgeen de dichter dezer schepping gewild heeft, eene volkomenheid en harmonie, die zich over alles uitstrekt, in de gansche gestalte, in de schoonheid der stem en der gebaren, in al de schakeeringen der uitdrukking, van de ontwakende liefde, den allengs
| |
| |
zichtbaar stijgenden, overstelpenden hartstocht, de algeheele overgave en toewijding, de naamlooze smart en het verheerlijkt lijden.
In de twee eerste regels die zij spreekt:
Bin weder Fräulein, weder schön,
Kann ungeleited nach Hause gehn.
geeft zij reeds de twee tonen waaruit zich de latere melodieën ontwikkelen zullen: in den eersten regel den jeugdigen trek naar het glanzende, rijke leven, het plekje waar de schitterende jongman haar hart zal kunnen treffen, waar de glanzende kleinooden haar zullen kunnen wonden, waar later de zucht zich zal aansluiten
Doch alles. Ach wir Armen!
In den tweeden regel, het kinderlijke onschuldsbewustzijn dat haar nooit zal verlaten, de reinheid, ook in dwaling, die zich tot in haar laatste woord uitspreekt
Lagert euch umher, mich zu bewahren!
Met weergalooze fijnheid is in alles, tot in de fijnste intonaties der stem, het stille kiemen der liefdebloem geteekend tot zij in bloesem knopt, en zwelt en zich ontplooit en al hare geuren uitaamt. Eerst
Ik gaf er wat voor, als ik wist
Wie deze heer van morgen was,
| |
| |
dan de afgetrokkenheid bij het zingen van den Koning van Thule, de blijdschap over de geschonken sieraden, de overheerlijke Gartenscene. Wat al fijne schakeeringen van het gemoed: de droeve gedachte aan het afscheid, de eerste onbewuste bekentenis
'k Zal tijd te over hebben om aan u te denken,
de schildering van haar huishouden, dat beeldige genrestukje,
'k Moet kooken, veegen, breien
En naaien, sloven, vroeg en spa.
Niet dat wij ons nu juist behoeven te bekrimpen
Wij kunnen 't ruimer doen dan menigeen,
Maar moeder is zoo nauwgezet.....
Daar, in het naieve verhaal van haar huisselijk leven en hare zorg voor het kleine zusje, had zij een trekje, zoo fijn als alleen diep gevoel en natuurstudie kunnen geven; in het in éenen adem door vertelde poosde zij op eens, adem halend, zoo als iemand die in zijn verhaal plotseling door de herinnering wordt afgebroken, en dan ging zij na een zucht en zachten glimlach weer voort.
In deze goddelijke Gartenscene noch eene wijle en dan stijgt de liefde, en weer ontsnapt het haar
Alleen, 'k was op mij zelve boos
Dat ik op u niet boozer wezen kon;
noch iets, het kinderlijke spel met het bloemtje en ten slotte:
Mich überläuft's!
| |
| |
Dan is de strijd gedaan: Meine Ruh' ist hin, - het nooit volprezen lied van liefde's bange weelde, dat zij met diep aangrijpende macht heeft weergegeven.
Van nu af zijn de tonen vol jammer en wee, en met het diepste gevoel, zonder ooit te overdrijven, zonder ooit een streep te wijken buiten het edele en hoogste schoone, heeft mevrouw Seebach dit onvergankelijke beeld ten einde toe voltooid in de zuiverst harmonische eenheid.
Het zal bezwaarlijk vallen, dat ooit het Gretchen van Goethe door eene andere zoo volmaakt als een levend beeld worde voorgesteld. Deze kunst schijnt hierin haar laatste woord gesproken te hebben.
