Meiregen: een bundel kinderverzen(1925)–Margot Vos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] De Gast Daar 's voorjaarsschoonmaak in de lucht; Waarom willen we wedden? Zie maar die witte veêrenvlucht: Vrouw Holle schudt de bedden. Ze stuift de heele wereld vol En lacht om ons gemopper: ‘Wat zou zoo'n beetje witte wol! Vooruit maar, matteklopper! Mijn blauwe huis, dat zet ik gansch Op stelten, zie mij sloven! Ik boen het - want ik ben wat mans - Van onderen tot boven. En heb ik alles schoon en blank En frissche, held're ruiten, Dan luister 'k op een morgengang Of al de lijsters fluiten. En 'k tuur, den bril flink opgezet, Of Zuidewinden-zonen Mijn kleine gast ook brengen met Het haar vol anemonen.’ - - - - - - - - - - - - De groote zee wordt wakker. Hoor, De bosschen slaan aan 't zingen! [pagina 15] [p. 15] Een zachte regen lacht, waardoor De knoppen openspringen. Daar komt een groene wolk in 't zicht. Vrouw Holle, blij verrezen, Roept: ‘Moeder zon, maak licht, maak licht! De gast!’ Wie zou 't wel wezen? Vorige Volgende