Gedichten(1887)–Carel Vosmaer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Oogst. Scherp snijdt het zwoegend ijzer der gedachte Door d' akker van den geest de lange voren, Diep laat de hoef van os en paard zijn sporen Er in getrapt: de duisternis der nachte En 't zonlicht gaan er over, wisslend zachte En teistrende getijden, scherp gevroren Of gloênde droogt'; en woeste vlagen storen Zich aan geen zaaiers dankbre vreugd of klachte. Dan werkt van binnen 't splijten, kiemen, groeien, Tot weer de akker leven gaat en bloeien; Gedachtenoogst bedekt de vruchtbre kluiten. Maar wat de zangerige vogelkoren Er hupplend tsjielpten in de zwarte voren, Dat komt als oogst van liedren er ontspruiten. Vorige Volgende