Vrijdag den 27n April 1877 gaf zij Maria Stuart. Ziehier weder den toen gevoelden indruk in de toen geschreven woorden:
Te recht heeft Loffelt in het Vaderland van April gezegd, dat mevrouw Seebach, die ons in den Faust de lieftalligheid der vrouw deed zien, in de Maria Stuart al het vorstelijke en al de kracht, die deze rol vereischt, heeft doen schitteren. Men heeft, Seebach met Rachel, Ristori, Clara Ziegler vergelijkende, aan de eerste vooral de gaaf toegekend het zacht vrouwelijke uit te drukken. Maar dat men zulke ter opheldering van eene gedachte gebruikte vergelijkingen slechts voorzichtig en in beperkten zin moet bezigen, bewees hare afbeelding van Maria Stuart. Inderdaad, vorstelijker en krachtiger dan zij dit gedaan heeft, ik zou het haast ongeraden achten. De ware tragische held of heldin, Sofokles en Shakespeare, de laatste zoowel praktiesch als theoretiesch in Hamlet's les aan de tooneelspelers, hebben het bewezen,
| |
| |
blijft mensch, een wezen van kracht en zachtheid gemengd. Hoe trotsch en vorstelijk Maria weze, zij is ook de vrouw die teedere gevoelens niet onderdrukt, zij keert telkens tot vrouwelijke gevoeligheid terug; zij is wel, wat Burleigh haar noemt, de trotsche die niet buigt, maar ook de vrouw, die door hare bekoorlijkheid en liefelijkheid bijna allen overmeestert. Zóo heeft Schiller haar ook geschilderd; zóo heeft mevrouw Seebach haar in een levend beeld op het tooneel voorgesteld.
Wel heeft ieder die met Faust medeleeft en met Gretchen dweept, haar vooral lief in deze rol, doch haar triomf als Maria Tudor was in een opzicht bijna noch grooter. Namelijk hierdoor dat in de Maria Stuart meer geheel, meer achtereenvolgende samenhang is, dan eene opvoering van den Faust door de uitgebreidheid van dat stuk veroorlooft. In den Faust moeten soms aesthetiesch noodzakelijke tusschentooneelen, overgangen en schakeeringen, worden weggelaten, en telkens doet het verbrokkelen van Gretchen's optreden schade aan den indruk als geheel. Alleen hij, die dit stuk van buiten kent en het ontbreekende zelf aanvult, gevoelt al den invloed harer voorstelling. Zij mist daar echter vaak de gelegenheid den greep in het gemoed des toeschouwers vast te houden. In de Maria Stuart heeft zij slechts drie groote samenhangende tooneelen en daardoor is in dit opzicht hare macht over den toeschouwer grooter.
Onvergetelijk is hare waardig schoone gestalte, zijn de plastiesch heerlijke lijnen en vormen harer houding en gebaren, zijn de rijk gemoduleerde tonen harer stem in al de uitingen van lieftalligheid, vreugde, trots en haat, deemoed en gelaten berusting, en wanneer men het schoone drama van Schiller herleest, staat dat alles
| |
| |
geheel levend weer voor onze verbeelding. Mevrouw Seebach heeft eene groote macht niet alleen over hare stem, maar ook over haar gelaat, waarvan de mond en oogen, de oogleden, de blik, de wenkbrauwen alles teekenen wat de wisselende gemoedsstemming ondervindt. En welk een rijkdom van aandoeningen! De stille waardigheid bij het optreden, die uit hare woorden tot Kennedy spreekt
Behandeln, nicht erniedrigen,
wordt na Mortimer's voorspiegeling van mogelijke verlossing, door een zacht lichtje van hoop beschenen, maar:
So schnell nicht aus der Tiefe meines Elends
Zij is voorbereid op het doodsoordeel, maar niet dit verschrikt haar het meest. Aangrijpend was de schrille toon waarin zij aan de vrees voor vergiftiging lucht gaf in de woorden:
Setz' ich des Bechers Rand an meine Lippen
Dass nicht ein Schauder mich ergreift, er könnte
Credenzt sein von der Liebe meiner Schwester.
Dat gaf ook ons een Schauder!
Doch als Burleigh komt, heeft zij al hare vorstelijke waardigheid hernomen. Dan gaat zij zitten en laat den kanselier staan: zur Sache Sir! - Gejaagd valt zij hem
| |
| |
toch telkens in de rede om zijne woorden te weerleggen: hooghartig klinkt het
Wer in der Commitee ist meines Gleichen?
snerpend luidt haar oordeel over de Pairs, tot
Und Das sind meine Richter!
Er ligt in dit karakter de eigenaardigheid, dat de hartstocht telkens de voorzichtige terughouding verschalkt. Als Burleigh haar het verraad voorhoudt, valt zij op eens in
Und wenn ich's gethan?
