naar de uitgestrekte eenzaamheid van 't nabygelegen meer, liet het koeltje zuchten in 't geheschen zeil en dobberde den ganschen morgen op mijne droomen, pogende = zooals ik gewoon ben - mijn leed weg te denken, terwijl ik tusschen een dubbele oneindigheid, bóven en ònder mij glijd. Joanna, Ave! -
Ja - ik ben een van die Schoonheidssensitieven - Die stupor: zeker - ‘der Schoonheid huivrend schromen’ - Ach, wat heb ik in mijn korte leventje al veel en velerlei liefgehad en wat al schoonheid genoten!
Ik benijd u uw leeftijd!
Spanning en overspanning - ik heb ze gekend. Ze hebben me voor een jaar of drie - zooals u weet - de tering bijna op den hals gehaald: Het opgehoeste bloed was hartebloed. En mijne donna werkt al sinds Februari op mij.
Dezelfde Daniëls, die met uw zoon harrewart, moest mij reeds voor maanden de middelen toedienen, die mij een weinig rustiger stemden.
En nu komt de stroom uwer bewondering de mijne doorbruisen en alles golft in mij!
Beef niet voor wat mij nog staat te wachten - het ergste is geleden.
Verbeeld u dat ik dagelijks rust op eene sponde waar ook zij weken achtereen sluimerde en dat hetzelfde dek, dat mij beschut, drukte op hare schouders en lendenen en één kussen ons beider hoofd heeft geschoord.
Zelfs waren wij hier gelijktijdig gehuisvest en had ik het genot door het geopend raam van haar slaapvertrek in den vroegen morgen rozen te werpen, die zij met een lieven dank aanvaardde - omdat zij weet, wie ik ben en dat ik haar niet, als de banale, eene coquette zou schelden, wanneer zij mij toeliet haar de handen te kussen.
Wij wisselden vele brieven, wij waren veel te zamen alleen. Eens roeide ik haar over den Amstel. t Was schemering en achter haar ging de zon onder en verguldde de stad, die steeds verder week.
- Herinner je je 't vrouwtje van Paestum? - vroeg ik haar.
- En dien gouden gloed?
(Zij genoot uw roman en is in staat dien schoon te vinden)
- Ja...