| |
| |
| |
De trots van Vasovic
Wanneer ik aan Velibor Vasovic denk, dan gaan mijn gedachten terug naar een zomerse avond in oktober, toen Ajax in het schitterende Estadio de Bernabeu van Madrid tegen het toen nog onaantastbaar lijkende Real voetbalde. De eerste ontmoeting, in Amsterdam, was in een gelijkspel van 1-1 geëindigd - weinigen slechts gaven Ajax voor die return ook maar een schijn van een kans. Real Madrid, dat was bekend, geleek voor eigen publiek een onweerstaanbare furie. Hun fantastische start, gedragen door de fanatieke fans; de razendsnelle balverwisselingen en soli; de beinvloeding van scheidsrechters en tegenstander en een aanzienlijke hoeveelheid theater, al die factoren maakten van het toenmalige Real Madrid een brok werkelijke voetbalhistorie, waartegen het talentvolle, maar nog onervaren Ajax zonder enige kans op succes zou moeten optornen.
In dat elftal van Ajax, tegen dit Real, maakte Vasco, zoals zijn roepnaam luidt, zich eigenlijk voor het eerst sinds hij bij Ajax was gekomen, in al zijn grootheid waar. Het geviel, dat hij na ongeveer een kwartier in duel raakte met Amaro Amancio, zijn directe tegenstander (Ton Pronk speelde in die wedstrijd als vrije verdediger achter Vasovic). Amancio, lieveling van de fans, behalve een groot voetballer een even grote komediant, probeerde de bal van Vasco af te pakken. Dat lukte niet; vandaar dat Amancio de achterbenen van Vasovic begon te bewerken. Terwijl Amancio woedend in de richting van scheidsrechter Davidson keek, floot de Schot. Het publiek reageerde verrukt: Amancio had weer eens een vrije schop ‘versierd’. Maar Velibor Vasovic had de beweging van Davidson scherp geobserveerd. Hij wist, dat Davidson de juiste beslissing had genomen en Amancio voor
| |
| |
zijn foutieve tackle had bestraft. En dus wandelde Vasco na het fluitsignaal rustig naar de wegspringende bal, raapte die op en kwam in kleine dribbelpassjes op de wild gebarende Amancio af. Juist op het moment, dat Vasco de bal in de handen van zijn tegenstander zou gaan deponeren, floot Davidson opnieuw. Niet Amancio moest die vrije trap nemen, maar die speler van Ajax, Vasovic. Het was opeens stil in dat prachtige stadion, een jaar of vier geleden. En Amancio werd tegenover die merkwaardige Joegoslaaf opeens een heel nietig kereltje. De enige, die glimlachte was Vasco zélf. En degenen, die van die plotselinge, psychologisch diep doorwerkende meevaller profiteerden waren de Ajacieden.
Toegegeven: uiteindelijk won Real Madrid het in de verlenging toch van Ajax. Maar die nederlaag van 2-1 is wellicht de belangrijkste ruggesteun geweest voor de greep naar de macht, die Ajax jaren later met succes zou afsluiten. Ajax was in de Madrileense heksenketel níet weggespeeld, zoals gevreesd. En juist in dit soort chaotische veldslagen (belangrijke, vooral internationale voetbalwedstrijden ontaarden immers steeds meer in veldslagen) was de waarde van de veelvoudige Joegoslavische international overduidelijk bewezen. Zoals in Istanboel, waar de aanhangers van Fenerbahce fanatieker zijn dan waar ook in Europa. Ajax speelde pas een dag later in het Mithad Passa-stadion, omdat de Turken in een soort zenuwenoorlog de scheidsrechter ertoe hadden verleid de wedstrijd uit te stellen. Maar op die donderdag dan moest Ajax aantreden tegen de Turken, die zich gesteund wisten door tot waanzin gebrachte fans (een half uur voor de wedstrijd werden er bijvoorbeeld platen gedraaid, waarop fragmenten van voor Fenerbahce succesvolle wedstrijden, eindigend in een langgerekt ‘goooaal’). Terwijl een spectaculaire vuurwerkshow zelfs nu en dan de spelers op het veld bedreigde en er op het onbespeelbare terrein nauwelijks voetbal mogelijk was, stortten zich de Turkse spelers ten aanval, waarbij zij voortdurend allerlei kreten uitstootten, ongeveer ter imitatie van Japanse oorlogsstrijders.
Het lijkt, achteraf, allemaal wat lachwekkend. Maar in dat lugubere decor stonden de zenuwen van de Ajacieden op sprin- | |
| |
gen. Met name die van de doorgaans ijskoude doelman Gert Bals die juist een paar minder gelukkige wedstrijden had gespeeld. En in die ambiance was daar opeens weer die onbetaalbare rust van Velibor Vasovic, die in chaos schijnt te gedijen. Hij ging zelf, als de bal achter was geweest, de uittrappen nemen. En wat deed hij? Hij ging óók zo schreeuwen als de Turken. Oorlogskreten uitstotend speelde hij de bal dan rustig even buiten het strafschopgebied naar een medespeler, die de bal dan weer rustig in de handen van Bals deponeerde. De Turken waren eerst verbaasd, vervolgens voelden zij zich op eigen wapens verslagen. Terwijl de fanatieke supporters nog probeerden rotjes, eigengemaakte mini-bommen en Bengaals vuur in de omgeving van het Ajax-doel te laten neerkomen, liep Vasovic kirrend van plezier rond. Bij elke uittrap maakte hij opmerkingen tegen de Nederlandse fotografen, die daar zaten. Vasovic was volkomen in zijn element en leidde Ajax naar een even onverwachte als knappe overwinning van 2-0.