Telkens gaf Seebach deze opwellingen van drift meesterlijk terug, vooral ook in het tooneel met Elisabeth, over welke zij eerst noch aan Burleigh de vlijmende afscheidswoorden richtte:
Ich bin die Schwache, sie die Mächt'ge. - Wohl
Sie brauche die Gewalt-
maar zij kleede niet in heilige vormen haar bloedige wraak,
Solch Gaukelspiel betrüge nicht die Welt!
zij neme den schijn der deugd niet aan!
Hoe zijn de stem en stemming, hoe gebaren en gelaat veranderd, als zij eens weer de vrije lucht inademt. Met
| |
| |
gevleugelden tred en gewiekte woorden treedt zij in het 3e bedrijf op.
Lass mich in vollen, in durstigen Zügen
Trinken die freie, die himmlische Luft!
Leven en hoop schijnen weer op haar neder; daar ziet zij een bootje; die arme schipper, hoe rijk zou zij hem kunnen maken voor de vracht die hij zou wegbrengen....
De koningin komt! Schriklijk is de omkeering, weg is haar kracht, al wat zij zich jaren lang bezon om haar te zeggen, te smeeken. Te snel, te ruw voor haar gemoed is die overgang van het herwakende levensgevoel en het eerste onderhoud met haar doodsvijandin.
Nu kampen alle hartstochten in hare borst, de hoop en de matiging die haar zou kunnen redden, het gevoel van eigenwaarde en trots, dat onoverwinlijk is. Zij buigt even tot knielen, zij kan niet knielen voor deze, en richt zich weer op; eindelijk verlicht haar een plotselinge inval, zij knielt voor Elisabeth, met het oog naar boven en met de woorden:
Die Gottheit bet' ich an....
Ja, zij wil zich intoomen; zij spreekt kalm, zacht, overredend. Maar zij vindt haat en afkeer op dat gelaat tegen over haar. De haat herrijst bij haar, zij voelt het:
O Gott, nimm meiner Rede jeden Stachel, der verwunden könnte!
Doch Elisabeth verwondt haar, en zij strijdt en worstelt
O Gott! Gott! Gib mir Mässigung!
| |
| |
Elisabeths beleediging ontneemt haar die nu geheel en vreeselijk klinkt Maria's woord:
ich bin besser als mein Ruf,
rauw klonk die kreet uit haar hart en vergeefs bidt Shewsbury om matiging:
Ertragen was ein Mensch ertragen kann.
Fahr' hin, lammherzige Gelassenheit!
Wat Schiller in de volgende woorden gegeven heeft is de hoogste poëzie, waarvan wij in hare soort alleen bij Shakespeare de gelijke vinden. Seebach had hier het toppunt harer geweldige zeggingskracht. De tragische kunst gaf daar dat ontzettende genot, dat ons eene rilling door het bloed doet varen, doch welks verhevenheid ons gemoed tot duizelende hoogte boven het gewone verheft.
Maar welk eene kunstenares die in al deze kracht weer op eens de zachte tonen vond om, hare Hannah in de armen vallende, hare voldoening te uiten dat zij eindelijk Elisabeth voor Lester's oogen in het stof had neergeslagen!
In geheel andere stemming is het laatste beeld geschilderd dat Seebach ons te zien gaf. De teerling was geworpen, het oordeel geveld; zij maakt zich los van al het aardsche en bereidt zich voor het hemelsche. Dit alles was weergegeven in tonen waarvan wij bij de middeneeuwsche schilderkunst de vergelijking zoeken.
Nu kwam de vrouw weder geheel boven zooals See- | |
| |
bach alleen die kan afbeelden. In duizenden fijne nuances en gebaren drukte zij hare berusting, hare godsdienstige ekstase, de liefderijke zorg voor hare dienaars en vrouwen uit.
Toen Seebach het tooneel verlaten had, bemerkte zij, dat hare wangen vochtig waren.
