| |
| |
| |
Nieuwjaar 1873.
Het tooneel verbeeldt de studeerkamer van den spectator.
Zoo heb ik dan al menig jaar
In d' oude drieheid schoon - goed - waar
Ook, ach! getheologiseerd.
Voor onderwijs en kunst gestreden,
Voor oudheên smart en smaad geleden;
Veel ‘kleinen geërgerd’ en ontsticht,
Ben liberaal, ja radikaal,
En ach! hoe ver toch van mijn ideaal!
Dies zoek ik nu, ten einde raad,
Welks geest door stoel- en tafelpoot
Al zoo veel raadselen ontsloot.
Gij groote Geesten van weleer,
Orakels en verklaringen! daalt neer!
Hier is 't geheimvol schrift,
Door Cagliostro's eigen medium gegrift!
Hoe machtig werkt dat teeken op mijn zinnen!
| |
| |
Reeds walmt de lamp, beginnen
Stoelpooten spookig tot elkaar te fluistren; geestatomen
Doorbeven d'ether - 'k voel het, nu zal 't komen.
In lettren, kunst en wetenschap,
In buurvrouws koffie, bakers pap,
- Ik, de geest van Jan Salie!
Ontzetbre, eerentfeste Geest!
Door mij is Neerland groot geweest!
In Kerk en Staat heb ik de woeste droomen
| |
| |
En nieuwe gekheên, opgekomen
In 't brein van al wat jong
Het deftige oude driest besprong,
Te keer gegaan met hand en tand.
De scholen, waar zij 't week verstand
Van kindren, meisjes zelfs en vrouwen,
Met dwaze wijsheid vullen wouwen,
Heb 'k steeds bekampt; getracht, helaas vergeefs, te keeren
't Ontvrouwend vrouw-emancipeeren.
De kerkdienst hou 'k in eer,
Dezelve stavend in de aloude dierbre leer.
Ik waarschuw de onberaden zinnen,
Die zonder wikken maar beginnen
En stellen 't al op losse schroeven.
Voorzichtig, zeg ik, nooit beproeven
Alvorens dat gij zeker weet dat 't lukt.
Behoudt den boom, daar gij van plukt
Uw batig slot, dat d' Ooster-Indiaan,
Uw kind, u kweekt; o laat geen schepen gaan
Op nieuwe u onbekende waatren,
Wat ze u van bruggen naar Amerika ook snaatren.
Uw leger.... Neerlands God zal helpen
Als Pruis of Gal u te overstelpen
Zou dreigen, en de Dordtsche leer
Is sterker dan het naaldgeweer.
De vreemde fondsen geven meer percenten
Dan nijverheids onzeekre renten.
De kunst - partikulier vermaak -
Is allerminst regeeringstaak.
Uw grootste wijsgeer-dichter dat 's
Nog immer altijd Vader Cats.
Ach waarom ook die nieuwe spelling?
Eens op die glibberige helling
Ploft ge in des Afgronds drekpoel neer,
| |
| |
Waar een verdwaasd philosophisme
U doekt met Spinoz-Darwin-isme,
En waar de Apokalyptische Openbaring
Verruild wordt voor Natuurverklaring
En aap-mensch-evolutieleer!
Neen! nog was Neerland niet verloren,
Had 't voor mijn lessen willige ooren;
Als 't, volgzaam voor gestelde machten,
Gebaande wegen blijft betrachten;
Afkeerig van verandrings geest,
Het schijnschoon nieuwe, schuchter vreest;
Als 't maar omzichtig, als een pest en schurft
Een ieglijk uitstoot, die wat durft,
Die naar onvatbre hersenschimmen haakt,
Het ideale, 't ongewone tot zijn afgoôn maakt,
En al die zoekers, peinzers, dweepers,
Die valsche nieuwigheên ontschepers,
Van vreemden bodem aangevoerd.
Maar wees 't in 't mainteneeren van 't aloud Behoud!
Maar gij, verheven geest, gij doet, of ik vergis me,
Toch ook aan 't nieuw',.... aan spiritisme.
Die leer is oud, aloud; de geesten doen zich kond
Dat 's altijd zoo geweest,
Sprak ook niet de ezel van Bileam?
| |
| |
Sprak niet het orakel, uit bron en stam?
En propheteerden niet de steenen?
Ontwijd is 's menschen tong en woord,
En daarom wordt nu 't heiligst, 't hoogst alleen gehoord
In spraak van stoel- en tafelbeenen.
Zijt juist de geest dien 'k jaar en dag bestrij,
Gij aartslamlendigheidspatroon,
Zelfstandigheid, veerkrachtsbetoon,
Oorspronklijk' aard en stouter streven
In alles stremmend, zoo gij kunt, en 't leven
Verlagend tot routine, waar de mensch geen bloed,
De taal geen zout, de fantasie geen gloed
Neen, 'k wachtt' een hooger geest,
Die weer in 't nieuwe jaar ten strijd
Ons tegen u geharnast en gewijd
Had, die bezielend waar' geweest
Tot kloeker, schooner, vrijer leven,
Die d'ernst met bloemen, liefde, zang, doorweven
Zou, die 's geestes zonneschijn....
Licht niet voor u, gij ongeloovige, gij spotter!
U zelf en andren werkt ge daaglijks botter.
'k Verdwijn; - gij kent maar geesten van uw slag,
(Geest van Jan Salie verdwijnt.)
| |
| |
Niet u? Goddank! Zak in uw slaapmuts neder,
Gij deedt mij lachen,.... d' aarde heeft mij weder.
|
|