| |
| |
| |
Buitenbeentje Suurendonk
Ruud Suurendonk was een amateur-voetballer met mogelijkheden, die het bij JOS al snel tot het eerste bracht. Dat was in 1961 en de trainer bij JOS was Rinus Michels, in die dagen eerder een ‘gymnastiekleraar en ex-international’, dan een ‘trainer met het B-diploma.’ Onder Michels werkte JOS zich omhoog tot een van Nederlands beste amateurelftallen, met Suurendonk als een fysiek sterke rechtsbuiten. In drie seizoenen leerde Suurendonk Michels kennen als een geinige, gezellige oefenmeester, door sommige spelers van JOS ‘Ome Rinus’ genoemd. Herinnert zich Suurendonk: ‘Na afloop van de wedstrijd hadden we altijd lol. Michels deed mee: Een pilsje drinken en een beetje gezelligheid.’
Maar ook als parttimer was de voor het hoogste (A-) diploma studerende Michels een trainer met opmerkelijke eigenschappen, zo weet Suurendonk: ‘Hij gaf toen al een circuittraining, dat was niet te geloven. En veel partijtjes, met kleine doeltjes, op een klein veldje, zodat je vlug moest leren beslissen en spelen. En we mochten veel op doel schieten. Dat was later bij Ajax taboe.’
Later..., dat was in 1965, een half jaar nadat Michels bij Ajax de leiding van Buckingham had overgenomen en hij de club nog juist van degradatie redde. Michels herinnerde zich Suurendonk nog goed en trok hem aan. De relatie tussen Michels en Suurendonk was de Ajacieden niet ontgaan. Suurendonk was het lievelingetje van Michels, zo werd er gesteld in de sfeer van elkaar beconcurrerende voetballers, die voortdurend proberen die concurrentiestrijd ten koste van alles te winnen. Vooral in die begintijd, toen het principe van zestien gelijkbetaalde voetballers nog niet aan de orde was, leek de race om een plaats in Ajax-1 méér op een doodsstrijd. Suurendonk werd argwanend nagewezen,
| |
| |
omdat Michels zijn ‘tweede vader’ zou zijn. Eigenlijk is dat altijd zo gebleven: Suurendonk is bij de meeste spelers niet getapt. Terugkijkend zegt Suurendonk: ‘Zoals Michels met mij omging was het voor hem een ideale situatie, voor mij een soort noodlot.’ Michels had Suurendonk graag. Hij kende hem als een zeer nuchtere, gewillige voetballer met veelzijdige kwaliteiten. Michels heeft Suurendonk zes seizoenen lang zo'n beetje aan het lijntje gehouden. Nóóit kreeg Suurendonk een vaste plaats, nooit wist hij waar hij aan toe was. Maar Suurendonk blééf wel: ‘Ik ging afwegen. Ten eerste is het spelen in de topselectie van een club als Ajax een sportief hoogtepunt. En bovendien verdiende ik heel goed, zodat ik toch al moeilijk naar een andere club had gekund. Ajax kon veel voor me vragen. En dan dacht ik: voetballen is leuk, maar tijdelijk. Het is eigenlijk gevonden geld, dat je met je hobby verdient. Waar krijg ik het beter? Dan spéél ik in het eerste van een of andere club, maar verdíéen ik minder. Is dat zo fijn? Aan het eind van mijn loopbaan wil ik kijken wat ik verdiend heb. Dat is punt één geweest. Ik ben geen voetbalfanaticus, misschien ligt het daaraan.’
Ruud Suurendonk is altijd het buitenbeentje van Ajax' selectie geweest. Hij onderhield (met uitzondering van Keizer, die hij graag mag: ‘Piet begrijpt je. Hij is een jongen met weinig poespas, daar hou ik van. En hij brengt waardering voor een ander op. Dat is bij Ajax ook wel anders’) geen speciale relaties met zijn medespelers. Suurendonk staat alleen. Zes seizoenen lang heeft Michels met Suurendonk gemanipuleerd. Al maakte hij in een wedstrijd tegen Feijenoord het enige (winnende) doelpunt, al had hij als ausputzer een belangrijke rol in een overwinning van 5-0, die Ajax op Feijenoord behaalde, al maakte hij in de verlenging van de Runners Upwedstrijd tegen AC Napoli zelfs drie treffers binnen recordtijd, nooit was, ondanks die fantastische prestaties, een vaste plaats zijn beloning. ‘Tweede vader’ Michels deed met Suurendonk wat hij met maar heel weinig andere voetballers zou kunnen doen. Als Keizer faalde en Suurendonk voor hem moest invallen, kon Suurendonk in dat laatste half uur nog zo knap ofwel de voorsprong consolideren of de winnende goals maken, de volgende wedstrijd zat Suurendonk
| |
| |
weer op de bank. Suurendonk mocht dan in zware uitwedstrijden om de Europa Cup zeer verdienstelijk spelen, de week erop was er weer ruimte voor anderen. De band die er tussen Michels en Suurendonk bestond functioneerde heel anders dan sommige Ajacieden dachten. Het was alsof Michels met Suurendonk kon doen wat hij wilde. Suurendonk: Dan zei hij halverwege de tweede helft: ‘Ruud, ga-d'er maar in en stop die kerels af,’ of: ‘Ruud, probeer er maar een in te prikken.’
