kenis aan den samenhang waarin zij voorkomen - daar is een kleine verwikkeling - Anders zou ik u verzoeken een goed woordje voor mij te doen bij uw vriend Smit Kleine. Mijn vader, die hem ook nog al kent, is er niet erg op gesteld dat ik verzen maak, anders zou ik hem kunnen verzoeken er een stuk of wat aan De ‘Banier’ aan te bieden.
'k Heb geheel ter sluik mijn ‘Mathilde’ vervaardigd. Zoo goed als niemand vermoedt er t bestaan van. Ik heb het zielsgenot van 't dichten gesmaakt en zal haar nu maar door den gapenden mond der lade laten slikken. Het deert mij inderdaad niets of anderen lezen wat ik maakte. 't Zou mij slechts lief zijn om de reden, die ik u opgaf.
Uit het zestal dat u las - de meest afzonderlijk bestaanbaren van het toen ontstaan twintigtal - kan u niet opmaken hoe de andere sonnetten zijn. Daar zijn er onder, die mij veel meer behagen. Daar is nog éen stroowisch waaraan ik drenkeling, mij vastklamp, nog éen middel dat er toe kan leiden dat ze het licht zien. O luister nog een oogenblik naar mij en dan zal ik aartsbabbelaar zoolang zwijgen als u wil.
‘Iets schoons, dat zich aan het voor schoonheid ontvankelijk gemoed vertoont, grijpt het aan. Strijd der ziel volgt: het schoone is verheven en heft omhoog en de ziel die het aanbid gevoelt zich klein. Doch is de strijd volstreden, heeft de vroegere toestand der ziel voor een edeler reiner verhevener plaats gemaakt dan bemerkt zij dat zij niet meer bevend en biddend naar dat schoonheidsideaal opstaart: zij is er zoo door verheven, dat ze er mee samenwies. Zij heeft het in zich opgenomen. Dan leeft er een schoonheidsideaal, dat eerst buiten ons en boven ons was in ons gemoed. En men heeft het slechts te uiten om kunstenaar te blijken’, ziedaar de gedachte in mijn boekje belichaamd.
Het Schoone, 't gemelde schoonheidsideaal, wordt bezongen onder den naam ‘Mathilde’. Zij treft in den zomer en in een grootsche streek (waarvan zij de vleeschwording is) 't gemoed van een zwerver. Die aanbidt haar, doch weldra komt zijn ziel in verzet. Hij gevoelt zich afhankelijk, smeltend, dwepend als een jonkvrouw, doordien hij t leven leeft der beminde vrouw. Met geestkracht rukt hij zich los en begint zijn omzwervingen. Haar beeld blijft hem echter bij en uit het verheven standpunt waarop zijn liefde hem brengt over-