Grootsche, heerlijke kunstenares, wie een hart heeft voor het allerhoogste wat de kunst vermag te schenken, dankt u innig en aangedaan. Te midden van de vaak ruwe en ondichterlijke werkelijkheid, van de strijden en nooden van het leven, heeft uwe ideale kunst een zonnestraal van hooger aard doen vallen in het gemoed. Wat Goethe aan Faust doet hooren als de scheidende Helena alleen haar gewaad achterlaat, dat klinkt ook ons nu toe. Gij gingt, maar als een schoon akkoord dat nagalmt in de hooge gewelven, blijft uwe kunst. Zoo zij het dan,
Die Göttin ist 's nicht mehr, die du verlorst,
Doch göttlich ist es; halte fest.
Es trägt dich über alles Gemeine rasch
Den 6n September 1878 werd het huwelijk van prins Hendrik met prinses Maria van Pruissen door eenen kunstavond in den schouwburg te 's Gravenhage gevierd. Die avond werd ook door mevrouw Seebach opgeluisterd.
Vlug als de zilvervoetige Thetis was zij van het zeebadplaatsje op het eiland För aan de Schleswigsche kust naar het strand van Scheveningen getogen. Zij had haar
| |
| |
talent belangeloos ten dienste geboden om mede te werken tot het feest, dat de Nederlandsche tooneelvereeniging aan de nieuw gehuwde vorsten wilde aanbieden. Der Duitsche prinses wilde zij op Neerlands grond het laatste woord der Duitsche natie doen hooren. De heer Ed. Mohr had daartoe eenige regels gedicht, die met de juiste maat gekozen en met gevoel geschreven waren.
Mevrouw Seebach sprak met warmte den afscheidsgroet van Borussia, straks in Schimmels taal en het plechtig schoone woord van mevrouw Kleine door het welkom in het nieuwe vaderland vervangen.
De naam van mevrouw Seebach is bij ons als vereenigd met die van Goethe's Gretchen en Schillers Maria Stuart, en menigeen was verwonderd haar in Görners geestig Lustspiel Auf dem Wasser eene zoo jeugdig frissche, zoo plagend pikante rol te zien vervullen. Maar men vergat dan dat zij hier reeds vroeger in de oud-Duitsche Posse Das Heysz Eysen geschitterd had. In hare eerste tooneeljaren was zij te Hamburg de bevallige vroolijke speelster van soubrette- en andere jeugdige rollen in het Lustspiel, totdat de schoone figuren van Clärchen en Margaretha haar aantrokken.
Later tijd heeft geleerd welk een geheel eenig talent zij in het hooge dramatische bezit, hoe zij de tragische figuren bezielt en verheerlijkt door den glans die uit haar zoo rijk, lieftallig en edel gemoed daarop afstraalt. Daarom oefenen hare dramatische gestalten eene zoo betooverende macht uit. En daarin ligt mede voor een deel het geheim waarom zij ook buitendien in een Lustspiel kon schitteren. Want zij behoort tot die goeden wier vriendelijk hart geen kreuk ontvangt van de ruwe botsingen des levens, bij wie eenvoud en fijnheid niet
| |
| |
veranderen door de ervaring, voor wie het schoone eene ethische macht is die uit de ziel ook naar buiten straalt. Dat alles spiegelt zich in haar spel af; en zou het ons dan bevreemden, dat zij in Auf dem Wasser een zoo prettig, ondeugend jong vrouwtje uit den hoogeren stand wist weer te geven?
Ook haar partner, de heer Norrenberg, speelde dit stukje even opgewekt pikant als fatsoenlijk. Hij is een zeer begaafd man, vroeger aan het Saksische tooneel, thans te Keulen. Hij heeft een groot talent voor al wat komiesch is en karakterrollen betreft, en ‘kolossale’ parodieën hebben wij van hem gehoord. Maar hij heeft over meer te gebieden, een zeer goede Mefisto is hij ook geweest.
In die dagen gaf zij in kleinere gezelschappen hare gave van voordragen ten beste en schonk haar gezellig, vroolijk bijzijn in het huisselijk verkeer of den vriendenkring. Welk een genot gaf haar onze schilderachtige en eigenaardige natuur. Die typische Hollandsche omstreken van Rijswijk en Voorburg, het ernstige bosch, de groote en blonde duinen en de gedachtenruischende zee! Zij leeft in alles wat schoon en ideaal is en heeft een hart voor beeldende kunst. Hare gansche kunstschepping werkt van binnen naar buiten; uit het diepst van het gemoed, door het zieleleven bearbeid, treden hare vast begrensde, zichtbare gestalten op. In vertrouwelijken kring verhaalde zij vaak van haar leven en werken. Zoo ver de bescheidenheid toelaat en tot het karakteriseeren van eene kunstenares dient, is het ons geoorloofd daarvan iets mede te deelen.
