Toneelwerken
(1975)–Jan Vos– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||
Indien iemant dit Spel nadrukt, (gelijk te vooren aan andere is geschiet) zoo verklaart den Auteur, dat zulks tegen zijn wil gedaan wordt, en dat hy geen exemplaren voor de zijne erkent, dan die by Jacob Lescailje zijn gedrukt. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||
Eedele, Groot-achtbare, Wijze en VeurzienigeGa naar voetnoot+ Heer,
MYN HEER
KORNELIS WITSEN,Ga naar voetnoot+ GemachtigtGa naar voetnoot* in de Vergadering der Hoogmoogende Heeren, mijn Heeren d'AlgemeineGa naar voetnoot† Staten der Vereenigde Landen, Burgemeester en Raadt der Stadt Amsterdam, &c.
wordt MEDEA met zulk een brandenden yver toegeëigent, gelijk Uw Eedt. de Staat der Neederlanden, door onvermoeide zorg en dappereGa naar voetnoot+ wakkerheidt, voorGa naar voetnoot+ inlandts verraadt en uitheemsch geweldt, helpt bestieren en onderschraagen, van Uw Eedts.
allerverplichtste JAN VOS. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||
AAN DE BEMINNAARS
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||
15 Tooneelwetten van Horacius Flakkus: want hy zegt in zijn Dichtkunst, doorGa naar voetnoot15 16 den grooten Tooneeldichter J. van Vondel verduitst: Medea vermoorde haereGa naar voetnoot16 17 kinders voor den volcke niet: al watge my zoo vertoont, dat haet ick als een die het nietGa naar voetnoot17 18 gelooft. De haat van deeze Lierdichter, teegens het vermoorden op het Tooneel, 19 spruit niet uit reeden: maar uit niet te kunnen gelooven. de dingen die menGa naar voetnoot19 20 niet gelooft, heeft men geen recht toe om te moogen haaten; of zoo het nietGa naar voetnoot20 21 gelooven een moeder van de haat is, zoo moet ik zijn Tooneelwet haaten: 22 want ik geloof niet, om dat hy geen reeden geeft, dat ikze behoef te volgen.Ga naar voetnoot22 23 Alle wetten ontstaan uit reeden. een wijze Rechtbank zal nooit slotvonnisGa naar voetnoot23 24 vellen ofze heeft eerst reeden van haar besluit gegeeven. Nochtans wil de Lier-Ga naar voetnoot24Ga naar voetnoot24 25 dichter, teegens 't gevoelen van alle wetgeevers, dat men zijn vaststelling zal 26 volgen: maar Seneka, die na hem geleeft heeft, d'uitsteekenste Treurspel-Ga naar voetnoot26 27 dichter der oude Latijnen, en beeter op d'eigenschap der Tooneelen, dan hy,Ga naar voetnoot27 28 afgerecht, is van een ander oordeel: want het heeft hem goedt gedocht, schoonGa naar voetnoot29 29 hy veel dingen binnen laat geschieden, dat zijn Medea haar kinderen op het 30 Tooneel, in het gezicht van het volk, moest vermoorden. Dat Horacius nietGa naar voetnoot30 31 kon gelooven, dat men dit nabootsen zoo leevendig gelijk het geschiedt was,Ga naar voetnoot31 32 op het Tooneel wist uit te beelden, is geen wonder; want de Roomeinen, 33 daar hy toen onder getelt wierdt, waaren van oudtsher gewent, in hun Schouw-Ga naar voetnoot33 34 burgen de menschen van leeuwen, tigers en beeren zoo te zien scheuren, dat | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||
35 de gereeten ingewanden, noch half leevendig en druipende van bloedt, doorGa naar voetnoot35 36 de moordtwonden ten buik en borst uitstorten: het welk hen zoo wreedt van 37 inborst maakte, dat al wat zy anders zaagen vertoonen van hen niet gelooft, 38 en daerom gehaat, wierdt: zoo heeft hy zijn wetten niet voor ons, maar voorGa naar voetnoot38 39 de Roomsche Tooneeldichters geschreeven: want ik geloof dat de naagebootsteGa naar voetnoot39 40 menschemoordt, alsze stark uitgebeeldt wordt, de gemoederen van het volkGa naar voetnoot40 41 door het zien kan beweegen. Hy zelf zegt elders, in zijn Dichtkunst, het welkGa naar voetnoot41 42 teegens zijn eigen verbodt strijdt: het gehoorde raakt min het gemoedt, dan 't geneGa naar voetnoot42 43 men met zijn oogen gezien heeft, en van den ziender zelf ingenoomen wordt. Dat dit waarGa naar voetnoot43 44 is zal ik doen blijken. Zoo meenigmaal als Ulysses in het Treurspel van Poly- 45 xena, door den vermaarden Samuel Koster gedicht, Astianax, het zoontje vanGa naar voetnoot45 46 Hektor en Andromache, van de toorentrans wurp, scheen het nagebootste 47 kint d'aanschouwers zoo hardt op het hart gelijk op d'aardt te vallen: men 48 zagh de traanen niet min uit d'oogen dan het nagebootste bloedt langs het 49 Tooneel vloeien. Begeert gy starker bewijs? d'algemeene spreuk zegt: het zienGa naar voetnoot49 50 gaat voor 't zeggen. Nochtans moet Brutus Cezar niet in het gezicht van het volkGa naar voetnoot50-53 51 vermoorden, om dat het teegen de moogelijkheidt strijdt: want hy wierdt in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||
52 het midden van al de Raadtsheeren deursteeken, die men, om het groote getal,Ga naar voetnoot52 53 niet op het Tooneel kan brengen. Zoo moet men noch woedende legers, nochGa naar voetnoot53 54 brandende steeden, noch andere onmoogelijkheden, vertoonen: want men kan 55 al de dingen, gelijkze gebeurt zijn, niet uitbeelden. Noch zegt hy in zijn Dicht- 56 kunst: een Spel dat aengenaem zal zijn, en dickwils gespeelt worden, zy korter nochGa naar voetnoot56-57 57 langer dan vijf bedrijven; hier verwerpt hy de stelling der Grieken: want hunGa naar voetnoot57 58 Speelen bestaan in een enkel Bedrijf; de Spanjaarts, dat niet van de minsteGa naar voetnoot58 59 vernuften der Tooneeldichters zijn, verdeelen de hunne in drie Bedrijven; deGa naar voetnoot59 60 Neederlanders, gelijk de Latijnen, Italiaanen, en Fransen, in vijf, dat ik voorGa naar voetnoot60 61 het best durf oordeelen; doch niet om dat het Horacius zegt: want hy geeft 62 geen reeden waarom dat het zoo moet zijn: maar om d'ooren en oogen van 63 het volk, door het hooren en zien vermoeit, te verpoozen en tijdt te geeven 64 om het geen'er vertoont is, zoo diep in de gedachten te drukken dat het 'erGa naar voetnoot64 65 door het volgende Bedrijf niet weeder uitgerukt kan worden: want de Needer- 66 landtsche Speelen zijn dikwils vol verwarringen, daarze, dit staat vast, alszeGa naar voetnoot66 67 niet teegens de Natuur strijden en zich ondertusschen gevoegelijk ontwarren,Ga naar voetnoot67 68 te beeter om zijn. Iemandt zou my te gemoet kunnen voeren, dat alle huizen, 69 hooven, kerken en toorens, d'order van d'oude Bouwmeesters in zich moetenGa naar voetnoot69 70 vertoonen, of het zijn, al kondenze al de stormende winden, verslindendeGa naar voetnoot70 71 blixems en woedende donders verduuren, niet dan wanschaapen gebouwen, 72 zoodaanig zijn de speelen die geen order volgen. Het eerste veurwerp is goedt:Ga naar voetnoot72 73 maer het leste heeft geen eigenschap: want d'order in de Grieksche BouwkunstGa naar voetnoot73 74 is van al de Bouwmeesters der volgende eeuwen, ik zwijg van wanschaapenGa naar voetnoot74 75 Gotten, eenstemmig voor goedt gekeurt: maar de geleerde die op verscheide | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||
76 tijden, in bezondere landen, wetten voor de Tooneeldichters schreeven,Ga naar voetnoot76 77 koomen in hun lessen, gelijk de Bouwmeesters in hun oordeel, niet overeen. 78 Wie zal men nu van deeze, die elkanderen bestrijden, volgen? die het naasteGa naar voetnoot78 79 met de waarheidt van de zaaken overeen koomen: of liever Natuur, die, doorGa naar voetnoot79 80 oeffening gesleepen, de beste Tooneelwetten schrijft. De speelen zijn van eenGa naar voetnoot80Ga naar voetnoot80-85 81 anderen aart dan de gebouwen. Het leeven der Grooten en kleenen, dat men 82 bywijlen op de Tooneelen laat zien, bestaat meest in toomeloosheeden; wie in 83 deeze wanorder van leeven order wil houden, vervalt zelf in wanorder: wantGa naar voetnoot83 84 hy wijkt van de waarheidt: maar wie wanorder wel zal uitbeelden, moet wan- 85 order gebruiken, en dan is wanorder, in dat deel, order. Ik weet wel dat zichGa naar voetnoot85 86 geen Koning gelijk een onderdaan moet laten hooren: want dit wordt ge- 87 wraakt, gelijk een houte schootel op een Vorstelijke staatcydisch. zoo moetGa naar voetnoot87 88 men ook geen onderdaan gelijk een Koning doen spreeken, of men zet een 89 purpere lap op een hairenkleedt, daar het kleedt, al was de lap meer dan hetGa naar voetnoot89 90 heele kleedt waerdig, door bedurven wordt. De woorden moeten met d'eigen-Ga naar voetnoot90 91 schap der Personaadjen overeen koomen. Wie deeze en andere nutte noodig-Ga naar voetnoot91 92 heeden, die ik eerlang door den druk gemeen hoop te maken, in de SpeelenGa naar voetnoot92 93 het starkste uit kan drukken, betoont dat hy uit de hengstebron heeft gedronken.Ga naar voetnoot93 94 Nu zegt hy in zijn Dichtkunst: nochte daar spreecke geen vierde Personaadje. HierGa naar voetnoot94 95 toont hy zich, gelijk eerst, bequaamer tiran dan Koning: want een tiran geeftGa naar voetnoot95 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||
96 wetten zonder reeden, en een Koning zegt waarom dat hy d'onderdaanen aan 97 wetten bindt. Euripides, zoo loffelijk in zijn speelen, dat hy te Delfis vanGa naar voetnoot97Ga naar voetnoot97-99 98 Apolloos godtspraak, voor de wijste der Grieken wierdt uitgeroepen, enGa naar voetnoot98 99 Sofokles, zoo hoogdraavent een Treurspeldichter gelijk dapper Veldoverste,Ga naar voetnoot99 100 hebben zich niet van zulk een draaiboom laaten stuiten. Onze DuitscheGa naar voetnoot100 101 Tooneeldichter, die Horacius wetten kort zoekt te volgen, ziet men dit veur-Ga naar voetnoot101 102 geschreeven perk, in verscheiden Speelen, met recht overtreeden. Ik volg hier 103 het zelfde spoor: want ik laat 'er vier, als het de reeden gebiedt, by een koomen,Ga naar voetnoot103 104 en dat'er tien moesten zijn, ik zouze, om by de waarheidt te blijven, met elkan-Ga naar voetnoot104 105 deren doen spreeken. Wie niet teegen de gebeurde dingen wil zondigen,Ga naar voetnoot105 106 moetze, zoo het moogelijk is, na het leeven vertoonen, al streedt het teegensGa naar voetnoot106 107 al de wetten der oude Tooneeldichters: want d'oudtheidt heeft geen veurrechtGa naar voetnoot107 108 dan daarze goedt is; of zooze in alles veurrecht heeft, zoo moeten de LatijnenGa naar voetnoot108 109 voor de Grieken, die ouder zijn, wijken: waar dan heen met Horacius wetten? 110 of moet men dan de wetten van Aristoteles volgen? zijn die goedt geweest,Ga naar voetnoot110 111 zoo heeft Horacius de zijnen vergeefs geschreeven. Dat 'er twee meer dan een 112 weeten wil ik toestaan: maar men moet dan ook lijden dat men nu zoo welGa naar voetnoot112 113 eenige wetten van Horacius, om dat menze niet voor goedt kan keuren, danGa naar voetnoot113 114 hy eenige van Aristoteles, mach verwerpen. Voor wie heeft deeze GriekGa naar voetnoot114-115 115 Tooneelwetten geschreeven? was het voor Euripides en Sofokles? dat was | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||
