Nanno(1883)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] In zee. Even als daaglijks de zon en de duisternis beurtelings wisslen, Wisselt in 't lot van de menschen 't geluk en de duistere rampspoed. Maar niet altijd is in het menschelijk leven de daagraad Brenger van heil; vaak straalt hij zijn glans op het bitterste onheil. Dappere Naukrates voerde zijn krachtig beriemde galeien Weer uit verwinnenden krijg, en zijn hart, na jaren van afzijn, Hoopte zijn landstreek weder te zien en zijn vrouw en zijn stamzoon. Doch Zeus' stormende vlagen en 't watergeweld van Poseidoon Dreven hem af van zijn vloot. Alleen met zijn eigen galeischip Doolde hij, winden ten prooi, tot gemis aan het lesschende water Koers deed zetten naar 't stip, dat zich verre verkondde als eiland. Nauwelijks krompen de winden en zag hij de naadrende landkust Groen opdoemen en hoop op een bron, en besteedde het scheepsvolk 't Laatst van zijn kracht aan de riemen, ten einde 't verlies van den winddruk Noch te vergoeden door roeien - of tegen het vallen des avonds [pagina 4] [p. 4] Voer hem te loever een zwarte galei; het Foinikische roofschip Klampte zich vast aan zijn boord. Van de hongrende, dorstende manschap Faalde de weerstand ras, en zij werden gedood of gekneveld. Zelf geen uitkomst ziende, verhief toen Naukrates smeekend Beide zijn handen omhoog tot het breed uitspansel des hemels: - Heilge Athena, verhoor mij; - ik heb zes jaren mijns levens Thans voor uw rechten gekampt, van mijn magen gescheiden en landstreek, Toon mij uw reddende hand! - Toen zond hem Athena het denkbeeld, 't Leven te redden in zee; hij verbond snel eenige houten, Wierp ze in 't water en sprong van het boord, en zich vast er aan klemmend Hoopte hij voort zich te worstlen tot waar hij van verre de kust zag. Gansch dien nacht door dreef hij, met spanning der uiterste krachten, Over de zwalpende baren, terwijl zij hem beurtlings bedolven, Beurtlings de rollers hem hieven en stuwden een eind naar de landkust. Eindeloos duurde die nacht, en erbarmeloos bleven de starren Gansch haren loop volbrengen en zonder haar gang te versnellen. Starrengeleidster en schoonste der vrouwen des nachtlijken hemels, Maanomglansde Selènè verrees; dan donker van haarbos Hesperos, hij die met reien het bruidspaar leidt naar de echtzaal; Vroeg ook rijst er de jager met blinkenden gordel en jachtknots, Wilde Orioon, saam met zijn hond, die als Sirius 't helderst Blinkt aan den trans; en de Haas, en de zeven Pleiaden, de Nimfen, Welke, des zomers verrijzend, in reidans melden den jaartijd [pagina 5] [p. 5] Waar zich de mensch om den oogst in verheugt; ginds tintelt de Poolstar; 't Groot Beerinnegestarnte, dat nooit daalt onder de kimmen, Nevens het kleine, verschijnt, en Bootes, de leiders der scheepvaart; Kassiëpeia, die schooner zich dacht dan de dochters van Nereus Maar in haar dochter dat boette, Andromeda, welke gekluisterd Hing aan de rots, aan het monster ten buit; tot het wapen van Perseus 't Ondier trof en haar redde; - zij allen vervulden hun omloop. Doch toen Foosforos eindlijk, als morgenverkondiger aanbrak, Toen weer Maan en Pleiaden in 't ziltnat waren verzonken, Aamde de angstige zwerver op 't deinend geklots van de baren Weder met hoop op het leven, en zag hij den reddenden oever. Maar zijne kracht zonk weg en hij zwijmde, geklemd aan de planken. Zoo als gebeurd en gedragen een meeuw op de ruggen der golven, Dreef hij der baren ten prijs, maar landwaarts droeg hem de zeevloed. Vorige Volgende