Zoo als ik reeds zeide speelde zij eerst soubrette-rollen. Tijdens dat het voortreffelijke bestuur van Chéri S. Mau- | |
| |
rice het Thaliatheater te Hamburg tot eene Musterbühne vormde, kwam Seebach daar in 1852 de naar Berlijn vertrokken Lina Fuhr vervangen en trad er het eerst als Lotte in Dorf und Stadt op.
Maar welk een ‘munteres Soubretchen’ zij was, de grootere en ernstige kunst trok haar machtig aan. Voor zich zelve leerde zij de rollen van Clärchen en Gretchen. Doch men wilde haar noch geene groote rollen toevertrouwen. Zij vroeg het eerst aan den directeur des Theaters, maar hij weigerde het telkens en zei: ‘Nein Bächelchen - zoo noemden zij haar altijd - bleiben Sie bei ihren Rollen, die grösseren Rollen können Sie nicht spielen.’ Maar zelfs tooneeldirecteuren kunnen falen, en het bleek ras wat Bächelchen kon. Eens zou zij toch te Hamburg Gretchen geven; zij beefde en sidderde, de regisseur vroeg haar: ‘Wie sind Sie es gewöhnt? Wollen Sie den Tisch dort haben oder an jener Seite?’
Lachend voegde zij, dit vertellende, er bij: ‘Ach, ich war er nie gewöhnt, es was das erste Mal!’
Maar de uitslag was schitterend en zij kreeg de eerste plaats als tragische Spielerin in het theater te Hamburg; ‘Gestern ein armes Soubretchen, und heute tragische Spielerin, wie glücklich war ich!’
Toen bij de groote tentoonstelling te München de Faust werd vertoond, met Marr als Faust, Döring als Mefisto, Emil Devrient als Valentin, moest zij onder al die beroemde tooneelspelers optreden. Een paar dagen te voren had zij in het parterre zittende een paar heeren hooren zeggen: - Wie zal Gretchen geven?
- Eene actrice uit Hamburg.
De ander die gehoopt had..... te hooren, sprak zijne teleurstelling uit.
| |
| |
Dat hoorde zij; maar het ging toch zoo goed, dat toen de voorstelling geëindigd was, Emil Devrient naar haar toekwam en ‘in seiner vornehmen eleganten Weise’ zeide dat, als zij zóo speelde, zij uitmuntend zou worden.
De koning van Beieren liet haar bij zich komen en vroeg hoe zij dit, hoe dat opvatte en naar de redenen voor die opvatting. Zij antwoordde zoo goed en kwaad zij kon; want veel was er noch dat zij slechts uit natuur, uit intuitie deed. Er zijn er die meenen dat men alleen op jeugdigen leeftijd Gretchen kan spelen. Te recht zei mevrouw Seebach dat men dit alleen in een meer ontwikkelden en ervaren leeftijd goed kan. Eerst, zegt zij, speelt men naief, onbewust, in eene latere periode als men geleefd en ondervonden heeft, bewust, met studie, en dan eerst kan men aan zulk eene rol al de diepte en gevoeligheid geven, zoo als ik in Gretchen ‘all meine Liebe und Leiden hineingelegt habe.’
Weldra moesten allen te München das Wunderthierchen zien. Kaulbach schilderde haar met hare goudglanzende haren. Zij is het die hem inspireerde voor het Gretchen dat voor de Gnadenreiche ligt neergebogen.