116 vermeetel: want hun Speelen wierden van de wijzen voor loffelijk geroemt. 117 Was het voor de jonge Dichters? dat was onnoodig: want die konden zich 118 dienen van de Speelen der genoemde Dichters, die hen voor leevendige lessenGa naar voetnoot118 119 verstrekten: hy heeft by my, in veel deelen, noch minder geloof dan Horacius:Ga naar voetnoot119 120 want dat was een Dichter, en hy een Wijsgeer; hier by wordt zijn wijsheidt,Ga naar voetnoot120 121 die veel eeuwen heeft geblonken, nu door de glans van Deskartes zoo verdooft, 122 dat 'er veel Geleerde van deeze tijdt, liever leereling van Deskartes willen 123 worden, dan meesters in Aristoteles weetenschappen blijven. Wie oordeel heeftGa naar voetnoot123 124 zal de kleenste kennis van een man, die in zijn grootste een krak heeft gekree-Ga naar voetnoot124 125 gen, niet volgen. D'oudtheidt zeg ik noch, heeft geen veurrecht. De LatijnenGa naar voetnoot125 126 hebben gelijk datze zeggen: Wie te Roomen is moet zich na de Roomsche zeedenGa naar voetnoot126 127 voegen: zoo gy elders zijt, zoo voeg u na de plaats daar gy zijt. De Neederlanders, van 128 een anderen inborst dan de Roomeinen, zijn elders; dies voeg ik my, op hetGa naar voetnoot128 129 veurschrift der Latijnen, na het volk daar ik by woon. De Speelen zijn eerstGa naar voetnoot129Ga naar voetnoot129-132 130 gevonden om de doffe geesten, door eerelijke tijdtverdrijven te vermaaken;Ga naar voetnoot130 131 daar na om de menschen door behaagelijke dingen te zeedevormen, en hetGa naar voetnoot131 132 spoor van de deugdt te wijzen, zoo moet men, om deeze schatten gemakkelijk 133 door d'ooren in 't hart te storten, de Speelen na d'oogen van het volk, daarGa naar voetnoot133 134 menze aan vertoont, voegen. Het is dikwils niet genoeg dat de bronnen rijkGa naar voetnoot134 135 van zuivere waterstraalen zijn, men zietze by wijlen door marmere pronk- 136 beelden en andere praalsieraden luister byzetten, om d'oogen van de verby- 137 gangers op te houden. Zoo worden bittere pillen, die tot gezondtheidt dienen,Ga naar voetnoot137 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||
138 met goudt bekleedt. Wie het volk in de Schouwburg wil houden, moet hunGa naar voetnoot138 139 oogen met de koorden van gevoegelijke bekorelijkheeden aan het TooneelGa naar voetnoot139 140 binden: daarom moet men zich wachten van iemandt alleen te laaten uitkoo- 141 men om met zich zelf te spreeken, of hy moet van een dolle yver gedreevenGa naar voetnoot141 142 worden, of van andere hartstochten, het zy van liefde of wraak, of onverwachte 143 veurvallen, of aanroepingen van gooden en godinnen. Hartstochten hebben 144 op de gemoederen der menschen groote macht. Noch minder mach men een 145 enkele reeden, gelijk in veel Latijnsche en Duitsche Speelen, voor een heelGa naar voetnoot145 146 Bedrijf op het Tooneel brengen: want een bedrijf dat wel zal speelen moetGa naar voetnoot146 147 in verandering of ten minsten in saamenspraak bestaan, als het een van deezeGa naar voetnoot147 148 twee ontbreekt wordt het van de toehoorders gewraakt; ja de blinden zouden, 149 zooze zulks hoorden, hun ooren stoppen, om op die tijdt zoo doof als blindt 150 te zijn; want een enkele reeden is geen bedrijf. Zoo moet men ook geen eenGa naar voetnoot150 151 Personaadje, in 't byzijn van anderen, aan een zy laaten treeden, en spreeken,Ga naar voetnoot151 152 om zijn gedachten in d'ooren van het volk te storten: want dit wordt van deGa naar voetnoot152 153 keurigste oordelaars, om dat het niet met de Natuur over een komt, veracht,Ga naar voetnoot153 154 of het moet een korte hartstocht zijn, die hy voor d'anderen, als hem gevraagtGa naar voetnoot154 155 wordt wat hy aan een zy heeft te spreeken, door verkeert antwoordt, kunstig 156 weet t'ontveinzen; het welk de toehoorders dan zoo behaagelijk is, gelijk hetGa naar voetnoot156 157 anders haatelijk zou zijn. My gedenkt dat ik den werreldtwijzen Heer GeeraardtGa naar voetnoot157 158 Vossius vraagde, waarom dat d'aaloude Dichters zulk een kleen getal vanGa naar voetnoot158 159 Personaadjen in hun Speelen hadden; daar hy my op antwoorde: men meentGa naar voetnoot159 160 datze, om de speelen zoo krachtig uit te voeren gelijkze behoorden te zijn, niet genoegGa naar voetnoot160 161 goede bedrijvers konden vinden. Hier op heb ik hem weeder gevraagt: als men'erGa naar voetnoot161 162 nu zoo veel, die bequaam waaren, wist, of menze dan zou moogen gebruiken. 163 hier heeft hy op gezegt: ja. Zijn eerste antwoordt: men meent (daar men het 164 algemeen gevoelen der Geleerde door verstaat) by zijn ja gevoegt, heeft my | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||
165 zoo vrymoedig gemaakt, dat ik dit Treurspel, om de noodigheidt van de ver-Ga naar voetnoot165 166 anderingen, door eenentwintig Bedrijvers laat uitvoeren: maar gy zult hier niet 167 een hooftpersonaadje, gelijk Pylades, halsvriendt van Orest, het welk teegenGa naar voetnoot167 168 de waarheidt strijdt, zonder spreeken op het Tooneel zien: want dit is voor het 169 volk zoo walgelijk, dat de stommen, zooze het zaagen, de banden daar NatuurGa naar voetnoot169 170 haar tong meê gebonden heeft, van gramschap zouden breeken en vraagen: 171 wie is zoo vermeetel dat hy een Personaadje, die het Spel moet doen leeven, een slot aan 172 zijn mondt durft slaan? zulk een Spel is gelijk een uurwerk, dat, als'er het gewicht van 173 genoomen wordt, stil moet staan. Dat ik het darde Bedrijf in de hel laat speelen, 174 zal eenige lieden doen zeggen: de reis van Medea uit Korinten tot in de Hel, en 175 weeder uit de Hel tot in Korinten, geeft stof om niet te gelooven dat dit Spel in vierën-Ga naar voetnoot175 176 twintig uuren, gelijk het behoort, uit kan speelen: maar al die gelooven dat MedeaGa naar voetnoot176Ga naar voetnoot176-183 177 zich van een Helschegeest, die haar ten dienst staat, in der yl deur de lucht laat 178 draagen, zullen my toestaan dat al wat zich in dit Spel laat zien, in zulk eenGa naar voetnoot178 179 bepaalde tijdt kan geschieden. Noch durf ik zeggen, dat de geen die een SpelGa naar voetnoot179 180 vierëntwintig uuren tijdt geeven, schoon ik het hier zelf volg, de Natuur te 181 kort doen: want al wat'er in een Spel vertoont wordt, moet in twee of drie 182 uuren gebeurt zijn; en daarom in de zelfde tijdt, of niet langer dan het volk 183 veur het Tooneel staat, kunnen speelen; hier by moet het ook op de zelfdeGa naar voetnoot183Ga naar voetnoot183-189 184 plaats, het zy binnen of buiten een Stadt, of zaal of lusthof of elders, daar het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||
185 eerst begint, weeder endigen, of de toehoorders, het welk onmoogelijk is, 186 moeten, gelijk het Spel, van plaats verwisselen. Een schilder die oordeel heeft,Ga naar voetnoot186 187 zal niet meer op een panneel uitbeelden dan 'er op een plaats en op een zelfde 188 tijdt gebeurt is. Een Spel dat een spreekende schildery verstrekt, vereischt deGa naar voetnoot188 189 zelfde eigenschap. Het verscheppen der dingen die zich deur het heele SpelGa naar voetnoot189 190 vertoonen, zullen de keurige kenners, die de toovery van Medea eenige krachtGa naar voetnoot190 191 toeschrijven, voor my verantwoorden; doch dit is teegen het gevoelen van deGa naar voetnoot191 192 Lierdichter: maar terwijl hy beezig was met Tooneelwetten voor anderen teGa naar voetnoot192 193 schrijven, gelooft men dat hy de lierwetten, die hy zelf behoorden te volgen,Ga naar voetnoot193 194 op verscheide plaatsen heeft vergeeten: want men vindt'er by hem die loffelijkGa naar voetnoot194 195 van reeden, maar wanschaapen van lichaam zijn; onder veel zal ik 'er een aan-Ga naar voetnoot195 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||
196 wijzen: in zijn darde gezang, dat in veertig vaarzen bestaat, spreekt hy, in hetGa naar voetnoot196 197 begin, aan het schip dat Virgilius in Attika zou brengen: maar hy breekt met 198 het achtste vaars af, en spreekt in de tweeëndartig volgende van de vermetel- 199 heidt der menschen en het geweldt der baaren, zonder weer van het schip of 200 Virgilius, daar hy het gezang om gedicht heeft, te reppen. Dit is in d'oogen van 201 al die zich op het verdeelen der leeden in een gezang verstaan, een lichaam vanGa naar voetnoot201 202 een reus, daar het hooft van een dwerg op staat. Het schijnt verscheide kennersGa naar voetnoot202 203 wonder, dat een Lierdichter de Tooneeldichters, die hooger op Parnas klom-Ga naar voetnoot203 204 men en dichter aan de troon van Apollo zaaten, een blok aan de beenen wou 205 sluiten, die hy zelf niet voort kon sleepen: want hy heeft nooit blijken getoont 206 dat hy Treur- of Blyspel, daar de grootste kunst in bestondt, heeft kunnen 207 dichten; zoo dat men hier durft zeggen:Ga naar voetnoot207 Gy zijt een Lierpoëet en schrijft het Treurspel wetten:Ga naar voetnoot208