Vasovic mag dan Ajacied-af zijn, wat mij betreft heeft hij er in zeer belangrijke mate toe bijgedragen, dat Ajax de internationale top heeft bereikt. Vasovic heeft Ajax zóveel meegegeven, dat ‘zijn geest nog altijd in De Meer waart’. Viereneenhalf jaar heeft Vasovic in Ajax' topelf gespeeld. Op het hoogtepunt van zijn roem, nog geen 32 jaar oud, stopte hij, een van de grootste voetballers van de jongste generatie. Weinigen realiseren zich, dat Vasovic in 11 jaar topvoetbal 'n ongelooflijke recordlijst heeft opgebouwd. Hij werd acht keer landskampioen (vier keer met Partizan, eenmaal met Rode Ster en drie maal met Ajax). Drie seizoenen lukte het Vasco niet de landstitel te behalen: in die jaren speelde hij mee in een Europese bekerfinale. In '66 werd hij met Partizan door Real met 2-1 geklopt - Vasco scoorde met een kopbal. In '69 werd hij met Ajax door AC Milan met 4-1 geklopt - Vasco maakte via een strafschop het enige doelpunt. In '71 mocht aanvoerder Vasovic dan eindelijk de Europa Cup in ontvangst nemen. Later zei hij mij over dat langverwachte moment: ‘Toen ik daar stond, op Wembley, met die Cup in mijn handen en de mensen op de tribunes klappend, schreeuwend en zingend, toen dacht ik bij mezelf: ja Vasco, je hebt het goed ge- | |
| |
zien, destijds, toen je het hoogste in de voetballerij wilde bereiken. Dit is verschrikkelijk mooi.’
Velibor Vasovic was een ventje van veertien ongeveer, toen hij voor het eerst aan een grote carrière als voetballer begon te denken. Hij was toen leerling aan het gymnasium in een van Belgrado's nieuwbouwwijken, die ook een voetbalclubje van die naam kende: Novi Beograd. Hoewel zijn moeder Vasco's voorliefde voor voetbal nauwelijks meer kon appreciëren, nadat hij zijn rechterarm gebroken had, ging hij tenslotte in op het voorstel van een twee jaar oudere vriend, die hem overhaalde in het beroemde Partizan te komen voetballen. Daar leerde hij voor het eerst de zoete smaak van het succes kennen. Met het jeugdelftal van Partizan werd hij twee seizoenen achtereen kampioen van Joegoslavië. In dat jeugdelftal speelden latere vedetten als de doelman Soskic, de rechtsachter Jusufi, de aanvallers Galic en Kovacevic en de beide buitenspelers Cebinac. Zij zijn later allemaal naar Westeuropese topclubs uitgezwermd, niemand van hen bereikte zoveel succes als Velibor Vasovic, die behalve het sportieve facet ook bepaald niet de financiële kanten van het profvoetbal vergat: intimi schatten zijn verdiensten op ongeveer 500.000 gulden.
Niettemin stootte Vasovic na die succesvolle periode als junior niet meteen naar het eerste elftal door, zoals zou mogen worden verwacht. ‘Maar door mijn hele loopbaan loopt,’ zo weet hij achteraf, ‘als een rode draad het geluk. Hoe goed je als voetballer ook bent: zonder geluk kom je nooit aan de top.’ In dat opzicht praat Vasovic als bijvoorbeeld Sir Alf Ramsey, de trainer van het Engels elftal, die beweert: ‘Geen trainer ter wereld kan het zonder geluk stellen.’ Vasovic had het geluk in een fantastisch jeugdelftal terecht te komen; bovendien stond hem in Partizans eerste een veel oudere ‘concurrent’ in de weg: Pajevic, de linkermiddenvelder van Partizan, was 32 jaar, toen Vasovic in het tweede elftal ‘ongeveer in de rol van Arie Haan’ mocht spelen. In 1960 kreeg Vasovic een vaste plaats, juist op het moment, dat Stefan Bobek zijn debuut als trainer maakte (Bobek is een van de beste naoorlogse voetballers van Joegoslavië; toen Michels bij Ajax wegging, was Bobek een van de kandidaten voor zijn
| |
| |
erfenis). Driejaar achtereen was Partizan veruit de sterkste club van het land.
Tot hij (‘Voor zwart geld,’ zegt hijzelf grinnikend) voor sensationeel nieuws zorgde en naar concurrent Rode Ster overging. Het Joegoslavische sportdagblad ‘Sport’ rangschikte onlangs in een feesteditie ter gelegenheid van het zóveeljarig bestaan een lijst van de hoogtepunten uit de krant. Daaronder bevond zich ook ‘de primeur, dat Velobir Vasovic in 1963 de overschrijving aanvroeg van Partizan naar Rode Ster.’ Dat seizoen werd Rode Ster prompt landskampioen, maar Vasco's hart trok naar Partizan. Ondanks het vijfjarig ‘contract’ met Rode Ster mocht hij na veel geharrewar en in ruil voor Zvesdan Cebinac (de latere PSV-er) terug naar Partizan, dat opnieuw kampioen werd. Het jaar daarop schakelde Partizan Nantes, Werder Bremen, Sparta Praag en Manchester United uit, vóór het in de finale door Real van de Europa Cup werd afgehouden. Toen achtte Velibor Vasovic, die inmiddels ook tientallen malen in de nationale ploeg had gespeeld, het laatst als aanvoerder, de tijd gekomen ‘geld aan zijn hobby te gaan verdienen.’ Met de best denkbare referenties, een gedeeltelijke studie in de rechten achter de rug en met een grote persoonlijkheid en hoge intelligentie als waarborgen voor succes. Tóen ontstond het contact met Ajax, juist op het moment, dat de voetbalmakelaar Nikolaus Berger hem voor een hoge prijs bij 1860 München zou gaan onderbrengen.
Het toeval wilde, dat Ajax-lid Dries Blankert, een goede bekende van Michels, met een Joegoslavische getrouwd was. Via haar attendeerde Blankert Michels op de mogelijkheid Vasovic naar Ajax te halen. Mevrouw Blankert belde met Belgrado, kreeg mevrouw Vasovic aan de lijn, die vertelde, dat haar man in Duitsland met Bundesliga-clubs aan het onderhandelen was. Vasco herinnert zich: ‘Toen ik terugkwam uit Duitsland vertelde mijn vrouw van de interesse bij Ajax. Zij wilde graag, dat ik in ieder geval ging praten. Amsterdam trok haar. Mijn vrouw had het niet zo op Duitsers. Haar vader is in de tweede wereldoorlog door Duitsers vermoord.’