En altijd was Suurendonk geprepareerd. Op elk moment van de wedstrijd, voor de moeilijkste karweien; Suurendonk maakte nooit ergens een probleem van. Zo zijn er in de voetbalwereld maar heel weinig. Suurendonk voelt zich redelijk happy bij Ajax, omdat hij in Amsterdam kan blijven, een zowat symbolische baan bij een Ajax-bestuurslid heeft en vrij veel geld verdient. In ruil daarvoor doet hij wat hem opgedragen wordt, of dat nou de Mand wegrijden is of dat het de ballen meesjouwen betekent. En juist als Suurendonk (‘Ik ben de nuchterste van alle Ajacieden, geloof ik’) dergelijke dingen deed, zonder enige complexen, dan mompelden sommige spelers bij Ajax over ‘het ventje van Michels’. Suurendonk: ‘In het begin was er eens een incidentje tijdens de training met Ko Prins. Die gaf me een schop omdat ik er nogal hard in ging, wat ik altijd doe op de training. Toen gaf ik 'm een schop terug. Maar Michels had gezien wat er gebeurde en stuurde Prins van de training. Dat was opvallend: hij beschermde mij tegen een vedette.’
Toen Suurendonk aanvankelijk niet in Ajax' top-elf werd opgenomen had hij nog geen idee dat hem de meest merkwaardige rol in de Nederlandse voetbalwereld zou worden toebedeeld. Suurendonk vertrouwde op Michels, die hem zowat alles had bijgebracht. Hij meende dat Michels hem langzaam klaarstoomde voor het grotere werk. ‘Niet,’ zegt Suurendonk, ‘omdat ik een sterspeler ben. Integendeel. Ik moet het hebben van mijn instelling. Ik moet keihard werken voor het team. Maar als ik meespeelde, gebéúrde dat ook. Michels deed nooit vergeefs een beroep op me. Ik kreeg de indruk dat hij dat wel prettig vond, zo'n type achter de hand.’ Allengs manoevreerde Suurendonk zichzelf in de merkwaardige positie zoals die in de honkballerij be- | |
| |
staat wanneer een ‘pinchhitter’ in de strijd wordt geworpen: een speler die niet in de basisopstelling staat, maar van wie bekend is dat hij aan slag voor het nodige vuurwerk kan zorgen. Suurendonk werd, zowel aanvallend als verdedigend, als pinchhitter beschouwd. Suurendonk: ‘Ik had eigenlijk de pech dat ik overal kon spelen. Van ausputzer, links- of rechtsback tot spits. Dat heeft me de das om gedaan. Ik was nooit zeker van een specifieke plaats. En het leek wel of Kovacs dat overnam. Die heeft me ook al van alles laten spelen en me bijvoorbeeld na een goeie wedstrijd tegen Eintracht Frankfurt een week later weer gepasseerd.’
De veelzijdigheid van Suurendonk, plus zijn niet te onderschatten vermogen op elk moment dát te doen wat van hem verlangd werd, benutte Michels om hem constant achter de hand te houden. Zes jaar lang speelde Suurendonk incidenteel wedstrijden mee; zes jaar lang viel hij in, met een opdracht naar gelang de wedstrijd die eiste. ‘Als ik ooit gedacht heb: Ik zit bij Michels gebeiteld,’ zo bekent Suurendonk, ‘dan heb ik me wel vergist. Dat ik zelfs op de finale op Wembley niet mee mocht doen was voor mij een grote teleurstelling, al wil ik geen kwaad woord over Michels horen. Ik sprak soms wel met hem en dan kwam het me voor alsof we dezelfde karakters hadden. Michels hield ook niet van komedie. Er moest gewerkt worden, méér niet. Al heb ik hem bij Ajax elk jaar zien veranderen. Hij ging steeds méér eisen. Dat was al het verschil tussen de Michels van JOS en de Michels van Ajax. Toen hij bij JOS kwam moest hij zelf nog even wennen aan dat trainersvak. En bij Ajax is hij in vijf jaar zelf ook sterk meegegroeid.’
