Meiregen: een bundel kinderverzen(1925)–Margot Vos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Klop-Klop Klop-klop, klop-klop aan den bijekorf, Klop-klop, klop-klop, koninginne; Wie mag daar wel zijn aan de ronde poort? 't Is donkere nacht nog, kom binnen! Klop-klop, klop-klop, is 't een dooveman Die aan onze woning hamert? Bruin-zusterke, breng hem binnen dan, Wij zitten hier warm gekamerd. Bruin-zusterke is niet teruggekeerd, De bijen brommen en spinnen; Klop-klop, klop-klop wordt opnieuw gehoord, Klop-klop, klop-klop, koninginne. Goud-zusterke, haal den gast in huis, Wie stoort ons zoo in de droomen? Goud-zusterke gaat de gangen door En is niet teruggekomen. Klop-klop, klop-klop aan den bijenkorf, Klop-klop, klop-klop koninginne; Wel twintigmaal vloog een bijtje uit En niemand kwam er weer binnen. Waar zijn ze toch allemaal heengegaan? De sleutelbloem zal 't wel weten; Die had al haar venstertjes open staan, Daar was ook de klopper gezeten. Vorige Volgende