Vasovic (in '63 en '65 voetballer van het jaar in zijn land) overwoog op zijn beurt het aanbod volgens de logische ge- | |
| |
dachtengang die hem kenmerkt. Aan vrijwel alles wat hij doet en zegt ligt een verstandelijke benadering ten grondslag. Als ik na afloop van de wedstrijden met hem praatte, viel het me op hoe lucide hij was, hoe scherp hij kon analyseren. Clichés zijn Vasovic vreemd. Over zijn moeilijke beslissing na een weergaloze carrière als betaalde hobbyist in Joegoslavië naar een profclub over te stappen bekent hij, achteraf (‘In een boek moet de waarheid, in kranten staan verhaaltjes. Wat ik in zomaar een interviews zeg is als een mop. Die vertel je één keer, je lacht en de tweede keer zeg je dat je 'm al kent. Maar een boek moetje 10 jaar later nóg willen lezen’): ‘Aan de ene kant trok het voetbal in Duitsland me meer, omdat het op een aanzienlijk hoger peil stond dan dat in Nederland. Maar mijn vrouw was sterk tegen, ik wist hoeveel Joegoslaven er in München wonen en werken en bovendien moest ik acht maanden wachten, voor ik in Duitsland zou kunnen voetballen. Zo'n pauze kan voor een voetballer fataal zijn.’
En dus reisde Vasovic met zijn vrouw per auto (NSU 110) naar Amsterdam om er met Ajax aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Vóór zij het hotel L'Europe binnenstapten zagen ze voor de ingang een Amerikaans dubbeltje op straat liggen. ‘Later hebben mijn vrouw en ik het daar veel over gehad,’ zegt Vasovic. ‘In Joegoslavië bestaat een spreekwoord, dat zegt: “Waar het geld op straat ligt, is het goed verdienen.” Mijn vrouw veronderstelde toen, dat het een goed voorteken was. Ajax stelde voor een contract voor 4½ jaar te tekenen, ik durfde dat risico niet aan en uiteindelijk werden wij het eens over een contract voor de duur van 2½ jaar.’ Dat was in december 1966, toen bij Ajax Ton Pronk en Frits Soetekouw nog in het centrum van de verdediging stonden. Michels vertelde Vasovic, dat hij hem uiteindelijk als stopper wilde opstellen, maar dat hij zijn kans moest afwachten. Opnieuw had Vasovic geluk. Door een blessure van Henk Groot speelde hij zes wedstrijden op het middenveld, hoewel hij die wedstrijden achteraf als ‘niet best’ kwalificeert.
In de wedstrijden tegen Dukla Praag stond hij ernaast, ook al omdat hij volgens de reglementen in de thuiswedstrijd (1-1) niet eens mocht meespelen. Uit verloor Ajax met 2-1 en opnieuw was
| |
| |
het geluk met Vasovic: ‘Ajax had ook met 5-0 kunnen winnen en dan was ik voorlopig niet aan bod gekomen.’ Michels wees uitgerekend de beide stoppers Pronk (die een strafschop veroorzaakte) en Soetekouw (die in eigen doel schoot) als de zondaars aan en vanaf dat moment stond Velibor Vasovic in het hart van de verdediging, waarin hij slechts 4 à 5 wedstrijden heeft ontbroken (ook in Joegoslavië was Vasovic opgevallen als een constant beschikbare speler, aan wie blessures en ziekte vreemd waren).
De manier waarop Vasovic zich in de selectie van Ajax aanpaste is bewonderenswaardig geweest. Tot dan toe was, zeker bij Ajax, alles wat uit het buitenland kwam met enig misprijzen bekeken. In het nog jonge Nederlandse profvoetbal kwamen buitenlanders, zo leek het, alleen maar om vette premies te verdienen. Daarom mislukten zoveel goede voetballers uit het buitenland tot nu toe in Nederland; zij hadden af te rekenen met een dodelijke rivaliteit van de Nederlandse clan. Alleen de allersterksten (en meestal bleken dat ook de allerbesten) bleven overeind. Want pas als de Nederlanders merkten dat er met die buitenlandse indringer geld te verdienen was, dan werd hij geaccepteerd. En hoewel Vasovic uiteindelijk de plaats van Amsterdamse concurrenten als Pronk en Soetekouw innam, heeft hij nooit veel van naijver bespeurd. Hij heeft daar zélf veel aan gedaan: ‘De meeste spelers maken de fout te verwachten, dat een club, trainer, speler, dokter en masseurs zich aan hen aan moeten passen, omdat ze nu eenmaal uit het buitenland komen. Ik heb dat bewust vermeden. Ik heb me aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. Ik durf nu rustig te stellen, dat ik een betere voetballer was dan alle andere spelers bij Ajax, tóen, omdat ik veel en veel meer had meegemaakt. Maar ik zei dat nooit. Ik heb een jaar lang bijna niets gezegd. In het begin heb ik lopen trainen, terwijl ik wist dat ik nog geen wedstrijden kon spelen. Ik had toen makkelijk aan Michels een dag vrij kunnen vragen. Bijvoorbeeld met de smoes, dat mijn vrouw ergens heen wilde. Maar ik deed dat met opzet niet. Ik wilde gewoon een onderdeel van de groep zijn. En ik praatte niet over alles wat ik in Joegoslavië al bereikt had. Ik wilde prestaties leveren. En ik geloof, dat de spelers bij Ajax dat zagen.’
| |
| |
Hij heeft veel gedaan voor Ajax, Velibor Vasovic. In het proces, dat Michels ter vergroting van de professionele mentaliteit activeerde, speelde de gelouterde Vasovic een belangrijke rol. Vasco had een veel rijpere visie op de voetballerij dan de overige Ajacieden. Terwijl voor de meeste spelers, en vooral die bij Ajax, gold zoveel mogelijk geld in een zo kort mogelijke periode te verdienen, vergat de meest zakelijke van alle Ajacieden, Velibor Vasovic, niet de andere facetten van dat wonderlijke voetbalspel. Voor Vasco is voetbal méér dan een stupide bezigheid, waarin volwassen kerels achter een bal hollen en nog dommer groepen en masse die spelers nog bewonderen óók. Voor Vasovic is voetbal cultuur: ‘Eeuwen terug werd een schilder onthoofd als die een naakt maakte. Later vond men het mooi. En andere kunstenaars gingen onder de guillotine als ze iets hadden gemaakt, dat niemand begreep. Tot ze later als ware kunstenaars werden erkend. Zo is het ook met voetbal. Het is een kunst. Nu nog voor een kleine groep, die voetbal heeft leren begrijpen. Straks voor de massa. Tenslotte wordt er al heel wat eeuwen geschilderd, gedicht en gebeeldhouwd. Voetbal bestaat nog geen honderd jaar.’