Vooral na zijn ongelooflijke krachttoer tegen Napoli (januari '70) kwamen er veel aanbiedingen van andere clubs binnen om Suurendonk in te lijven. Maar Suurendonk had pas één jaar van een tweejarig contract achter de rug; bovendien zei Michels: ‘Ruud, blijf nou maar. Ik zie het helemaal zitten. Je krijgt de taak de spits van de tegenstander af te stoppen. Je hoeft niks anders te doen, niet mooi te voetballen, niet aan te vallen. Niks. Je moet er alleen voor zorgen dat je tegenstander geen bal aanraakt. Blijf nou maar.’
| |
| |
En opnieuw zwichtte Suurendonk, hoewel hij in die periode een van de spaarzame momenten kende dat hij het geld opeens minder belangrijk vond en de sportieve eer primair stelde. Suurendonk: ‘Ik ben bereid heel veel te accepteren, ik maak me nooit zo druk. Maar als de grens bereikt is heb ik een eigen willetje.’ Suurendonk speelde dat seizoen, het laatste onder Michels, alle oefenwedstrijden mee, ook de eerste competitie-wedstrijd tegen NEC, hoewel hem toen al een blessure aan beide scheenbenen hinderde. In de ogen van Michels voldeed Suurendonk minder goed dan hij had verwacht: ‘Je bent te nerveus, Ruud,’ zei hij, ‘misschien wel door die blessures.’ En wéér stond Suurendonk ernaast. Hij kreeg zelfs later de pech dat hij tijdens een training een nog ernstiger blessure opliep na een duel met Van Dijk, waardoor het seizoen voor hem zowat verloren ging, al viel hij later bijvoorbeeld wel in tijdens de bekerfinale tegen Sparta. Niet tegen Panathinaikos, zoals hijzelf gehoopt had: ‘Michels heeft in een interview in De Telegraaf gezegd, dat als hij het één gegund had, dan was het wel Suurendonk geweest. Nou, daar moet je het dan maar mee doen.’
Suurendonk is een voetballer met een verschrikkelijke conditie, die hem in staat stelt ‘uren achter elkaar door te gaan.’ Hij is een fanatiekeling op de trainingen: ‘Als ik train heb ik zin om er tegen aan te gaan. Waar train je anders voor? Maar altijd zijn er wel een paar spelers die dan beginnen te ouwehoeren. Dat je te hard loopt, dat je je uitslooft en weet ik al niet meer. Ik vind dat zo'n flauwe kul. Ik let niet eens op wat ik doe. Als ik naast de trainer loop met de trainingsballen op mijn rug, dan heb je er al een paar die roepen: “Heb je boter op je hoofd?”. Zo gaat dat nou eenmaal met Amsterdamse jongens.’ Suurendonk heeft ook nooit veel waardering ondervonden van de rest, die hem vanaf het begin als een ‘indringer’ beschouwde. Later, toen Suurendonk belangrijke doelpunten maakte en meehielp de verdiensten tot zeer grote hoogte op te schroeven, werd die animositeit minder, al zegt hij: ‘Ik heb altijd het idee dat ze denken: “Prettig dat-ie er in zit, maar ik had 'm toch liever zelf gemaakt.” Behalve dan natuurlijk een aantal, onder wie vooral Keizer. Die zei na de thuiswedstrijd tegen Basel: “Bedankt Ruud.” In die wedstrijd
| |
| |
had ik me volkomen opgeofferd, waardoor Piet een meesterlijke wedstrijd kon spelen.’
Het is onvoorstelbaar, waartoe Suurendonk allemaal in staat is als het er om gaat zich voor het team op te offeren. Als hij in de spits staat, loopt hij anderhalf uur lang van de ene hoek van het veld naar de andere. Door zijn conditie kan hij een hele verdediging bezighouden, tot heil van naast hem spelende collega's. De ijskoude mentaliteit van Suurendonk was Michels welkom, op de momenten die híj uitkoos. Juist voor Michels was het een geweldige triomf dat Suurendonk op de beslissende momenten zijn waarde bewees, zoals Stefan Kovacs nauwelijks besefte van hoeveel belang de rol van Suurendonk was in het eerste competitie-duel tegen FC Twente, toen hijzelf een fabelachtige goal maakte en de tweede voorbereidde. Door die overwinning werd het vertrouwen in Ajax en Kovacs belangrijk versterkt op een moment dat een aantal basisspelers in de ziekenboeg lag (Gerrit Mühren, Suurbier en Krol).
