Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– AuteursrechtvrijOp een aengename Vois.Ik hoorde dees dagen,
Een Maegdetje klagen,
Wat moet ik, Wat moet ik verdragen,
Die mijn plag te beminnen,
is verandert van zinnen,
Dat minne, dat minne van binnen.
Wat kander mijn baten,
Zijn vriendelijk praten,
Nu ben ik, nu ben ik verlaten,
Door 't spreken en smeken,
Js Liefde ontsteken,
Ag ik ben schier, Ag ik ben schier bezweken.
Hy wasser verheven,
En wouder mijn geven,
Zijn Troutje, Zijn Troutje verheven,
Door 't speele, en queele,
Van fluyte en veele,
Hy mijn hertje, Mijn hertje quam steelen.
Jk plag 'er te lagghen,
Nu zijnder mijn nagten,
Jn tranen; Jn tranen en klagten,
Al mijne genugten,
Doet van mijn nu vlugten,
Verandert verandert in zugten.
Wat kander nu baten,
Het vriendelijk praten,
Als ik 'er de Liefste moet verlaten,
Alle mijn klugten,
Zijn verandert in zugten,
Waer zal ik, Waer zal ik nu vlugten.
| |
[pagina 570]
| |
Hy was 'er bedrogen,
Hy quam er u oogen,
U tranen, U tranen af drogen,
Alle u klagen,
Zijn droevige dagen,
Laet staen Lief, Laet staen Lief u klagen.
Hout op dwase zinne,
O droevig minne,
Als gy niet, Als gy niet kunt winne,
Wilt staken u klagen,
Dat nagt ende dagen,
U zieltje, U zieltje quam plagen.
Ach hy doet mijn sterven,
Wat wenscht gy te erven,
Die u sal, Die u sal bederven,
Hy wenst na nu lijden,
Wilt hem dan ook mijden,
Die gy eerst, Die gy eerst so vryden.
Daer zijnder meer ander,
Verliefde elkander,
Maer gode, maer gode, hoe schrander,
So minnen en haten,
Dat hem schijnt te baten,
Wie kan dat, wie kan dat verlaten.
Neen, waerde Clarinde,
Die ik wel eerst diende,
En jonger, en jonger beminde,
'k En sal in mijn leven,
U nimmer begeven,
O Herder, O Herder verheven.
EYNDE. |
|