Londinias(1873)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] VI. Nauw rees Eos, de morgen, met fijn rooskleurige vingers, Of weer tijgen ze voort met moed aan den verderen arbeid. Boekmagazijnen nu vindt men in aantal, waar tot den zolder Duizenden deelen, het kroost van de persen der eeuwen, vergaard zijn: Atlas-mastodonten, gigantische folio-mammouths, Tijgergevlekte geribde oktavo's, herkauwende kwarto's, Inkunabel-fossielen, onvindbare wandlende bladen, Efemerieden, - dit alles doorzochten de bibliofielen, - Zeldzame prenten en Elzevier-drukken, en wondren der bindkunst; Die had de hand van den binder in 't fijne francijn of marokko Keurig gekleed en geprent met kunstige goudene stempels. Ladders beklommen ze hoog, en wroetten in 't stof van het pakhuis. Wedstrijd was 't daar vaak wie het schoonst ontdekte, 't uniekste, Nu eenen band van Capé of een deel van ‘Grolier en zijn vrienden’, Dan een gewrocht van Derôme, en het deed er niet toe wat in 't boek stond, Mits Pasdeloup of Duru het de gratie verleende en de wijding. Vurig beminden zij ook gebrocheerd en noch maagdelijk drukwerk, Nooit door 't mes van den binder geraakt en met breeden papierrand. Vóor zich staarden ze somber, benijdende hem die een buit ving, Droefheid voedde het hart, tot Athena dan weder den zoen trof, Samen verblijdden ze zich in den vond nu en juichten elkaar toe. Toen brak 't uur aan dat ze te zamen zich voegden ter beevaart [pagina 14] [p. 14] Naar Athenaia's tempel. In d'ochtend namen ze een tweetal Hansoms - dus naar den vinder genoemd -; een gemaklijken zetel Bouwde er de wagenaar in en een porte-brisée aan de voorzij; Raderen maakte hij, twee, zeer groot, veelspakig en wieksnel. 't Alles vernissend, sierde hij 't fijn met een bies om den wielrand, Ook om de stralende spaken, die bliksemend glanzen in 't zonlicht. Vóor is het uitzicht vrij, want van achteren, hoog op zijn zetel Stuurt met de lederen teugels de drijver het ros met gewisheid. Ieder besteeg nu den wagen; de drijver, een bloem in het knoopsgat, Zwaaide de zweep, ‘all right’, 't ros schudde den kop en verhief zich Recht in het tuig, dan stoof het vooruit; schel ratelde 't wielpaar. Krachtig draafden ze, de een nu vóor dan de ander; behendig Meden de drijvers de hoeken en kortten de teugels of vierden. Plotsling hielden ze stil in een chaos, karren en rijtuig Warden te zaam, luid schreeuwden de voerlien, - zóo, als de kindren Spelen het paardspel saam, tot de touwen verward in de knoop zijn; Hoort, ze verwijten 't elkaar en ze krieuwen, tot helpend de moeder Komt en de twisters scheidt en de touwen met moeite uit de war haalt, - Zoo ook schreeuwt men en tiert, tot op eens een gehelmde policeman Springt in 't gewoel; éen wenk, en hij temt ze en gebiedt hun de richting. Snel dan schieten ze voort en bereiken het huis van Athena. Vorige Volgende