Daarom ook was Vasovic het in vele opzichten oneens met Michels. Voor Michels gold het Ajax tot een machine te smeden, waarin spelers als robots een rol kregen. ‘De resultaten gaven Michels gelijk,’ geeft Vasovic toe, ‘maar afgewacht moet worden of het ook anders kan. Voetbal is net als het leven. Dat is mijn eigen filosofietje. Als mens speel je een heel nietig en kortstondig rolletje in een gigantische wereld. Je moet er maar het beste van maken. Zo is het met voetballen ook. Laatje verbeelding spreken, volg je eigen inzichten en maak er het beste van. Michels wilde dat juist niet. Die verbood je te denken. Als straks Ajax aan de top blijft, maar dan op een ándere manier, dan is misschien het ongelijk van
Michels bewezen. Ik vond hem niettemin een groot trainer, maar ook een onmenselijk trainer. Hij was 100 procent zakelijk. Je zou hem een exponent van de nieuwe, verzakelijkte wereld kunnen noemen. Voor Michels was een speler een nummer en de prestatie stond centraal. Menselijke reacties kende hij niet. Misschien omdat hij nooit een gezin met kinderen heeft gehad.’
| |
| |
Slechts éénmaal verslechterde de zakelijke, maar goede relatie tussen Vasovic en Michels bedenkelijk. Dat gebeurde na een incident met assistent-trainer Han Grijzenhout. Tijdens een trainingspartijtje (drie tegen drie, Grijzenhout deed met Vasovic mee, Suurbier, Keizer en Cruijff waren de tegenstanders, van wie het vooraf al onbegonnen werk was geweest te winnen) kapittelde Grijzenhout Vasovic ‘er meer aan te doen, anders zou er nooit gewonnen kunnen worden.’ Vasovic: We hadden sowieso al niet kunnen winnen, maar ik zei toen tegen Grijzenhout: ‘Met een voetballer als jij erbij kunnen we niet winnen. Je kan niet meekomen, want je bent al te oud en bovendien kan je niet goed genoeg voetballen.’ (Grijzenhout was een verdienstelijk amateurvoetballer, maar het is inderdáád duidelijk, dat de middendertiger Grijzenhout tegen optimaal getrainde topspelers kansloos móet zijn).
De zondag erop werd Vasovic door Michels gepasseerd en dat zette bij de Joegoslaaf veel kwaad bloed: ‘Ik heb niet voor niets rechten gestudeerd. Ik ken mijn plichten, maar ook mijn rechten. Als Grijzenhout me ernaast gezet had, dan zou ik dat waarschijnlijk hebben geaccepteerd. Maar Michels veroordeelde mij zonder me te hebben gehoord. Dat is niet correct. Als iemand een oordeel wil uitspreken, dan moet hij niet alleen de ene partij, maar zeker ook de andere partij horen. Hij deed dat niet, dus was ik boos.’ Vasco demonstreerde dat op de eerstkomende training. Hij liep nog langzamer dan anders, constant aan de staart bungelend. Toen Michels hem vroeg, waarom hij zo langzaam liep antwoordde Vasco: ‘Ik kan niet harder’, waarna Michels hem als volgende straf naar het andere trainingsveld verwees, waar Vasovic twee weken lang tot de training-alleen verbannen werd. Vasovic: ‘Ik nam drie penalties, ging vervolgens op mijn gemak op de bal zitten en nam dan weer drie penalties. Dat had ik wel vijf jaar lang kunnen volhouden.’
De trots van de typische Joegoslaaf was ook de slimme Michels niet ontgaan. Hij ontbood Vasovic opnieuw bij zich en zei: ‘Zo kunnen we natuurlijk niet doorgaan. Wat is er precies?’ Toen Vasovic zijn gif gespuid had bood Michels zijn excuses aan en zei: ‘Er zit veel waars in jouw manier van redeneren. Laten we
| |
| |
opnieuw beginnen.’ En nog altijd meent Vasovic, dat dit incident hem uiteindelijk het aanvoerderschap opleverde in het laatste seizoen, dat hij bij Ajax zou spelen: ‘Michels zal ongetwijfeld gedacht hebben: iemand, die zo voor zijn eigen rechten opkomt, is ook geschikt voor de functie van aanvoerder.’ Toen Gert Bals naar Vitesse ging bood Michels Vasovic de rol van captain aan. Contractueel is bij Ajax de trainer gemachtigd de aanvoerder aan te wijzen, maar Vasovic weigerde. Hij wilde geen aanvoerder zijn, zonder dat de spelers de kans hadden gehad mee te beslissen. Aldus geschiedde. Michels zwichtte opnieuw voor de argumenten van Vasovic, riep de spelers bijeen om een nieuwe aanvoerder aan te wijzen, waarbij Vasovic uiteindelijk toch werd gekozen.
Ik zou graag nog even terugkomen op de rol, die Vasovic bij Ajax heeft gespeeld. Hoe hij, zowel op het veld als achter de schermen, een enorme invloed heeft uitgeoefend. Zelf heeft hij uitgesproken ideeën over wat hij heeft gedaan: ‘Er zijn in een selectiegroep als die bij Ajax, trouwens bij elke grote club, voortdurend allerlei incidentjes, spanningen en ruzies. Er wordt constant en op alles gemopperd. Soms gaat dat over futiliteiten. Over shirts met lange of korte mouwen. Maar soms gaat het over belangrijker zaken. Over premies bijvoorbeeld of over vermeend onrecht. Als ik er zeker van was, gezien de feiten, dat een speler in zijn recht stond, dan ging ik achter hem staan. Maar ik probeerde zoveel mogelijk al die mopperpartijen en al die kleine ruzietjes op te lossen. Vaak met een geintje. Als ze dan iets aan me vroegen dan riep ik: “Ja jongens, misschien is het wel zo, maar we zijn zo stom geweest ooit een contract te tekenen. En je weet het: dan heb je maar te trainen, of je wilt of niet.” En dan stapte ik als eerste naar buiten, op het nippertje vaak een conflict vermijdend. Er is meer dan eens bij Ajax over een staking gesproken, zo ernstig waren soms de spanningen. Maar als prof heb je ook verplichtingen. En die moet je eerst nakomen. Ik geloof, dat dit besef bij Ajax steeds sterker is gaan leven. Toen ik pas bij Ajax was, bleef Johan Cruijff dinsdags altijd op de training weg als hij 's zondags een doelpunt gemaakt had. Dan had ie ergens wel wat of was ie ziek. Ook Pietje was zo. Ik heb in ge- | |
| |
sprekken met de jongens ze altijd voorgehouden, dat je meer geld kon verdienen als je er altijd bij was. Zowel op de trainingen, al was ik zelf een luie voetballer, als in de wedstrijden.’