Zoo tergt een hardersfluit de klank der krijgstrompetten.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Uw les is overlast: de kunst gedoogt geen pijn.Ga naar voetnoot210
Het spel wil wel bepaalt maar niet gedwongen zijn.Ga naar voetnoot211
212 Hier zal ik Voorzeeker bestormt worden van een deel lieden, de wijzen uitge-Ga naar voetnoot212 213 zondert, die het hooft door de roeden en plakken, zoo vol Latijn zyn geslaagen,Ga naar voetnoot213 214 dat'er de reeden geen plaats in kan vinden: my dunkt ik hoor hen alree zeggen:Ga naar voetnoot214 215 wat mach deeze Vos rammelen en raazen van d'eigenschappen der Speelen? van het ver-Ga naar voetnoot215 216 deelen der leeden in gedichten? wat men doen en laaten moet? het zou best zijn dat hy zich 217 met zijn ambacht, daar de huiszorg in bestaat, bemoeide; hy heeft niet dan Duits ge-Ga naar voetnoot217 218 leert: laat ons van de kunsten der aaloude Dichters spreken: wy hebben op Parnas, by | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||
219 Apollo, school geleegen, en letters gegeten. Dat ik niet dan de Duitsche taal ken, en 220 noch zoo goedt niet gelijk ik wensch, wil ik gaaren bekennen: maar lichtelijkGa naar voetnoot220 221 beter dan eenige die zich op hun schoollatijn veel laaten voorstaan. De Ridder 222 Hooft, het hooft der Duitsche Geschiedenisschrijvers en Dichters, heeft my,Ga naar voetnoot222 223 om mijn zucht tot de Dichtkunst aan te moedigen, in de Hartspiegel van denGa naar voetnoot223 224 Heer Hendrik Laurensen Spiegel, deeze twee volgende vaarzen veurgeleezen: 225[regelnummer]
Moet juist een Duits Poëet nu noodig zijn ervaarenGa naar voetnoot225
In Griecx, Latijn? daar d'eerst'en beste harders waaren.Ga naar voetnoot226
227 Hier oordeelt Spiegel, die de Neederduitsche taal en Dichtkunst heeft helpen 228 bouwen, dat de Dichtkunst niet uit vreemde taalen, maar uit een aangeboorenGa naar voetnoot228 229 aart voortkomt. De taalkunde maakt wel geleert, maar geen Dichters: ik wilGa naar voetnoot229Ga naar voetnoot229-231 230 wel bekennen dat het een brug is daar men over moet gaan als men een ander 231 zijn wijsheidt wil ontleenen, om die voor zijn eigen uit te geeven. Dat Ho-Ga naar voetnoot231 232 merus, Virgilius en Ovidius, de grootste van alle Dichters, noch leefde(n), enGa naar voetnoot232 233 niet dan Duits konden, zy zouden de zelfde geest, die zy in hun taalen betoon-Ga naar voetnoot233 234 den, nu in d'onzen doen blijken. De Dichtkunst is geen dochter van uitheem-Ga naar voetnoot234 235 sche taalen; maar van d'overvloedt der geesten, die zich in de gedachten uit-Ga naar voetnoot235Ga naar voetnoot235 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||
236 storten, daarze, door oordeel en ervaarentheidt, tot een welgeschaapen lichaamGa naar voetnoot236 237 gevormt worden: want alle vaarzen zijn gedicht eerze de taal, van dieze gedichtGa naar voetnoot237 238 heeft, aanneemen. Zoo is het ook met alle wijsheidt. D'Egiptenaars drukten 239 hun gedachten niet met woorden, maar met stomme beelden uit, dieze inGa naar voetnoot239 240 steenen en andere harde stoffen deeden houwen. Mijn teegenstreevers zoudenGa naar voetnoot240 241 hier kunnen vraagen, van waar ik de vrymoedigheidt gehaalt heb om zoo 242 onbeschroomt te oordeelen van dingen die geen Duitsche leerling passen?Ga naar voetnoot242 243 maar hier zullen lichtelijk anderen voor my op vraagen en weeder antwoor-Ga naar voetnoot243 244 den: van wie heeft den Heer de Ruiter, het hooft van de Staatsche oorlogsvlooten, zijn 245 dapperheidt en krijgskunst gekreegen? heeft hyze van Atilius die Amilkar van KartaageGa naar voetnoot245 246 met zijn scheepen schandelijk deedt vluchten? of van den grooten Pompejus, die de zee-Ga naar voetnoot246 247 roovers veroverden? neen; het een is hem van Natuur ingestort, en het ander heeftGa naar voetnoot247 248 hy van d'ervaarentheidt, de wijsste schoolmeesteres, geleert: daarom is het, 249 mijns bedunkens, beeter Natuur, door ondervinding gehulpen, dan eenige on-Ga naar voetnoot249 250 eigentlijke Tooneelwetten te volgen. D'aalouden hebben veel dingen gevon-Ga naar voetnoot250 251 den, daar 'er oock eenige, het zy door verwoesten van Landen, of datze voorGa naar voetnoot251 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||
252 onnut wierden gehouden, van verlooren zijn: maar is 'er een verduistert, menGa naar voetnoot252 253 heeft 'er weeder tien nieuwe gevonden. Wie vertoonden het eerste kompas,Ga naar voetnoot253 254 daar onze scheepen, in ongebaande zeen, spijt starrelooze daagen en nachten,Ga naar voetnoot254 255 nieuwe werrelden door vinden? wie vormden de groote en kleene donderbus-Ga naar voetnoot255 256 sen, die van salpeeter, yzer en loodt bezwangert, minder volk vermoorden en 257 grooter krachten baaren dan de waapenen daar Alexander de werreldt meêGa naar voetnoot257 258 verwon? welk een man sleep de verrekijkers, die mijlen in schreeden verande-Ga naar voetnoot258 259 ren, en dingen die in het verschiet leggen, op de veurgrondt doen koomen? 260 wat voor een geest brocht de nutte en noodige Drukkunst in het licht, daar deGa naar voetnoot260 261 wijzen van alle tijden, om datze door het verdrukken van hun verstandt on-Ga naar voetnoot261 262 sterffelijk worden, eeuwig aan verplicht zijn? van waar komt het uurwerk,Ga naar voetnoot262 263 dat de zonnewijzer der Ouden in roem verwint, om datze niet dan by heldereGa naar voetnoot263 264 zonneschijn kan dienen, daar het uurwerk bij neevelig weeder, door de wijzerGa naar voetnoot264 265 met d'oogen der stommen weet te spreeken, en door het geluidt van de klok, 266 de blinden, het verdeelen van de tijdt, door d'ooren laat zien? zijn deeze kunsten 267 en weetenschappen, ik zwijg van duizent anderen, van de Grieken en Roomei- 268 nen gekoomen? neen: de vernuften der jongste eeuwen moogen op deeze 269 vonden roemen. Zullen wy deeze dingen, om datze d'Ouden niet wisten te 270 vinden, verwerpen? die heel stip, ja hardtnekkig by eenige ketteryen der oudeGa naar voetnoot270 271 Tooneelwetten blijven, moeten ja zeggen: maar die door de tijdt van deeze 272 lazery gezuivert en rijper van oordeel geworden zijn, zullen dit ontkennen;Ga naar voetnoot272 273 daarom heb ik dit Treurspel naar de tijdt en plaats gevoegt, om het volk, dat 274 altijdt naar verandering verlangt, iets nieuws te vertoonen: maar nieuwighee- 275 den zijn dikwils onzeeker. Groote aanslaagen hebben groote gevaaren te ver-Ga naar voetnoot275 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||
276 wachten, Zoo mijn toeleg niet naar mijn wensch wil gelukken, en dat ik in deGa naar voetnoot276 277 zelfde misstellingen, daar ik'er eenigen in d'ouden van aangeweezen heb, ofGa naar voetnoot277 278 in nieuwe, die niet min haatelijker zijn, kom te vervallen, zoo heb ik in hetGa naar voetnoot278 279 kleen, gelijk Faëton in het groot, een stout stuk bestaan, en anderen stof ge-Ga naar voetnoot279 280 geeven om mijn misslaagen aan te wijzen, het welk mijn oordeel lichtelijk zoo 281 zal scherpen, dat 'er hoop is om de lauwerkrans, die noch in het midden derGa naar voetnoot281 282 Tooneeldichters leit, te naaderen, en te zien of'er voor my geleegentheidt is 283 om'er een enkel bladt van te krijgen. De liefbebbers dienen te weeten dat ikGa naar voetnoot283 284 deeze Veurreeden niet heb geschreeven om Horacius Dichtkunst in het geheel 285 te wraaken; want men vindt 'er veel loffelijke wetten in: maar ik schrijf in een 286 vry landt, daar men, in burgerlijke kunsten, vry mach spreeken, gelijk ik hierGa naar voetnoot286 287 teegens eenige Tooneelwetten, die men, naar het gevoelen van veel Tooneel- 288 kundigen, om dat zy buiten het spoor van de reeden wijken, behoort teGa naar voetnoot288 289 verwerpen. Vaart wel. 290 Jan Vos. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||
Naamen der Bedrijvers.Ga naar voetnoot+
Zwijgende.Ga naar voetnoot+
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea. Treurspel.Eerste bedryf
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wat min aan hem bestondt, zal haat aan u bestaan.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ik heb te wreedt een moordt, o schelm! om u bedreeven:
Geen godt dan Min kan my dit gruwlijkstuk vergeeven.Ga naar voetnoot26
Ik zelf vergeef mijn hart die helsche boosheidt niet;
Of ik zal door mijn handt, die hem de borst deurstiet,Ga naar voetnoot28
De moordtvlak van mijn ziel in uwe bloedt uitspoelen:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ik moet, ik wil en zal mijn heevigheidt verkoelen:Ga naar voetnoot30
Want zy begeert dat ik u naadren zal met straf:Ga naar voetnoot31
Maar wacht niet dat ik u zal dompelen in 't graf.Ga naar voetnoot32
Het graf is 't rustbedt van al die ellendig leeven.
Wie lang wil wreeken moet geen korte moordtsteek geeven.
35[regelnummer]
Dies zal mijn bittre haat, die staâg om weêrwraak brult,
De zwarte spooken, die met slangen zijn gehult,
Met pijnboomtoortsen in haar scherpgeklaauwde handen,Ga naar voetnoot37
Ten grondt uit zweeren, om u nacht en dagh t'aanranden.Ga naar voetnoot38
Wie groot van macht is lijdt zich met geen kleene wraak.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Of is dit spook te zwak, tot redding van mijn zaak?Ga naar voetnoot40
Zoo zal ik al 't gedrogt gelijk ten hel uit vloeken,Ga naar voetnoot41
En schenden 't op u aan, om u in alle hoekenGa naar voetnoot42
Van d'aardt te volgen, in een gruwelijke schijn.Ga naar voetnoot43
De Wanhoop, boos van aart, die rust zoekt door fenijn;
45[regelnummer]
Het knaagende Gemoedt, een geessel der gedachten;
En d'yselijke Schrik, ontsachlijk door haar krachten,Ga naar voetnoot46
Zijn u ten straf gestelt, tot zoen van onze hoon.Ga naar voetnoot47
Wie langzaam wordt gedoodt sterft meer dan duizent doôn.