Zij heeft eene innige liefde voor de natuur; voor het buiten zijn; eene nieuwe rol placht zij, waar zij kon, im Freien te studeeren. Zoo logeerde zij eens in een vorstelijk jachtslot, waar zij gespeeld had. De prins zeide haar, als het u hier bevalt, kunt gij zoo lang blijven als gij wilt, ik laat het slot tot uwe beschikking. Daar bleef zij eenigen tijd, alleen met den goeden ouden dienaar van den huize, eene typische figuur. Zij leefde er geheel in de natuur en bracht soms gansche dagen
| |
| |
in de bosschen door. Daar studeerde zij Goethe's Stella, dwalend of op een oud kleed liggend onder de zware dennen, met de hooge lucht boven zich, met haar boekje bij zich. Zoo werd het eens avond en steeds bleef zij er toeven, tot het donker werd en koud. Zij kwam geheel verkleumd terug en de oude dienaar schudde het hoofd en knorde en zei: Ja, dat komt er van als men den heelen avond in het bosch ligt te lezen.
Een ander maal bij eenen hoogen gastheer logeerende, wilde deze haar de Lady Macbeth doen spelen en hij zeide haar hoe hij meende dat deze er bij hare slaapwandeling moest uitzien; hij wilde haar daarbij eene lange groene japon met bont doen dragen. Doch ik dacht mij Lady Macbeth geheel anders, zeide zij; ik dacht haar als door droomen gekweld, opstaande van haar legerstede, met een slaapgewaad om. Ik wilde het voorstellen alsof zij zoo maar haastig weg het een of ander stuk goed of deken los om het lijf sloeg. Ik dacht er over om hagel in de zoomen van mijn kleed te doen om het goed te laten vallen en slepen. Van alles wat Kaulbach geteekend heeft, treft mij vooral de Lady Macbeth; zoo wilde ik haar bij hare slaapwandeling voorstellen.
Met diepe studie dringt zij in het karakter der voor te stellen personen in. Te Hanover bestudeerde zij de processtukken van Maria Stuart. Niet alleen als de vorstin wilde zij haar geven, maar ook als mensch, en vooral Maria's kracht als betooverende vrouw. Wel is zij, zoo als Schiller zegt, de trotsche die voor niemand buigt, maar telkens komt het toch uit dat zij vrouw is. Juist deze afwisseling is in hare Maria Stuart zoo treffend. Ook de kleinste zaken let zij op; vele tooneel- | |
| |
speelsters dragen als Maria in de laatste akte eene kroon, zij droeg een diadeem, zooals Schiller ook uitdrukkelijk zegt.
Mevrouw Marie Seebach gaf, gelijk zij te Amsterdam en Utrecht gedaan had, den 17n Maart 1879 te 's Gravenhage eene voordracht.
Het genootschap Oefening kweekt kennis had het voorrecht zijnen leden dit genot te kunnen verschaffen. Mevrouw Seebach gaf ditmaal twee tooneelen uit het 1e en 3e bedrijf van Goethe's Egmont. Met haar groot talent las zij de schoone tooneelen, waarin natuurlijk Clärchen uitblonk. Toonde zij in de voordracht van Uhland's Sängers Fluch welke krachtige stemmiddelen zij bezit, en hoe zij geweldige toestanden kan vertolken, het blijven toch de Clärchens en Gretchens, waarin zij geheel eenig is door het fijne, liefelijke, sympathieke van hare voordracht.
Zeer schoon was mede hare voordracht van Hebbels balladen, Schön Hedwig en der Haideknabe, met begeleiding van Schumanns muziek door den heer Nicolaï. Bewonderenswaardig was de kracht waarmede zij het ontzettende weet uit te drukken. Drie van Heine's juweelen uit de Nordseebilder werden ons ook te genieten gegeven, Sonnenuntergang, Die Nacht am Strande en Seegespenst.
Die Sieben Nixen van Roquette en Glassbrenner's 20, 30, 40 werden met bevallige schalkheid voorgedragen, lieve gedichtjes die nooit hunne uitwerking missen en die dan ook hier recht schenen genoten te worden.
Ook deze avond laat weder eenen schoonen indruk
| |
| |
na, eene heugenis van het veelzijdige talent van mevrouw Seebach.
Seebachs optreden in Nederland behoort tot het hoogste wat wij op het tooneel ooit aanschouwden. Naast Rachels tragische macht en Emil Devrients diep roerende Hamlet-vertolking, leeft de herinnering aan Seebachs grootsche, ideale en innige kunst als eene der edelste artistieke genietingen die der ziele geschonken kunnen worden.
|
|