Vasovic was in gedachten al veel verder, dan de opkomende vedetten van Ajax. Zo had hij ernstige bezwaren tegen de latere houding van Johan Cruijff: ‘Je moet niet steeds tegen anderen laten merken, dat jij jezelf de beste vindt. In principe vind ik het zelfs een absolute voorwaarde, datje in je hart gelooft, dat jij een fantastische voetballer bent. Zonder dat geloof kom je er nooit. Maar je moet het nooit laten merken. Als anderen een bal verkeerd spelen of een bal helemáál niet spelen, dan heeft het achteraf geen zin daarover te gaan kankeren. Je bent pas een grote als je op die momenten denkt: de volgende keer móet het gewoon beter. In de beroepssport geldt alleen de volgende prestatie, niet die van gisteren.’
Vasovic bracht niet alleen buiten het veld de broodnodige rust bij Ajax, hij deed dat ook tijdens wedstrijden. Zijn ijzige kalmte was spreekwoordelijk; hij kon soms zó autoritair tot het laatste moment wachten een bal weg te trappen, dat het léék alsof een aanstormende tegenstander die bal zou kunnen onderscheppen. Maar het gebeurde nooit en tenslotte accepteerden die tegenstanders Vasovic' vakmanschap als vanzelfsprekend. De manier waarop hij om zich heen keek op momenten, dat anderen vermoeid even rust namen had veel weg van die van de kapitein die zijn manschappen controleert. Pas als Vasovic tevreden was na de inspectie nam hij zijn plaats weer in - soms vóór zijn verdedigers, soms eráchter. Ik heb Vasovic ooit ‘De Tijger in Ajax' Tank’ genoemd en ik geloof, dat dit beeld Vasco vrij treffend illustreert. Zoals hij soms minutenlang zonnend scheen te dutten; zoals hij dan plotseling dreigend een hoek kon instormen om een tegenstander schijnbaar moeiteloos de bal af te nemen; zoals hij soms plotseling de rug kromde, wanneer hij ten aanval toog: dan geleek Vasovic een tijger, die eerder op wilskracht dan op techniek tegenstanders voorbijkwam; die, wanneer hij de bal kwijtraakte, die vaak weer meteen heroverde.
Tot het seizoen, voorafgaand aan dat waarin de Europa Cup gewonnen werd. Vasovic had, ondanks de ‘Les van Madrid’ op- | |
| |
nieuw een contract afgesloten. De twee seizoenen, die hij zich alsnog aan Ajax verbond leverden hem heel veel geld op. ‘Ik had gemakkelijk van de rente kunnen leven,’ zo zegt hijzelf. Het leek in die maanden wel of de tijger het zat was. Of hij zich had volgevreten aan de Westerse geneugten. Vaak was Vasovic op het Leidseplein of omgeving te vinden, waar hij zich te buiten ging aan een extra glaasje wijn of een exquise maaltijd. Het was, eigenlijk, een natuurlijke reactie. Vasovic was naar Amsterdam gekomen om er geld te verdienen. Daarin was hij geslaagd, de toekomst van hem en zijn gezin leek verzekerd. En toen begon de kritiek. Vasovic was te lui, te dik. De tijger had zich volgevreten en lag tevreden knipperend met de ogen nog wat te soezen in de zon. Vasovic werd zelfs vergeleken met Yogi de Beer, die niet meer op een voetbalveld zou thuishoren. En het Legioen deed mee. Vasco plaatste geen bal, hij speelde ongeïnteresseerd, hij was kennelijk toch ‘zo'n buitenlander, die alleen maar gekomen was om een hoop geld te verdienen’.
Die kritiek ging aan de trotse Joegoslaaf niet voorbij. Hij liet het naar buiten uit niet merken, maar thuis legde hij zichzel figuurlijk op de snijtafel. En hij constateerde, dat Ajax met hém als ausputzer dan toch maar landskampioen was geworden; dat hij in het Jaarbeurstoernooi, waarin Ajax dan toch tot aan Arsenal was doorgedrongen, in de eerste wedstrijd tegen Ruch Chorzow het eerste en het vijfde doelpunt had gemaakt; dat hij in Jena de achterstand van 3-0 op het eind nog tot 3-1 had verkleind en dat hij in de thuiswedstrijd het zo belangrijke eerste doelpunt had gemaakt, dat de inleiding zou vormen voor de sensationele overwinning van 5-1; dat hij in de competitie-wedstrijd tegen Sparta bij een achterstand van 0-1 een strafschop langs Van Beveren had geschoten, waarna Ajax alsnog op 2-1 kon komen; dat hij in de uitwedstrijd tegen PSV liefst twee strafschoppen langs Doesburg schoot, na één waarvan er een nationale rel zou ontstaan (Ajax won met 3-1); dat hij het seizoen afsloot op de vijfde plaats van Ajax' topscorerslijst achter Cruijff, Van Dijk, Swart en Keizer. En dus legde Vasovic een groot deel van de kritiek naast zich neer al bekent hij: ‘Die kritiek heeft mij gesterkt in mijn besluit op mijn 31ste afscheid te nemen. Want toen ik merkte, dat
| |
| |
die kritiek er eenmaal was, toen dacht ik: Kritiek kun je wel éven tot stilstand brengen, bijvoorbeeld door een grandioos slotseizoen maar daarna, als het even minder gaat, komt die kritiek weer terug. Sterker dan ooit.’