Kreüza zal mijn haat hier tusschen niet verpoozen;Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Zy siert haar bruiloftbedt met purperverfde roozen:
Maar ik zal haar, ik zweer 't, de doornen in het hart
Op 't diepst doen steeken: want ik wordt tot wraak getart.
Een felle weederwraak is quaalijk te bepaalen.Ga naar voetnoot53
Uw ledekant verwacht geen klank van nachtegaalen,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Deurmengt met maatgezang van maagden schel van keel:Ga naar voetnoot55
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||
Want uwe nachtkoets; neen: uw geile lustpriëel,Ga naar voetnoot56
Zal gruwzaam grimmelen van gieren, kreien, uilen,Ga naar voetnoot57
En zwarte raavens, die met schreeuwen, gillen, huilen,Ga naar voetnoot58
En krassen, uw gehoor, als gy in wellust zijt,
60[regelnummer]
Verschrikken zullen; zoo zal ik mijn hart vol spijt,Ga naar voetnoot60
Een vuur dat vinnig blaakt, ontlasten van mijn koortsen.
Weg blijde Hymen, weg met uw gewijdetoortsen,Ga naar voetnoot62
De wreedtst van 't helsgedrocht, zal veur dit bruilofsbedt
Haar ongewijde toorts, van leevent menschevet,
65[regelnummer]
Bespat van traanen, klam van brein en bloedt, ontsteeken.Ga naar voetnoot65
Ik wil my aan dit paar op 't allerfelste wreeken.
De wraakzucht van een vrouw is scherper dan een schicht.Ga naar voetnoot67
Hier komtze die mijn hart, door dienst, aan zich verplicht.Ga naar voetnoot68
Voester. Medea.
Voester.
Mijn voesterkindt; hoe dus? hoe zijt gy dus aan 't woede?Ga naar voetnoot69
Medea.
70[regelnummer]
Mijn boezem wordt bestreên van bittre teegenspoede.Ga naar voetnoot70
Voester.
De rampspoedt zwicht voor een die alles temmen kan.
Medea.
Een eedel hart gedoogt geen byzit van haar man.
Voester.
Wie hoon en spijt verwint ontmoet een heilzaam leeven.Ga naar voetnoot73
Medea.
Een hooggeboore ziel verdraagt geen teegenstreeven.
Voester.
75[regelnummer]
De huwlijks nekter vindt men meest deurmengt met gal.
Medea.
Een koninglijk gemoedt verkropt geen ongeval.
Voester.
Kan deez' oranje noch citroen u niet verluchten?Ga naar voetnoot77
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
Het lot is my te wrang; dies haat ik wrange vruchten.
Voester.
Slaa uw gezicht eens op dit roozrijk lustpriëel.
Medea.
80[regelnummer]
Ik wraak de roozen: want ik vindtze scherp van steel.Ga naar voetnoot80
Voester.
Verkoel u by deez' bron, zoo zult gy aassem haalen.Ga naar voetnoot81
Medea.
Kon ik het water dat uit deeze bron komt straalen,Ga naar voetnoot82
En al de beeken die in Kreons oorden zijn,
Door kracht van toveren, verandren in fenijn,
85[regelnummer]
Ik zouz' inzwelgen, en, al zou ik zelver gruwen,
Prins Jazon en zijn Bruidt verwoedt in 't aanzicht spuwen.
En borst ik aan 't vergift, zoo sturf ik zeegenrijk.Ga naar voetnoot87
Voester.
Men wreekt zich allerbest door 't zien van 's vyandts lijk:
Maar uwe tooverkunst begint allengs te flaauwen.Ga naar voetnoot89
Medea.
90[regelnummer]
Heb ik de stieren met gespleete koopre klaauwen,Ga naar voetnoot90-106Ga naar voetnoot90
Met yzre hoorenen en gloeient ingewandt,
In 't juk gespannen, en het veldt langs Facis strandt,Ga naar voetnoot92
Al druipende van zweet, in weederwil, doen ploegen?Ga naar voetnoot93
Ik zal hem lichter, om myn wraaklust te vernoegen,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Voor my doen zwichten dan die dieren groot van kracht.
Alwaar hy roem op draagt heeft hy door my volbracht.Ga naar voetnoot96
Heeft hy het landt bezaait met scherpe draaketanden,
Daar krijgsliên, heet op moordt, met sabels in hun handenGa naar voetnoot98
En heel in 't harrenas uitwiessen tot zijn leedt?
100[regelnummer]
Ik heb die menschenöest, die broeders bars en wreedt,Ga naar voetnoot100
Elkaâr doen dooden, eer zy hem verwoedt besprongen.
Wie sloot de draak zijn bek, die drie gesplitste tongen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||
En zoo veel regelen van tand' en kiezen hadt,Ga naar voetnoot103
Noch dik van groene gal en heet vergift bekladt,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Daar 't bloedig menschevlees by spieren in bleef hangen,Ga naar voetnoot105
Was 't Jazons sabel? neen: ik quam dit schrikdier prangen:Ga naar voetnoot106
Ondankbere, gy zult met uwe bywijf bloên.
De wraak moet blindt zijn of zy is te laf in 't woên.
Voester.
Hoe! staat gy naar de doodt van die uw hart deurgriefde?Ga naar voetnoot109
Medea.
110[regelnummer]
De hartstocht van de wraak is starker dan de liefde.
Zy moeten door geweldt of kunst verwonnen zijn.Ga naar voetnoot111
De wraak gebruikt of strop of sabel of fenijn.
1. Hofwacht. Medea. 2. Hofwacht. Voester.
1. Hofwacht.
Hou stant, wie dat gy zijt, of 't kost u daadtlijk 't leeven.
Medea.
Ik wil in teegenwil van u ten hof instreeven.Ga naar voetnoot114
1. Hofwacht.
115[regelnummer]
Zoo gy my naadren durft ontmoet ik u met kracht.Ga naar voetnoot115
Medea.
Kom donder help Medé', verplet dit booz' geslacht.
Hier moet het donderen en blixemen.
2. Hofwacht.
Uw wondren zijn te kleên, of hebt gy meer vermoogen?
Medea.
Ik zal u Kolchos, dat in 't noorden leit, vertoogen.Ga naar voetnoot118
Hier moet het Lusthof, op 't stampen van haar voet, in bergen veranderen. De boom daar 't gulde vlies aan hangt, stieren, draak, krijgsluiden en Iazon koomen met rook en vlam uit de grondt opschieten.
Hier ziet gy stieren, in 't gebergt, in Jazons toom:Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Daar hangt het guldevlies, vol luister, aan een boom:
Gins strijden broeders om elkander te verovren:Ga naar voetnoot121
Hier ziet gy Jazon, door mijn hulp, den draak betovren.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||
1. Hofwacht.
Ik staa als een pilaar al wierdt hier meer gedaan.Ga naar voetnoot123
Medea.
Gy zult als een pilaar van marmer blijven staan:
125[regelnummer]
Dit sap heeft kracht om u tot een pilaar te scheppen.Ga naar voetnoot125
1. Hofwacht.
O gooden! wat is dit? ik weet my niet te reppen.Ga naar voetnoot126
Mijn leeden worden hardt. ik zal my aan u wree...
Hy verandert in een pilaar.
Medea.
Uw wreeken is vergeefs; ik maak uw kracht gedwee.
Blijf hier op schildtwacht staan om andren uit te houwen.Ga naar voetnoot129
2. Hofwacht.
130[regelnummer]
Herschep mijn wachtbroêr, of het zal u eeuwig rouwen.
Medea.
Het zal my rouwen zoo ik u niet voort betoom.Ga naar voetnoot131
2. Hofwacht.
Ik schrik geen meer voor u gelijk een eikeboom.Ga naar voetnoot132
Medea.
Verander in een eik voor uw vermetelheeden.
2. Hofwacht.
Ik voel mijn lichaam van een harde schors bekleeden:
135[regelnummer]
Mijn armen zijn al reê in telgen vol van blaâ...
Hy verandert in een boom.
Medea.
Al wie Medea hoont vervalt in ongenaâ.Ga naar voetnoot136
Wijkt Kolchos spooken, wijkt, of ik zal u bezweeren.Ga naar voetnoot137
Hier veranderen de Bergen weêr in een Lusthof, en 't spook zinkt in de grondt.
Voester.
Mevrouw, ik hoor gerucht, ik bidt u laat ons keeren.
Medea.
Hoe! keeren zonder wraak? ik zweer u by de maan...Ga naar voetnoot139
Voester.
140[regelnummer]
Mijn dochter, schuil, ey schuil, uw vyandt komt hier aan.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
O schrandre veinzery! pilaar der wijste Staaten,Ga naar voetnoot141
Zy knielt. O hart in gal deursult en mondt vol honingraaten!Ga naar voetnoot142
Bestier mijn bittre tong en geefz' een zoete klank:
Maak dat ik Jazon smeek met een Sireenezank.
145[regelnummer]
Zy rijst. Hoe! is 't geen lafheidt? neen; de wijsheidt komt my raaden.
Zy knielt. O eedle dapperheidt! gehult met lauwerblaaden,
Die u in 't harrenas op 't daghtooneel laat zien;Ga naar voetnoot147
Vergeef mijn veinzery, de noodt komt my gebiên.
Iazon. Kreüza. Medea.
Iazon.
Toen ik het guldevlies te Kolchos hadt gekreegen,
150[regelnummer]
Was heel Thessalien hoovaardig op de zeegen:Ga naar voetnoot150
Maar nu ik u verkrijg is d'eer van 't vlies verdooft.Ga naar voetnoot151
Een schoon en wijze maagdt wordt nooit te hoog gelooft.Ga naar voetnoot152
Uw gaaven blinken meer dan duizent guldevliezen.
Kreüza.
Uw Faam, die in geen eeuw haar luister zal verliezen,
155[regelnummer]
Alwaarde Bruidegom, is prikkel van mijn min:Ga naar voetnoot155
Maar uw Kreüza vreest.Ga naar voetnoot156
Iazon.
Wat vreest mijn Koningin?
Medea.
aan een zij.
Mijn boezem barst van spijt; de wraak deurkruipt mijn aadren.
Iazon.
Wie komt hier op ons aan?
Kreüza.
Ik zie Medea naadren.
Iazon.
Ik zal mijn blanke kling roodt verwen in haar bloedt.
Medea.
160[regelnummer]
Kreüza schoone bruidt, Prins Jazon vol van moedt,
De groote Juno moet u in haar kerk ontfangen.Ga naar voetnoot161
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||
Nooit moet de droevig' uil uw oor met lijkgezangen,
Op 't echte ledekant, versteuren in uw rust.
Uw bruiloftstoorts zy nooit in traanen uitgeblust.
165[regelnummer]
De hemel moet uw trouw in alle deelen zeegnen.Ga naar voetnoot165
Iazon.
