Gedichten(1887)–Carel Vosmaer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Vivisectie. Honderdduizend menschen, levend, In den oorlog snijden, kerven, Dat was altijd eeregevend, Kon ons lauwren doen verwerven. Onvermijdlijk, nuttig kwaad, Dient dit middel kerk en staat. Preventief te detineeren Zal geen rechter ook onteeren. 't Wormpje aan den haak geslagen, Kronklend, smartelijk gemarteld, 't Vischje in zijn kieuw te prangen. Wen het in zijn doodsangst spartelt, Lijsters in een strik gehangen, Haas, patrijs en reeën jagen, Wie die 't edel jachtvermaak Wreedheid noeme, vroom het laak'? Gaf de Schepper, goede gever, Ons ook niet den ganzenlever? [pagina 33] [p. 33] Die geen muschje vallen laat Weigert ons geen vinkgebraad. Coelibaat van priesters, ruinen, Ossen, katers en kapuinen, Dat is godlijke directie - Maar, vervloekt die vivisectie! 1883. Vorige Volgende