Vasovic is die kritiek in zijn hart nog altijd dankbaar - het werd voor hem de springplank naar een grandioze apotheose. Voor hem stond het vast, dat zijn allerlaatste seizoen zijn beste moest worden. Hij wist zelf wat hij waard was, hij kende Michels als een vakbekwame baas, hij kende de kracht van Ajax. Toen hij ook nog tot aanvoerder werd gekozen, stond het voor hem vast, dat hij zijn droom, de Europa Cup, in eigen handen had. En dus trainde híj, die aan het begin van elk jaar zoveel moeite had de vakantie-luiheid uit het kilo's dikkere lichaam te lopen, in het Amsterdamse Bos als een bezetene. ‘Op een gegeven moment lag ik in een sloot te kotsen van narigheid,’ herinnert hij zich nu, ‘dat was me nog nooit overkomen.’
Voor de goede orde: Michels heeft altijd in de Joegoslaaf geloofd. Toen de kritiek het hevigst was en de positie van Vasco in diverse interviews ter discussie werd gesteld, verdedigde Michels hem aldus: ‘Ik weet wel dat er in sommige wedstrijden iets op Vasco valt aan te merken. Maar als ik alles tegen elkaar afweeg, dan geef ik uiteindelijk toch aan hém de voorkeur’.
Zo ver ging Vasco om de kritiek te ontleden, dat hij zegt: ‘Ik heb altijd moeilijkheden gehad met de kleinere wedstrijden. Ik weet heus wel, dat een wedstrijd tegen Volendam even belangrijk is als die tegen Feijenoord of Celtic, maar eenmaal in het veld ontbrak toch vaak de spanning, die ik nodig heb. Als ik dat Feijenoord-stadion inkwam, met die 60.000 krijsende toeschouwers, dan werd ik gek van opwinding. Dan stond ik ineens op scherp en voetbalde ik wonderlijk kalm. Op een gegeven moment dacht ik, dat er voor sportjournalisten wel eens dezelfde moeilijkheden konden bestaan. Ik bedoel: je wordt naar NEC-Ajax of Ajax-Volendam toegestuurd om een stuk van een bepaalde lengte te maken. Veronderstel, dat NEG-Ajax in een gelijkspel van 0-0 eindigt en dat Ajax thuis met 4-1 van Volendam wint. Wat moet je dan als journalist? Je kunt moeilijk op de krant komen en zeggen, dat er niets bijzonders te melden is. Dus wat doet de journa- | |
| |
list? Hij gaat zoeken. En als Vasco wat minder draait, dan moet hij er aan geloven. In een grote wedstrijd speelde dat probleem minder. Ten eerste speelde ik vaak beter en ten tweede viel er méér en uitgebreid te schrijven, zelfs al waren er drie verslaggevers van één krant.’
De aanzet tot zijn inderdaad formidabele seizoen lag in het jaar ervóór, zo blijkt uit Vasco's eigen verklaringen. Een seizoen waarin Ajax-adepten plotseling andere kwaliteiten van hun aanvoerder ontdekten. Vasovic zelf noemt dat ‘een beetje gemene manier om zijn routine uit te buiten.’ Hij bedoelt zijn rol tegenover de scheidsrechters en de tegenstanders. De aanvoerder Vasovic, die scheidsrechters volkomen inpalmde: ‘Ik ging ervan uit, dat iemand, die vriendelijk tegen een scheidsrechter doet, uiteindelijk altijd de sympathie zal winnen. Als ik vriendelijk met jou een pilsje zit te drinken, kun je mij morgen nooit een klootzak noemen, tenzij je niet normaal bij je hoofd bent. Ik ging ervan uit, dat ik met enigszins normale mensen te maken had. En dat is aardig gelukt. Bijvoorbeeld in Glasgow met Lo Bello, die voor een vriendelijk woord en een glimlach erg gevoelig is. Bovendien spreek ik een beetje Italiaans, dat deed het bij hem helemaal’ (In die uitwedstrijd tegen Celtic floot de parmantige Lo Bello aanvankelijk bepaald niet in het voordeel van Ajax, maar naarmate het duel vorderde werd hij beter. Op de meest cruciale momenten bewees hij Ajax goedgezind te zijn - een niet geringe verdienste van vooral de aanvoerder Vasovic, die in de thuiswedstrijd een beetje gestoeid had met de Portugees Ribeiro, waaruit bijvoorbeeld Ajax' tweede doelpunt - de vrije trap van Hulshoff - resulteerde).
In dat laatste jaar was de aanwezigheid van Vasovic goud waard. Want nog altijd geloofden niet alle spelers van Ajax in de mogelijkheid eindelijk de Europa Cup naar Amsterdam te halen. Ondanks de hautaine schijn van onaantastbaarheid waren er de twijfels. Vasovic vertelt: ‘Toen we tegen Celtic lootten heb ik met Dick van Dijk en Piet Keizer om 100 gulden gewed, dat we die Schotten zouden uitschakelen. Ze hebben die weddenschap aanvaard. Wel een bewijs hoe ook zij nog twijfelden. Toen we thuis met 3-0 hadden gewonnen, zei ik: geef dat geld nou maar. Maar
| |
| |
toen twijfelden ze nóg.’ Het spreekwoordelijke optimisme, dat de persoonlijkheid-Vasovic uitstraalde, heeft tenslotte ook op de minder zekere rest doorgewerkt. Ook dát heeft Vasovic aan Ajax meegegeven. Want het merkwaardige (of juist vanzelfsprekende) van het begrip ‘ervaring’ is, dat je dat inderdáád eerst zelf ervaren moest hebben. De fantastische reeks van internationale successen hebben de Nederlandse vedetten gelouterd. Waar zij vroeger geïmponeerd raakten, halen zij nu de schouders op. Voor zelfs de bekendste buitenlandse vedetten hebben zij hoogstens ontzag. Dat is een zeer verheugende ontwikkeling. Vasovic zegt: Dat geldt niet alleen voor Ajax, dat geldt zeker ook voor Feijenoord. Kijk, als ik tegen een jonge talentvolle speler zeg: ‘Als een van je eigen spelers geblesseerd langs de lijn ligt, moet je proberen tijd te winnen of de bal bij je houden, in ieder geval moet je de scheidsrechter zo veel mogelijk beletten het spel te hervatten, dan luistert zo'n speler wel, maar hij is het morgen alweer vergeten. Zo was ik natuurlijk niet anders. Toen ik met Partizan in de Europa Cup finale tegen Real Madrid speelde en Galic aan de lijn lag, vergát ik het ook. Het kostte ons een doelpunt en de Europa Cup. Dan vergeet je het nooit meer. In de thuiswedstrijd tegen Atletico Madrid moest Johan Cruijff aan de zijlijn worden geholpen aan een blessure aan zijn oor. Ik heb die bal toen hoogst persoonlijk onder mijn voet gehouden. Net zolang tot Johan terug in het veld was.’