De hel moet u van daag met alle ramp bejeegnen.
Medea.
De hemel gun uw huis een onverwrikbre stant.
Iazon.
De hel moet u tot asch verteeren door haar brandt.
Medea.
De hemel hoed' uw zaadt voor overval van moorden.Ga naar voetnoot169
Iazon.
170[regelnummer]
Vertrek, ik zeg, vertrek uit Kreons stadt en oorden.Ga naar voetnoot170
Medea.
Ik zal niet roemen dat gy 't vlies door my genoot:Ga naar voetnoot171
Ik klaag ook niet dat gy my om Kreüz' verstoot.
Ik heb geen deel aan u, mijn veurrecht is vervallen.
Ik zoek slechts voor een nacht huisvesting in uw wallen.Ga naar voetnoot174
Iazon.
175[regelnummer]
Uw mondt is vol van zoet, uw boezem van fenijn.
Medea.
Och Jazon laat dit hof een nacht mijn huisvest zijn.Ga naar voetnoot176
Wie vreemdelingen bergt kan vyanden beweegen,Ga naar voetnoot177
Een Rijk dat gastvry is verkrijgt de rijkste zeegen.
Een zeegenrijk gewest behoudt een vastestant.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ontzegt gy ballingen te bergen in uw landt?Ga naar voetnoot180
Iazon.
Een broedermoordtster lijdt men in geen hofgebouwen.Ga naar voetnoot181
Medea.
Ik heb mijn broêr alleen verdelgt om u te trouwen.
Oprechte liefde toont zich onversaagt van aart.
Een bruidegom is meer dan duizent broeders waardt.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
185[regelnummer]
O veinzende gedrocht! die elk in list doet zwichten.Ga naar voetnoot185
Medea.
O schitterende zon! ô vaader aller lichten!
zij knielt.
Die 't menschendom vertoont wat diep verburgen leidt,
U roep ik tot getuig van myn oprechtigheidt:
Gy weet dat deeze borst geen veinzery kan zetten:Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Gedoog ook niet, ô zon! dat zy my komt besmetten:
Ik haat haar dubbelheidt die quaalijk is t'ontgaan.Ga naar voetnoot191
zij rijst.
Iazon.
Waarom is Pelias gelijk uw broêr verraân?Ga naar voetnoot192-195Ga naar voetnoot192
Medea.
Zijn dochters hebben hem in 't laauwe bloedt doen baaden.
Iazon.
Gy hebt haar door uw raadt te goddeloos verraaden:Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Want gy beloofd' hem jong te vormen na het bloên.Ga naar voetnoot195
Geen helscher quaadt dan quaadt in schijn van deugdt te doen.
Wie raadt tot moorden geeft heeft d'eerste moordt bedreeven:
Want hy heeft met zijn wil de steek in 't hart gegeevenGa naar voetnoot198
Eer dat de moorder 't zwaardt gesleepen heeft op 't hart.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Het werktuig is veel min dan d'oorzaak van de smart.Ga naar voetnoot200
Begeef u naar het noordt met uw vervloekte vonden.Ga naar voetnoot201
Medea.
De Faam heeft duizentmaal met duizent koopre monden
In 't noordt geblaazen 't lof der deugdt van Griekelandt;Ga naar voetnoot203
Dies laat my hier in 't west, daar gy de kroon in spant,Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
De deugdt der Grieken zien die wy in 't noorden hooren.
De waarheidt weet men eer door d'oogen dan door d'ooren.
Het zien heeft grooter kracht dan 't zeggen van de Faam.
Is uw genaadigheidt zoo groot gelijk uw naam,
Dan zult gy my, geloof ik vast, niet laaten dwaalen.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
't Is Prinselijk zijn macht in 't straffen te bepaalen.Ga naar voetnoot210
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
Noch Prinselijker dat men 't Rijk voor quaân behoedt.
Medea.
Een Prins die oordeel heeft betoont zich zacht van moedt.Ga naar voetnoot212
Iazon.
Wie veilig heerschen wil moet wijs en wakker weezen.
Medea.
Een wapenlooze vrouw behoeft men niet te vreezen.
Iazon.
215[regelnummer]
Medea terg my niet.
Medea.
Vergun my toch een beê.
Iazon.
Wat is 't verzoek? zeg op, eer ik naar 't outer treê.
Medea.
Dat gy mijn zoons, eer ik vertrek, aan my doet geeven.
De zucht tot eigen zaadt kan niemandt teegenstreeven:
Zelf in geen ongediert dat reedtlijkheidt ontbreekt.Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
De kindren worden van de moeder best gequeekt.Ga naar voetnoot220
De vaaderlijke zorg bestaat in hoofsche zaaken.Ga naar voetnoot221
Wie volk beheerschen moet kan voor geen kindren waaken.
Het hof vereischt een man die buiten huiszorg gaat.Ga naar voetnoot223
Dies bidt ik u, ô Prins! om mijn verleede staat:
225[regelnummer]
Om uwe stamhuis dat nooit bystant plag te weigren;
En om uw daaden die steil deur de starren steigren,
Dat gy mijn beê verhoort, eer ik dit Rijk verlaat.
Iazon.
Verwacht van my geen zoons: want gy zoud hen tot smaat
Doen zitten op uw koets, om hen van vlugge draaken,
230[regelnummer]
Terwijl zy vuur en vlam ten keel en snuit uitbraaken,
In 't Noordt te brengen, waar dat Taurus zich vertoont:Ga naar voetnoot231
Want dit vervloekt gebergt, van ongediert bewoont,
Is 't school van toveraars en jonge toveressen:
Hier zouden zy, door kracht van uwe helsche lessen:
235[regelnummer]
Met wolven, tigeren, met leeuwen scherp van tandt,
En beeren speelen, en hun balg met ingewandt,Ga naar voetnoot236
Met etter en vuil bloedt van rotte lijken vullen:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||
Elk zou zich met een pruik van zwarte slangen hullen,Ga naar voetnoot238
En winden, stroomen, zeen doen luistren naar hun wet.
240[regelnummer]
My dunkt ik zie hen al bekladt van brein en vet,
Behangen met een kleedt van raauwe menschehuiden,
En van een darm omgordt, gevult met toverkruiden,
Om, als het zonlicht zinkt in Thetis zeespelonk,Ga naar voetnoot243
Heel naar te toeten op een mergelooze schonk:Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Zy zouden in de nacht, by putten, graven, galgen,
Schavotten, mikken, raân, en al wat ons doet walgen,Ga naar voetnoot246
Een helsche beêvaart doen, tot schrik van 't aartsch geslacht.
De kindren die gy eist zijn dier van my geacht.Ga naar voetnoot248
Medea.
Ik bidt beweeg de Prins, dat ik mijn zoons mach houwen.
Kreüza.
250[regelnummer]
Ik heb mijn harteleet, o boost' van alle vrouwen!
Tot barstens toe verkropt, om uwe reedenstrijdt:Ga naar voetnoot251
Ik ben getergt, getreên, en overvol van spijt:Ga naar voetnoot252
Zou ik u helpen! neen: ik zoek u fel te hoonen.
Medea.
Uw deugden, geest en glans, elk waardig om te kroonen,
255[regelnummer]
Zijn starker dan de kracht van 't allergrootst geweldt;
Gy hebt Prins Jazon zelf, die zeegbaar' oorlogsheldt,Ga naar voetnoot256
Die dolle stieren, draak en krijgsvolk kon verpletten,
Door uwe krachten stip doen luistren naar uw wetten:Ga naar voetnoot258
Maar dit ontbreekt uw kracht, hoe krachtig dat gy zijt,
260[regelnummer]
Dat gy my noch door smaadt, noch bitterheidt, noch spijtGa naar voetnoot260
Kunt hoonen; want ik wil uw hoon gewillig draagen.
'k Wil elk mishaagen als ik u slechts kan behaagen.
Span al uw krachten t'zaam, en naader my met pijn,Ga naar voetnoot263
Gy zult veel eer vermoeit van my te straffen zijn,
265[regelnummer]
Dan ik door last van 't juk dat gy mijn nek doet draagen.
Wie alles lijden kan is starker dan de plaagen.Ga naar voetnoot266
De lasten zijn my licht zoo ik u dienst kan doen.
Kreüza.
't Is tijdt, ja overtijdt om u naar 't noordt te spoên.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
Geef Jazons zoons toch meê, zoo zal ik noordtwaarts keeren.
Kreüza.
270[regelnummer]
Hoe! Jazons zoonen? neen; neen dochter van Megeere,Ga naar voetnoot270
De wreede Cerbrus die de nooitverzaadtbre poort
Van 't helsche rijk bewaart, heeft u in Plutoos oordtGa naar voetnoot272
Bezwangert, op dat gy twee gruwlen voort zoud brengen:
Dit noemt gy Jazons zoons, de spijt wil 't niet gehengen.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
't Is wonder dat de Prins uw lippen niet bedwong.
Medea.
O veinzery! gedoog dat ik haar bittre tongGa naar voetnoot276
spreekt aan een zij.
Met een verwoede handt uit haare keel mach rijten,
Ik zalze Jazon, roodt van bloedt, in 't aanzicht smijten;
Ja spijkren veur zyn mondt, zoo kan mijn wraak bestaan.Ga naar voetnoot279
Iazon.
280[regelnummer]
Wat spreekt gy aan een zy?
Medea.
Dat ik u heb misdaan
Door 't lastig bidden om mijn zoonen weêr te krijgen.Ga naar voetnoot281
De reedtlijkheidt gebiedt dat ik voor u moet zwijgen:
Maar och! natuur gebiedt dat ik mijn zoons hier wensch.
Het veurrecht van natuur is starker dan den mensch.Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
De zucht tot kinderen is van natuur gekoomen.Ga naar voetnoot285
Noch zal ik mijn natuur, om dat gy 't wilt, betoomen:
Ik wil al wat gy wilt: want gy wilt niet dan goet:Ga naar voetnoot287
Of dunkt my quaadt te zien in 't pit van uw gemoedt,Ga naar voetnoot288
Zoo zal ik mijn gezicht noch oordeel niet betrouwen;Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
En is het zeeker dat men u voor quaadt moet houwen,
Zoo zal ik my nochtans heel voegen naar uw wil.
Kreüza.
'k Vervloek uw veinzery.
Iazon.
Medé', zwijg vaardig stil.Ga naar voetnoot292
Medea.
Ik zal stil zwijgen om uw ooren niet te krenken;
Maar ik zal dagh en nacht niet anders doen dan denken:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||
295[regelnummer]
Prins Jazon heeft groot recht dat hy my bitter haat:
Kreüza heeft groot recht datzy my dreigt met smaadt,
Om dat ik hem en haar verhinder door mijn klaagen:Ga naar voetnoot297
Dit denken, hoop ik, zal uw ooren niet mishaagen.
Het denken staat elk vry in 't hof van een tieran.
300[regelnummer]
Maar zoo het denken u in 't minst verletten kan,Ga naar voetnoot300
Zal ik mijn denken in 't vergetelnat versmooren,Ga naar voetnoot301
En zijn gelijk ik was eer dat ik wierdt gebooren;
Ja worden dat ik was eer dat ik wierdt geteelt.