Door die spelersnood heeft Suurendonk waarschijnlijk ook na heel veel touwtrekken het contract gekregen dat hij hebben wilde, al tekende hij maar voor één jaar, omdat hij nog best een aantal jaren voor een goede eredivisieclub zou willen spelen: ‘Ik voel me totaal geen Ajacied. Daar ben ik te nuchter voor. Als ik zondags vrij ben ga ik eerder zeilen dan naar het voetballen. Ik neem gemakkelijk afstand. Ik vind het allemaal maar zo tijdelijk. In een wedstrijd kan ik me uitleven. Maar in de week is het bestaan van een volprof vaak een sleur. Iedere dag die trainingen, dat stompt af. Hoewel je veel fijne dingen meemaakt. Het is net als met militaire dienst. De fijne dingen onthou je, de minder prettige niet.’
Sprak Kovacs ook al over Suurendonk als zijn ‘geheime wapen’, Michels kende als geen ander de kwaliteiten en tekortkomingen van Suurendonk. Hij wist dat Suurendonk technisch en tactisch geen vedette is, maar hij wist ook dat Suurendonk de echte profmentaliteit had, een geboren wisselspeler was en in het moderne voetbal vooral sterk is als de ‘opkomende man’. Topvoetbal ontwikkelt zich steeds meer als de zaalsporten basketbal en zaalhandbal. Vanuit een gesloten verdediging moet bliksem- | |
| |
snel gecounterd worden. Daarvoor is gevoel, conditie en moed nodig. Die eigenschappen heeft Suurendonk: ‘Ik geloof niet dat er veel mensen zijn die weten wat het betekent, dat voortdurende opkomen. Zelfs je medespelers zien dat lang niet altijd. Ze denken dat zoiets bij mij zo gemakkelijk gaat.’
Hoewel de indruk mag worden gewekt dat Suurendonk een bescheiden en pretentieloze voetballer is, moet ook worden gesteld dat Suurendonk sterk relativeert. Werkte hij, vóór hij volprof werd, als inspecteur bij het Algemeen Handelsblad, hij gelooft nu dat hij straks een zaak gaat beginnen: ‘Dat afscheid zal me niet zoveel moeite kosten. Als Ajax me niet betaald zou hebben zoals ik dat de laatste keer wilde, dan was ik gestopt. Ik heb mijn vrouw mee. Die zegt gewoon: “Als jij geen zin hebt, doen we het wat rustiger aan.” Als ik 's avonds thuiskom van een wedstrijd en ik heb bijvoorbeeld twee doelpunten gemaakt, dan weet ze dat vaak niet eens. Ik vind het wel prettig zo. Ze weet dat ik er wel voor zal zorgen dat er geld genoeg binnenkomt om te leven en ze laat mij m'n gang gaan.’
‘Ik heb weinig kapsones omdat ik nou toevallig bij Ajax voetbal. De enige die nog wel 'ns wat zegt is m'n moeder. Vroeger zei ik altijd, als het niet zo goed op school ging: “Geeft niet, want ik word toch voetballer.” Nu zegt ze wel 'ns: “Dat is toch maar uitgekomen, hè?” Maar voor de rest: iedereen is je al weer zo snel vergeten. En er zijn nog zoveel andere dingen, die minstens even belangrijk zijn als voetbal.’
Blijft het feit dat Suurendonk het zo lang als een ‘tweede keus’ heeft kunnen volhouden. Psychologisch gezien pleit dat niet voor zijn persoonlijkheid. Suurendonk: ‘Ik heb je al uitgelegd waarom ik die keus gemaakt heb. Iedere keer als je weer zo'n klapper maakte kon je er een tijdje tegen. En ik speelde in een club, waar anderen zó graag in willen spelen dat ze geld tóé geven. Ik verdiende goed en ik kan nog altijd weg. Ik geloof dat ik voor mezelf geen enkel probleem in dat opzicht heb. Dat verbaast me wel 'ns, want iedereen vraagt dat altijd aan me. Anderen zitten daar méér mee dan ik zelf.’
Suurendonk, het buitenbeentje van Ajax, het oogappeltje van Michels, al betwijfelt de stug lijkende Suurendonk of die laatste
| |
| |
kwalificatie hem niet eerder heeft benadeeld: ‘Ik merkte aan hem dat ie dacht: “Ik kan Ruud er gemakkelijker naast zetten dan een ander. Omdat we elkaar al zo lang kennen.” Dezelfde Michels van wie Suurendonk zich uit zijn JOS-tijd nog herinnert: Michels trainde altijd, weer of geen weer. En hij speelde altijd mee. Als er wel 'ns een bordje hing: “Trainen afgekeurd in verband met de toestand van de terreinen” hing hij er een doek over en ging toch trainen, net zolang tot we er afgeschopt werden.’ Zo duidelijk is de overeenkomst qua instelling tussen Suurendonk en Michels, dat Suurendonk zegt: ‘De spelers van Ajax? Ik geloof niet dat er één is die me werkelijk kent.’ Zei niet Michels ook eens zoiets?
|
|