Het lijken niet meer dan onbetekenende details, maar in het huidige topvoetbal zijn het juist die nuances die de beslissing forceren. Vasovic weet: ‘De tijden van Real Madrid zijn voorbij. Toen was er één club, die de dienst uitmaakte. Het verschil met de rest was groot. In die periode had ik óók nog langer meegespeeld dan nu. Maar de verschillen in Europa zijn genivelleerd. Er zijn verschrikkelijk veel goede ploegen en tegen elk van die ploegen moet je keihard knokken. Soms is er een verschil van vijf procent, dat door een scheidsrechter of door terreinvoordeel zelfs wordt weggewerkt. Een vrije trap beslist tegenwoordig vaak over winst of verlies in een topwedstrijd. Daarom moet je uit die details alle mogelijke winst halen. Dat heb ik geleerd, de afgelopen jaren.’ | |
| |
Er zijn er, die het afscheid van Vasovic ‘vroegtijdig’ noemen. Hijzelf ziet dat anders: ‘Ik heb veel plezier beleefd aan het voetballen. Bovendien heb ik goed verdiend. Ik wil het voetballen iets teruggeven. Dat is altijd mijn ideaal geweest. Zoals in mijn tijd Ferenc Puskas een groot voorbeeld was, zo wil ik voor de jeugd een voorbeeld zijn: Vasovic, aanvoerder van Ajax, winnaar van de Europa Cup, Joegoslavisch international, speler van Partizan en Rode Ster. Dat is wat. Maar dan alleen als ik op mijn hoogtepunt stop. Ik kan heus nog wel wat verdienen bij een of andere club. Zelfs bij Ajax. Maar ik hou er niet van in de dug out te zitten als een naamloze reserve. Daar ben ik te trots voor. Ik wil nooit mijn hand ophouden als een soort bedelaar. Kijk eens naar Bennie Muller. Hij heeft meer dan veertig interlands gespeeld, was aanvoerder van het Nederlands elftal en jarenlang een uitblinker bij Ajax. Maar er zullen er maar weinig zijn, die zich Bennie Muller zo zullen herinneren. Dat heb ik, met alle respect, willen voorkomen. De naam Vasovic moet een begrip blijven. Daarom zou ik in principe elk contract afslaan. Tenzij het natuurlijk een waanzinnig bedrag zou zijn. Ik ben geen dief in eigen zak.’
Vasovic heeft zijn vertrek al ruim van tevoren aangekondigd, zodat Ajax al een halfjaar ervoor Horst Blankenburg als zijn potentiële vervanger kon contracteren. Vasovic: ‘Ik heb Ajax bewust van mijn plannen op de hoogte gesteld. Wat Michels heeft gedaan kan ik minder waarderen. Je wacht niet met het opzeggen van een contract tot de maand, waarin trainers niet meer te krijgen zijn. Maar dat is typisch-Michels. Zakelijk, voor hemzélf, verantwoord. Zolang ik als aanvoerder met Michels over de zakelijke kant van het profvoetbal te maken had, was alles in orde. Als het elftal van mening was, dat er een extra-premie moest komen, om wat voor reden dan ook, en ik stond daar achter, dan was Michels direct bereid te bemiddelen. En meestal was mijnheer Timman (penningmeester van Ajax. De V.) bereid aan de wensen van het elftal tegemoet te komen.’ Als aanvoerder heeft Vasovic een roerig seizoen meegemaakt, waarin de spanningen vaak gevaarlijke vormen aannamen. Vasco: ‘We spraken af eensgezind te zijn, als een bepaald verzoek werd afgewezen. We
| |
| |
zouden dan de konsekwenties trekken. Maar ik vond de verantwoordelijkheid wel zwaar. Ik dacht dan, als ik thuiskwam, ík durf dit wel, ík ben financieel onafhankelijk. Maar er zijn ook ánderen. Mag je van die anderen dit soort offers wel vragen? En veronderstel, dat een groep, om wat voor reden dan ook, niet solidair is, wat moet dan je houding zijn?’
Eenmaal stelde Vasovic zijn positie als aanvoerder ter beschikking. Dat was in Bazel, toen hij ontdekte, dat Johan Cruijff premies onthouden werden, waarop hij wel recht had. Vasco heeft toen gezegd: ‘Het kan me niet schelen wat jullie in de kranten laten zetten, het gaat mij om het recht. Ik heb rechten gestudeerd, ik weet wat Johan toekomt. Krijgt hij het niet, dan zoeken jullie maar een andere aanvoerder.’ Want Vasovic was niet bang, al was hij buitenlander. Perfect Nederlands sprekend kwam hij voortdurend voor de belangen van de selectie op. Behalve als het ging om futiliteiten, want dan probeerde hij bewust een draai aan de zaken te geven. Het ging Vasovic om de grote lijn; daarin stemde hij wonderwel overeen met Michels. Maar Vasco kon ook weer de typische amateur zijn. Zoals voor de finale tegen AC Milan, toen hij de premie ter beschikking stelde voor het geval dat Ajax zou winnen: ‘Die Europa Cup winnen is zo'n sportieve prestatie, dat geld die prestatie alleen maar zou kleineren.’ Niet genoeg kan de trots van Vasovic benadrukt worden. Na de besprekingen, die ertoe leidden, dat hij zijn tweede, lucratieve contract kon afsluiten, besloot hij, als waardering voor die zo prettig verlopen gesprekken, een attentie voor het bestuur te kopen, dat hij aan een Ajaxbestuurslid overhandigde. Niet zonder leedvermaak herinnert hij zich: ‘Toen ik die man dat aanbood zág je 'm denken. Zo van: waarom krijg ik dat, wil ie nóg meer geld?’ Zo was het niet. Ik vind gewoon, dat je na goed verlopen zaken best tot uiting mag brengen dat je tevreden bent. Maar ik zou zoiets nooit van tevoren geven. Zo om dat bestuur om te kopen. Een ander staaltje van die lofwaardige instelling: Vasco gaf zijn afscheidsfeest van alles wat Ajax was in het Joegoslavische restaurant Vladimir. Dat is eigendom van een vriend van hem, dezelfde vriend met wie hij samen een ander Joegoslavisch restaurant heeft, ‘Alexander’ op de
Amsterdamse Ceintuur- | |
| |
baan. Vasco: ‘Juist om de schijn te vermijden, dat ik aan mijn collega's geld wilde verdienen of publiciteit wilde slaan uit dat feestje heb ik niet Alexander, maar Vladimir gekozen.’