Wat eist gy meer van my?
Iazon.
Dat gy my niet verveelt.
Medea.
305[regelnummer]
Zie wie hier knielt en bidt.
Iazon.
Uw tong heeft geen vermoogen.Ga naar voetnoot305
Medea.
Zoo zal ik 't heele lijf veranderen in oogen,
En storten beeken, vloên, ja golleven en zeen
Van traanen, om uw hart van marmer week te kneên,Ga naar voetnoot308
En 't vuur te blussen dat de gramschap heeft ontsteeken.
Zy knielt en houdt hem vast.
Iazon.
310[regelnummer]
Laat los, ik zeg laat los.
Medea.
Laat my niet langer smeeken.
Iazon.
Uw kind'ren worden van mijn kamerwacht bewaart.Ga naar voetnoot311
Medea.
Ik zalze haalen: want ik wijk hier voor geen zwaardt,
Noch voor geen hekel van wachtspietsen, wreedt in 't schennen:Ga naar voetnoot313
Ik zal 'er met mijn borst, vol moedt, op aan gaan rennen,
315[regelnummer]
En sterf ik door 't geweer, zoo weet ik dat mijn bloedtGa naar voetnoot315
Mijn oogen luiken zal.
Iazon.
Hoe zijt gy dus verwoedt?Ga naar voetnoot316
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
Waar zijn mijn kinderen? waar zijn zy in wat hoeken?
Kreüza.
Een zaak heb ik aan u, o Jazon! te verzoeken.
Iazon.
Gy moogt gebieden; dies laat hooren wat gy eist.
Kreüza.
320[regelnummer]
Maak dat Medea met haar zoons naar 't noorde reist,
Zoo zal de twist zich nooit naar onze drempel wenden.Ga naar voetnoot321
Stiefkindren weeten man en vrouw aan een te schenden:Ga naar voetnoot322
Tweedrachtigheidt in trouw is wreeder dan de doodt.Ga naar voetnoot323
Ik zweer u by de zon, zoo gy haar t'zaam verstoot,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Dat gy onz' huwelijk met nektar zult vereeren.Ga naar voetnoot325
Iazon.
Ik zweer, nu dat gy zweert, om niet te laf te zweeren,
By 't eeuwig duistre Styx, by 't slibbrig Acheron,Ga naar voetnoot329-330
330[regelnummer]
By 't bloedige Kocyt, en 't gloeient Flegeton,
Dat ik uw wil zal doen.
Medea.
Hoe zal ik u bedanken?
Iazon.
Verwacht uw kinderen in 't bosch van popelranken:Ga naar voetnoot332
Wy gaan naar 't echt outaar. Kom oorzaak van mijn vuur.Ga naar voetnoot333
Medea.
Zal dit de trouwüur zijn? o driemaal heillooz' uur!
335[regelnummer]
Zal 't eerste trouwverbondt voor 't laatste moeten zwichten?
O huwelijks godin! waar zijn de blixemschichten?
Of is het hemelsch vuur voor deeze twee te koel?
Zoo zal ik 't gruwzaam vuur uit Plutoos helsche poel
Verwoedt doen steigeren, tot schrik van Kreons muuren.Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Barst afgrondt, barst van een en braak de zwavelvuuren,
Daar gy 't verdoemde volk al saamen meê bestrijdt,Ga naar voetnoot341
Op deeze twee alleen, nu is 't de rechte tijdt:
Zoo hy 't ontslipt, zoo moet Kreuz' mijn gramschap peien.Ga naar voetnoot343
Hoe! zal zy lachen en Medea deerlijk schreien?
345[regelnummer]
Neen: dat gedoog ik niet, dat waar te groot een pijn.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||
Zal zy staâg zingen en ik staâg aan 't zuchten zijn?
Neen: 't zou den slaafste mensch op 't allerheetst vertoornen.Ga naar voetnoot347
Zal zy langs roozen gaan, en ik langs scherpe doornen?
Neen: een die macht heeft staat naar wraak door loos beleit.
350[regelnummer]
Zal zy vol vreugde zyn, en ik vol droevigheidt?
Neen: want de spijt komt my op 't wreedtst tot wraak aanmaanen.Ga naar voetnoot351
Zal zy wyn plengen en Medeaas oogen traanen?
Neen: want ik zal haar noch veur nacht in 't graf doen gaan.Ga naar voetnoot353
Zoo dit niet vast kan staan, zal ik noch meer bestaan;Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Ik zal Prozerpina in Acheron opzoeken,Ga naar voetnoot355
En dringen deur 't gedrang der geesten, spooken, vloeken,Ga naar voetnoot356
En alle gruwelen, en bidden haar om raadt:
Nooit komt hem hulp te laat die zich op haar verlaat.
1. Hofwacht.
Wie helpt my uit deez' zuil van harde marmersteenen?
360[regelnummer]
Kon ik dit harde stof, door een geduurig weenen,
Vermurwen, zoo quam ik in dit gewest nooit weêr.
Medea.
Vertrek uit myn gezicht verschept in eene beer,Ga naar voetnoot362
En loop naar 't klippig noordt vol dikbevrooze stroomen.
Hier verandert de pilaar in een Beer.
2. Hofwacht.
Kon ik uit deeze boom, die my omringt heeft, koomen,
365[regelnummer]
Ik liep naar 't dichte bosch, als schuw voor 't zonnevier.
Medea.
Begeef u voort naar 't bosch, maar als een tigerdier.
Hier verandert de boom in een tiger.
Nu zullen zy mijn kracht aan Jazon niet ontdekken:Ga naar voetnoot367
Mocht ik mijn kunst aan hem en zijn Kreüz' voltrekken,Ga naar voetnoot368
Ik stelden my te werk: maar 't noodtlot toont hen gunst.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Het noodtlot laat zich niet verzetten van de kunst.Ga naar voetnoot370
Waar blyft de vlugge geest die op myn wenk moet passen?Ga naar voetnoot371
Kom neem my vaardig op, ik moet dit paar verrassen,Ga naar voetnoot372
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||
En breng my in den hel, zoo klimt myn wraak in top.
Voort snelle nachtgeest; voort, en neem my vaardig op.
Hier wordtze van een helsche geest, die haar te gemoet komt vliegen, opgenoomen, en deur de wolken naar den hel gedraagen.
Rey van Korintsche vrouwen.
Zang.
375[regelnummer]
De helden krijgen door 't verdelgen,
En 't zwaaien van 't verwoede staal,Ga naar voetnoot376
Heel zadt van menschebloedt te zwelgen,Ga naar voetnoot377
Een ongelooflijk oorloogspraal;
Maar dit zyn goddelooze tochten;Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Prins Jazon heeft door draak en stier
Te temmen, grooter lof bevochten:
Dat tuigt zijn krans van populier.Ga naar voetnoot382
Wie wijs is beezigt kunst en deegen.Ga naar voetnoot383
Hy heeft langs Facis koude boordt,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Door kunst en kracht het vlies gekreegen.
Geen mensch haalt eer door menschemoordt.
De zeege spruit uit eedle daaden.
Een eedelmoedig man hout stant.Ga naar voetnoot388
De helden vliegen op de blaadenGa naar voetnoot389
390[regelnummer]
Der Dichters over zee en landt.
Een zeegbaar arm gedoogt geen paalen.Ga naar voetnoot391
Nu vindt hy in Korinten stof
Om heerelijk te zeegepraalen:
Want Kreons dochter, 't oog van 't hof,Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Toont zich verwonnen door zijn glanssen,
Gelijk 't gedrocht door zijn geweer.Ga naar voetnoot396
Zoo krijgt hy krijgs- en bruilofskranssen.
Wie tweemaal wint past dubbel' eer.
Dies laaten wy de gooden looven.
400[regelnummer]
De zeegen daalt van 's hemels hooven.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||
Haar kunst was scherper dan zijn deegen.Ga naar voetnoot403
Vernuft is meer dan strijdtbaarheidt.
405[regelnummer]
Hy was te zwak voor 't rot der reuzen:
Zy heeft de broeders, heet op moordt,
Elkaâr het bekkeneel doen kneuzen.
Zoo kreeg hy 't guldevlies in 't noordt.
Noch durft hy zulk een vrouw verzetten.Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Een die zich zonder recht ontpaart,Ga naar voetnoot410
Ontbindt de bandt der huwlijkswetten.
Wie 't huwlijk breekt is hels van aart.
Dit zal Kreüza noch berouwen:
Want zy verwacht geen beeter lot.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Men moet geen trouwlooz' Prins betrouwen.
Wie 't Recht ontwast, ontziet noch godt,
Noch heiligdom, noch aardtsche machten:
Zijn tweede vrouw verstrekt een boel.Ga naar voetnoot418
Medea, rijk van toverkrachten,
420[regelnummer]
Vertoont zich in haar aanzicht koel,
En binnen brandtz' om zich te wreeken:
Haar lippen vleien Ezons zoon,Ga naar voetnoot422
En 't hart vervloekt hem zonder spreeken.
Het wettig huwlijk lijdt geen hoon:Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Dies moet de man geen wellust pleegen.
De vrouwen zijn tot wraak geneegen.
Toezang.
Wie lastert Jazon in zijn leeven?Ga naar voetnoot427
Hy volgt het noodtlot van de Min.Ga naar voetnoot428
De mingodt lijdt geen teegenstreeven:
430[regelnummer]
Hy stiert zijn schichten boschwaart in,Ga naar voetnoot430
Daar hem geen ondier kan ontslippen:Ga naar voetnoot431
Zijn zetel is in 't noordt gebouwt,
Op steigrend' ys en yzerklippen:Ga naar voetnoot433
Men ziet zijn tempels in het woudt
435[regelnummer]
Van 't Oosten, rijk van geur verschijnen:Ga naar voetnoot435
Hy wordt van 't woestewest geviert,Ga naar voetnoot436
In duistre goudt- en zilvermijnen:
Zijn overgroote godtheidt zwiertGa naar voetnoot438
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||
In diepe zeen, en hooge zwerken.
440[regelnummer]
De minneschicht is niet t'ontgaan
Door scherpe vin noch snelle vlerken.
Hy heeft zijn zeegeteekens staan
In 't binnenst van de hemelringen.Ga naar voetnoot443
De gooden luistren naar zijn brandt.Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
De Min weet alles te bedwingen.
Ontsteekt hy 't godtlijk ingewandt;Ga naar voetnoot446
Zoo kan geen mensch zijn macht verzetten.Ga naar voetnoot447
Hertrouwen is geen overspel.
De liefde heeft bezondre wetten.
450[regelnummer]
Wie wetten volgt volbrengt bevel.
Dit veurrecht zal de Prins gebruiken.Ga naar voetnoot451
Wie zwak is moet voor starker duiken.Ga naar voetnoot452
Slotzang.
De Mingodt queekt geen trouweloozen;
Want hy vervloekt het overspel:
455[regelnummer]
Dit is een veurwerp van de boozen,Ga naar voetnoot455
Die 't hart geblaakt wordt van de hel.Ga naar voetnoot456
Wie geil is pleegt geen dartelheeden,Ga naar voetnoot457
Door 't noodtlot, zegt gy, van de min.Ga naar voetnoot458
D'onkuisheidt dicht, o helsche reeden!Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Een noodtlot naar haar eigen zin.
Boeleeren past geen trouwgenooten.Ga naar voetnoot461
De Liefde lijdt geen dubbel echt.Ga naar voetnoot462
Een die zijn Ega durft verstooten,
Bestrijdt het aardts en hemels recht.
465[regelnummer]
Dit paaren zal Korint berouwen.
't Mistrouwen komt ons van mistrouwen.Ga naar voetnoot466
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||
Tweede bedryf.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hypsipyle.
Uw zang, met spel deurmengt, baart dappere heldinnen.Ga naar voetnoot499
Priesteres.
500[regelnummer]
O Nemezis! godin van al die wraak beminnen;Ga naar voetnoot500
O onverzoenberste! die staâg in Raadthuis, Hof
En tempels toegang hebt, ontsteek onz' offerstof:Ga naar voetnoot502
Waar dat uw vuur verschijnt begeert men kracht te toonen.
De dieren, die de lucht, de zee en aardt bewoonen,
505[regelnummer]
Gevoelen, als haar leet ontmoet, uw vuurigheên.Ga naar voetnoot505
Gy schent de kinderen en ouders teegens een,Ga naar voetnoot506
En mengt de zee en aardt met vrindebloedt en traanen:
Ontsteek 't gewijde hout, laat ons niet langer maanen.Ga naar voetnoot508
Wie iet voor bidden krijgt betaalt eer hy verkrijgt.Ga naar voetnoot509
't Offerhout begint, zonder dat men 't ziet, te branden.
Hypsipyle.
510[regelnummer]
Ik dank de wraak nu dat de vlam ten hemel stijgt.
Priesteres.
Waar is het bloedt van 't kindt dat gy, in spijt van 't karmenGa naar voetnoot511
Der moeder, van haar borst en uit de klem van d'armen
Gerukt hebt? geef het hier; voort vorder onz' gebodt:Ga naar voetnoot513
Ik heb het met dit mes de knobbelige strotGa naar voetnoot514
515[regelnummer]
Geoopent, om het bloedt tot weêrwraak in te zwelgen.
Hypsipyle.
O wraak! ik vang dit nat: het sap van Bacchus telgenGa naar voetnoot516
Behaagt my minder dan de smaak van 't Grieksche bloedt.
Priesteres.
Men drinkt het lustig in, om met een hart vol moedt,Ga naar voetnoot518
Terwijl 't de tijdt gebiedt, naar 't wreede quaadt te streeven.Ga naar voetnoot519
Hypsipyle.
520[regelnummer]
Voort, zweert op mijn geweer, tot voorstant van het leeven,Ga naar voetnoot520
Dat gy uw Koningin zult redden uit de noodt.
Priesteres.
Wy zweeren haar met macht, in 't aanzien van de doodt,
Te volgen, of de wraak moet ons voor eeuwig plaagen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hypsipyle.
Wie zweert en d'eedt vergeet zal alle rampen draagen.
525[regelnummer]
De wraakgodin is streng in 't pleegen van haar recht.Ga naar voetnoot525
Elk maak zich vaardig tot een zeegenbaar gevecht.Ga naar voetnoot526
Priesteres.
Gelijk gy my dit vuur, o luister der Prinsessen!
Door 't overschot van 't bloedt, op 't wraaköutaar ziet lessen,Ga naar voetnoot528
Moet gy de hetten van uw wraak, door Jazons bloedt,Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Uitblussen: want de wraak is niet dan enkle gloedt.Ga naar voetnoot530
Hypsipyle.
Het leeger is gereedt om Lemnos troon te stutten.
Hooftman op de wal. Hypsipyle. Vrouweleeger.
Hooftman.
Wat onheil zie ik hier? de wallen zijn van huttenGa naar voetnoot532
En oorlogsvolk omheint: ik vrees voor slinks geval.Ga naar voetnoot533
Op krijgsvolk, krijgsvolk op, bezet de leêge wal.
535[regelnummer]
De wallen zijn niet dan door wapens te bewaaren.Ga naar voetnoot535
Iazon binnen. Hooftman. Hypsipyle. Vrouweleeger.
Iazon.
Wie roept hier dus verbaast?Ga naar voetnoot536
Hooftman.
Ik zie geheele schaaren
Van Vrouwen naaderen met speeren in haar handt.
Iazon.
Indien het vrouwen zijn, zoo koomen zy van 't landtGa naar voetnoot538
Tot eer van onze trouw.Ga naar voetnoot539
Hooftman.
Ik zie haar oogen blaaken.
Iazon binnen.
540[regelnummer]
Wie met de gooden trouwt zal niet dan heil genaaken.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hooftman.
Zy naadren vol van moedt: ik bidt u kom omhoog.Ga naar voetnoot541
Jazon by d'anderen op de wal.
Iazon.
Voort, wapen al de stadt op 't onverwacht vertoog.Ga naar voetnoot542
Verwaande treê te rug, of gy verliest het leeven.
Hypsipyle.
Wie in een stadt wil zijn ontziet geen teegenstreeven.Ga naar voetnoot544
Iazon.
545[regelnummer]
Wat zoekt gy veur Korint, of is u 't brein ontrooft?
Hypsipyle.
Wy eissen, en 't heeft recht, Prins Jazon of zijn hooft.
Iazon.
Prins Jazon! of zijn hooft! wie durft dus vinnig spreeken?Ga naar voetnoot547
Hypsipyle.
Wy zijn geharrenast om ons aan u te wreeken.Ga naar voetnoot548
Ik heb mijn standers veur Vorst Kreons wal geplant,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Om u de taaiehuidt, met een verwoede handt,Ga naar voetnoot550
Al leevendig van 't vlees, vol heilloosheidt, te stroopen;Ga naar voetnoot551
Dan zal ikz' uw Kreüz', in dartelheidt verzoopen,Ga naar voetnoot552
Om 't lijf doen hangen in de plaats van praalgewaadt:
Ik zal haar hals en borst, voor dierbaar bruidtssieraadt,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Op 't schriklijkst' pronken met uw uitgerukte darmen:Ga naar voetnoot555
Mijn heir zal vroolijk zijn als zy om u zal karmen,
Ja lachen als zy weent, en zingen als zy zucht.
Een die zijn vyandt temt bevindt zich vol genucht.Ga naar voetnoot558
Noch weet dit wreedt bedrijf mijn wraaklust niet te stillen:Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Ik zal de spieren van uw groove schonken schillen,Ga naar voetnoot560
En maaken van 't geraamt een zetel voor uw bruidt:
Wy zullen 't middelrift met onze tanden uit
Uw boezem scheuren, om haar balg hier meê te vullen.Ga naar voetnoot563
Dan zal ik, schrikt gy niet? al zou de hemel brullen,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Uw bloedt vergaaderen, en in uw herssenvat
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||
Al bruizent schenken; niet om dit vervloekte nat
Met smaak te zwelgen: neen: wy walgen van die vlieten;Ga naar voetnoot567
Ik zal het uwe bruidt deur haare keel heengieten,
Zoo zal zy proeven wat zich in uw hart verbergt.
Iazon.
570[regelnummer]
Wat zijt gy voor een vrouw dat gy de mannen tergt,
Hypsipyle.
Ik ben de nicht van die de reuzen heeft doen vallen;Ga naar voetnoot571
Die met zijn staatcykoets, om zeegenrijk te brallen,Ga naar voetnoot572
Van panters, tigers, beer, en leeuwen scherp van tandt,Ga naar voetnoot573
Ten hemel wierdt gevoert, daar hy zijn zetel plantGa naar voetnoot574
575[regelnummer]
Op een turkooize vloer, vol starren die staâg blaaken:Ga naar voetnoot575
Of daavert dit te dof om my bekent te maaken?Ga naar voetnoot576
Ik ben godt Bacchus nicht, nu weet gy wie hier staat.
Iazon.
Dat gy van Bacchus komt betoont gy met der daadt:
Want uwe herssens zijn verzoopen in zijn oesten.Ga naar voetnoot579
Hypsipyle.
580[regelnummer]
Gy geeft my stof om 't Rijk van Kreon te verwoesten.Ga naar voetnoot580
Iazon.
Voort, zeg my uwe naam, eer 't staal uw borst deurstoot.
Hypsipyle.
Gy ziet Hypsipyle, weleer uw bedtgenoot.
Ik ben in spijt der zee van Lemnos hier gekoomen.Ga naar voetnoot583
Een die zich wreeken wil ontziet noch windt noch stroomen,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Noch 't slagzwaardt van de moordt.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hypsipyle.
Wierdt Jazon, toen hy eerst op Lemnos quam, verdreeven?Ga naar voetnoot587
Neen eerelooze, neen: gy badt my om de steeven
Van Argos, 't eerste schip, dat door een harde stootGa naar voetnoot589
590[regelnummer]
Op 't strandt geborsten was, te stoppen, om geen nootGa naar voetnoot590
Te lijden, als gy 't spoor langs Facis stroom zoud baanen;Ga naar voetnoot591
Ja gy verdronkt op 't landt in 't water van uw traanen,
Op dat gy niet by nacht in 't water van de zee,
Vol zandt, verdrenken zoud: ik toonde my gereê,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
En heb u in mijn stadt, ja zelf, ik zal 't niet schroomenGa naar voetnoot595
Te zeggen, op uw trouw, tot in mijn bedt genoomen:Ga naar voetnoot596
Ja al de vrouwen zijn met uwe mans gepaart:
Ten lesten reisde gy naar Kolchos, wreedt van aart,
En keerde met Medé', die gy ook durfde trouwen:
600[regelnummer]
Maar gy hebt uwe trouw met haar als my gehouwen.
Nu staat gy naar Kreüz'; waarom wordt ik versmaadt?
Iazon.
Gy zijt van my noch van mijn volk uit nijdt noch haatGa naar voetnoot602
Verlaaten; maar men heeft uw stadt uit schrik begeeven:Ga naar voetnoot603
Want uwe mans, die gy de moordtsteek hebt gegeeven,Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
Verscheenen ons by nacht met fakkels in de handt:
Hun moordtwondt toonden ons het lillendt ingewandt:
Men hoorden anders niet dan klaagen, karmen, zuchten,
Deurmengt met wee en wraak, dat ons voor ramp deedt duchten,
Het hair rees ons te berg, en 't hart ontzonk de moedt:
610[regelnummer]
Wy waaren alzoo nat van zweet als zy van bloedt.
De schrik voor nachtspook kan de stoutste man versaagen.Ga naar voetnoot611
Hypsipyle.
Hebt gy de stieren en de felle draak verslaagen,
En vreest gy geesten? neen; 't is loogen wat gy zegt.
Iazon.
Wy vreesden voor geen geest, wy hadden grooter recht
615[regelnummer]
Om u te wijken: want zy hadden ons doen hooren,Ga naar voetnoot615
Dat gy uw tweede mans als hen in 't bloedt zoud smooren.
Een die men quaadt veurzegt behoort het quaadt t'ontgaan.Ga naar voetnoot617
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hypsipyle.
Een moedig krijgsheldt laat zich van geen nachtspook raân.Ga naar voetnoot618
Iazon.
De raadt der geesten is bywijlen goedt bevonden.
Hypsipyle.