Eén speler in Nederland heeft op Vasovic een geweldige indruk achtergelaten: hoewel hij ‘Hulshoff de meest constante speler van het laatste seizoen vindt’ staat hij stijf van bewondering voor Piet Keizer. ‘Misschien komt het wel,’ bepeinst hij, ‘omdat ik Keizer zo vaak aan het werk heb gezien. Maar hij is zonder twijfel een natuurtalent. Hij heeft twee goeie ogen in zijn hoofd en daarin een feilloze computer. Hij kan als geen ander in een onderdeel van een seconde uit vijf mogelijkheden de beste kiezen. Soms speelt hij een bal simpelweg terug, soms schiet hij opeens en soms speelt hij de bal ineens in de diepte.’ Toen Vasovic bij Ajax wegging en het bestuur zijn advies voor een nieuwe trainer vroeg heeft hij gezegd: ‘Ajax is qua prestaties aan de internationale top gekomen. Maar nog niet qua voetbal. De voetbalwereld kent Ajax nog niet, zoals het voetballen kan. Laat de nieuwe trainer daaraan werken. Zeg niet tegen hem, dat hij de successen moet evenaren of zelfs verbeteren, maar laat hem werken aan een grotere eenheid van de ploeg als geheel. Op dat punt is Ajax de afgelopen jaren stil blijven staan.’
Een wat wonderlijke conclusie? Vasovic legt uit: ‘Ik neem weer Puskas als voorbeeld. Waar die ook liep, hoe die ook stond, hij wist blindelings waar hij Csibor kon vinden, zoals trouwens ook de samenwerking tussen Hidegkuti, Budai en Kocsis in dat Hongaarse wonderelftal ongelooflijk was. Toen Puskas later met Gento bij Real speelde, toen had hij dat ook, dat “blinde” voetballen. In een wereldelftal was hij, met Eusebio naast zich, minder waard. Niet omdat Eusebio een mindere voetballer is dan Csibor of Gento, maar gewoon, omdat ze samen minder waard zijn. Dát bedoel ik nou: Ajax moet méér worden dan een optelsom van de individuele kwaliteiten. Ik vind het niet zo gek, dat men stelt: Keizer is minder waard zonder Cruijff en Cruijff is minder waard zonder Keizer. Dat houdt een compliment in voor hun onderling begrip, voor hun manier van voetballen. Maar Ajax moet dat uitbreiden, die onderlinge voeling in een wedstrijd. Dan zal Ajax het voetbal een nieuw tijdperk kunnen
| |
| |
aanbieden. Tot nu toe, als ik in het buitenland was, hoorde ik sporadisch lovende woorden over Ajax. Maar als Ajax zich op de schoonheid van het spel toelegt, dan zal dat veranderen. Toen ik Chelsea tegen Real Madrid zag voetballen in de Europese bekerfinale voor bekerwinnaars, toen had ik bewondering voor Real. Voor hun spelopvatting, hun spektakel, hun een-twee's. Ik hield van Real, al won Chelsea. Voetbal is geen spel van robotten, al heeft Michels dat altijd gepropageerd. Van een mens een robot maken is makkelijk, van een robot een mens maken is al veel moeilijker.’
Een groot voetballer, Vasovic. En een groot aanvoerder. Een groot mens, die het ongetwijfeld vér zal brengen. En dan maakt het verder niets uit of hij zich in zaken stort zoals zijn plan is of dat hij terug komt als coach of manager in de voetballerij, wat ik eerder geloof. Het is waarschijnlijk alléén, omdat hij verdediger geweest is (en dat dan nog in drie clubs en twee verschillende landen), dat de voetbalwereld hem niet nog nadrukkelijker heeft herkend als een van de grootste voetballers van na de oorlog.
Ik zie hem nog de strafschop benutten in de Europa Cup finale tegen AC Milan, waardoor het 2-1 werd. Ijskoud liep hij daarna op de lange, onpasseerbaar geachte doelman Fabio Cudicini af om hem de hand te reiken. Zo in de trant van ‘Jammer jongen, volgende keer beter, ik trek je wel weer even overeind.’ Of dat vervelend lijkende incident in Geleen, waar Ajax van het toenmalige Fortuna '54 moest winnen om kampioen te kunnen worden. In die nerveuze sfeer was daar plotseling een dronken Ajax-supporter, die het veld opkwam, flesje bier in de hand. Hoeveel gespannen spelers zouden zo'n man het veld hebben afgejaagd of, desnoods, geslagen? Zo niet Vasovic. Glimlachend, vol begrip, sloeg hij zijn arm om de man heen, weigerde beslist, maar vriendelijk een slok uit het flesje en leidde de man naar de zijlijn.
Er wordt mij nog wel eens verweten, dat ik een Ajax-supporter ben. Dat is pertinent niet waar, je zou alleen kunnen zeggen, dat ik het voetbal van Ajax soms erg mooi vindt. Maar ik geef toe, dat ik heb staan klappen op het moment, dat Vasovic de Europa Cup omhoog hield. Níet voor Ajax, maar voor Vasco.
|
|