620[regelnummer]
Een hart vol moedtloosheidt is licht door vrees te wonden.Ga naar voetnoot620
Iazon.
Een die veurzichtig vreest betoont zijn schranderheidt.
Hypsipyle.
Wie zonder oordeel vreest wordt van zich zelf verleit.Ga naar voetnoot622
Iazon.
Wie 't eerste quaadt gelukt is nooit in top gereezen.Ga naar voetnoot623
Hypsipyle.
Wie stant hout in zijn trouw, behoeft geen quaadt te vreezen.
Iazon.
625[regelnummer]
Een vrouw die dertel is verandert licht van lust.Ga naar voetnoot625
Hypsipyle.
Mocht ik mijn lust voldoen, mijn vuur wierdt draa geblust.Ga naar voetnoot626
Iazon.
Begeert gy noch met my uw lusten te verzaaden!Ga naar voetnoot627
Hypsipyle.
Verwaandtst' en lafste Griek, ja quaadtst' van alle quaaden,
Ik zoek mijn heete lust te blussen in uw bloedt.
630[regelnummer]
Gy zijt niet dan een vat vol alssem, gal en roedt.Ga naar voetnoot630
Vervloekste mensch: hoe! mensch? o neen: ik heb misdreeven;
Hy zondigt die de naam van mensch aan u durft geeven:
Gy zijt in 't noorden van een sneeuwbeer voortgebracht,Ga naar voetnoot633
En op een ysklip, in een eeuwig duistre nacht,
635[regelnummer]
Van ongediert gezoogt, tot schrik van landt en steeden,Ga naar voetnoot635
D'afbeelding maakt geen mensch; den mensch bestaat in reeden:Ga naar voetnoot636
Wie zonder reeden leeft betoont zich als een beest.
Gy hebt niet dat een mensch gelijkt dan uwe leest.Ga naar voetnoot638
De leest is als een schors van vruchtelooze planten.Ga naar voetnoot639
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
640[regelnummer]
Voort, nicht van Bacchus, voort met al uw nacht Bacchanten,Ga naar voetnoot640
Zoo woest als vol van wijn; vertrek van Kreons wal.
Hypsipyle.
Zou 't heir vertrekken! neen: Hypsipyle hout stal.Ga naar voetnoot642
Iazon.
Hoe! durft een vrouweheir een stadt vol mannen tarten?
Hypsipyle.
't Zijn vrouwe lichaamen; maar vol van manneharten.
645[regelnummer]
De dapperheidt bestaat in eene strijdbre handt.Ga naar voetnoot645
Iazon.
Waarom zijt gy niet eer gekoomen in dit landt?
Hypsipyle.
Wie streng wil wreeken eist eerst tijdt om reedt te weezen.Ga naar voetnoot647
Iazon.
Een die zijn starker tergt heeft alle quaadt te vreezen.
Hypsipyle.
Mijn wraakzucht staat zoo vast gelijk een koopre muur.
650[regelnummer]
Kon ik het vrouweheir veranderen in vuur,
In toortsen, fakkelen, in gloênde zwaveldroppen,
In spietsen, sabelen, in pijlen scherp van doppen,Ga naar voetnoot652
In al wat volk vermoordt en starke steên verslindt,
Wy zouden van de lucht neêrstorten op Korint,
655[regelnummer]
En zoo lang woeden tot dat alles wierdt verslonnen:Ga naar voetnoot655
Zoo wierdt mijn vyandt en zijn geile bruidt verwonnen:
Maar zoo dit wreeken aan mijn wraak te laf beviel,Ga naar voetnoot657
Dan zou ik bidden dat de gooden uwe ziel
Vervloekten, op dat gy geen heil by hen zout vinden.
Iazon.
660[regelnummer]
De gramschap van een vrouw is dolder dan de winden,
Die van hun keetenen losbarsten, en deur d'aardtGa naar voetnoot661
Verwoedt uitbreeken, dat een gruwzaam onheil baartGa naar voetnoot662
Voor bosschen, bergen en voor scheepen op de vloeden.
Wijk mannemoordtster, wijk, gy zijt te fel aan 't woeden.
Hypsipyle.
665[regelnummer]
Ik heb mijn man gedoodt om huwlijksschendery.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
Gy hebt het lijf verbeurt om uwe tieranny.Ga naar voetnoot666
Hypsipyle.
Ik heb de dood verdient, dit kan ik niet ontkennen:
Vraagt Jazon om wat quaadt dat my de doodt mach schennen?
Om dat ik u, o spijt! het leeven heb gegunt:
670[regelnummer]
Want hadt ik u, by nacht op 't bruilofsbedt, de punt
Van 't zwaardt in 't hart gedrukt, dan zou ik heilzaam leeven.Ga naar voetnoot671
Een huwlijksschender mach men eer hy 't denkt doen sneeven.
Mijn bruilofsdagh, o ramp! verschept zich in een nacht.Ga naar voetnoot673
Iazon.
Nooit is zoo boos een vrouw, als gy, in 't licht gebracht.Ga naar voetnoot674Ga naar voetnoot674-677
Hypsipyle.
675[regelnummer]
Ik ben heel boos, 't is waar: maar 't zijn ook booze tijden:
'k Ben op my zelver boos, hier helpt geen teegenstrijden,Ga naar voetnoot676
Om dat ik my op u niet boos genoeg betoon.
Een Vorstelijke vrouw verdraagt geen huwlijkshoon.
Iazon.
Gy hebt veurheen gezegt, o wreedtst van alle wijven!
680[regelnummer]
Wy hadden slechts een ziel in twee verscheide lijven,
Nu dreigt uw zwaardt mijn hart: hoe dreit fortuin haar wiel!Ga naar voetnoot681
Hypsipyle.
Hadt ik 't geluk dat wy niet dan een enkle ziel
Te zaamen hadden, dan zou ik my daadtlijk wreeken:
Want ik zou deeze punt dwars deur mijn hart heen steeken,
685[regelnummer]
Zoo braakte gy met my uw leeven in een stondt;Ga naar voetnoot685
Ik vrees geen doodt zoo gy kunt sterven door mijn wondt:
Dies wacht ik u in 't veldt, in spijt van alle rampen.
Iazon.
Ik ruk het volk by een, om in het veldt te kampen.
Hypsipyle.
O Juno trouwgodin! begeef u tot de straf:Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Vergun dat ik Korint, door 't krijgstuig, tot een graf
Van gloeient puin, met bloed deurmengt, voor hem mach maaken.
't Begin van weederwraak behoort men niet te staaken.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wie half wil wreeken geeft zijn vyandt heele kracht.
Slaa uw gezicht op 't heir, wy steunen op uw macht.Ga naar voetnoot694
Hier komt Iris op een vliegende paauw, die een reegenboog in haar klaauwen heeft, daalen.
Priesteres.
695[regelnummer]
De hemel oopent zich: 'k zie blixemen vertoogen.Ga naar voetnoot695
Wie daalt hier op een paauw omheint van reegenboogen?Ga naar voetnoot696
't Is Iris, de boodin van Juno, tot onz' heil.
Iris. Hypsipyle. Priesteres.
Hypsipyle, ik kom, op uw gebeên, van 't steilGa naar voetnoot698
Gewelfssel daalen, om uw ongeval t'ontvouwen:Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Gy zult, zoo gy hier blijft, o Koningin der vrouwen:
Door 't krijgsvolk sneuvelen in 't heetste van 't gevecht.
Dat gy naar weêrwraak tracht bestaat in wettig recht:Ga naar voetnoot702
Maar uwe mannemoordt heeft Junoos wraak doen branden.
Een vrouw heeft nimmer recht om mannen aan te randen.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Begeef u weeder scheep eer Jazon u verrast.Ga naar voetnoot705
zy vliegt naar de wolken.
Hypsipyle.
Hoe! zou ik wijken? neen; mijn gramschap staat te vast:Ga naar voetnoot706
De doodt van Jazon is met onze doodt beschooren:Ga naar voetnoot707
Laat my vry sterven als ik in zijn bloedt mach smooren.
Nooit sterft men liever dan van 's vyandts bloedt bespadt.Ga naar voetnoot709
Kreon en Kreüza op de wal. Hypsipyle.
710[regelnummer]
Van deeze tooren die de noortzy van de stadt
Voor borstweer dient, zien wy het leeger van de vrouwen.
Kreüza.
Ik hoop mijn Jazon in het harrenas t'aanschouwen.
Hypsipyle.
Ik zie het hofgezin verschijnen op de wal.Ga naar voetnoot713
Priesteres.
Men wacht het krijgsvolk best in 't naastgeleege dal.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kreüza.
715[regelnummer]
Hier komt mijn bruidegom gewapent met zijn deege,
En glinsterende schildt: de hemel gun hem zeege,
Zoo wordt mijn bruilofsdagh heel Grieken deur bemint.Ga naar voetnoot717
Iazon. Leeger. Kreüza en Kreon op de wal.
Beroemde burgers van het machtige Korint,
't Schijnt schandelijk dat wy een vrouweheir aanrannen,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Maar 't zijn moordressen, en van wie? van haare mannen.
Wie eigen mans vermoordt zal vreemde niet ontzien.
Laat ons de hooftmoordres de punt van 't lemmer biên,
Eer dat zy bystant krijgt van haare bondtgebuuren:Ga naar voetnoot723
Wy moeten haar in 't oog van d'opgesteege muurenGa naar voetnoot724
725[regelnummer]
In 't dal verdelgen, tot een luister van de stadt.Ga naar voetnoot725
Het veldt moet deeze dagh, door 't oorlogszwaardt, zoo nat
Van 't bloedt der vrouwen zijn, als 't hof van bruilofswijnen.
Dat wy in 't harrenas, in 't ope veldt, verschijnen,
Is niet uit boosheidt: maar door 't parssen van de noodt.Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Ik zie haar heir alreê op d'oever van de doodt,
En wy op d'eerste trap van 't stervelooze leeven.Ga naar voetnoot731
Wie recht en macht heeft dient geen vyandt tijdt te geeven,
Of hy verliest zijn recht, zijn macht en tijdt gelijk.
Laat ons dan vaardig zijn, om 't heir in deeze wijkGa naar voetnoot734
735[regelnummer]
In 't bloedt te smooren, dat men door 't gevecht zal plengen.
Ik wil mijn huwlijksmyrt met krijgslauwrier deurmengen.
Men steek de veldtrompet, op dat ik 't heir verniel.Ga naar voetnoot737
Kreüza.
Hou stant mijn bruidegom, hou stant mijn halve ziel,Ga naar voetnoot738
Ik wil met u ten strijdt om my met u te waagen:
740[regelnummer]
Zult gy een staale helm op uwe hairen draagen,
En ik een roozekrans? dat ly ik nimmer; neen:
Zoo u een vyandin, als dol, te moet komt treên,
Om sabel, speer en pijl op uwe borst te vellen,
Ik zal my, vol van moedt, veur uwe boezem stellen,
745[regelnummer]
En keeren wat u dreigt, als een getrouwe bruidt.
Kreon.
Kreüza, hou u stil, en draag u als een spruit
Van koning Kreon: laat uw Jazon haar bespringen.Ga naar voetnoot747
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kreüza.
Ik zie de leegers op elkanderen indringen.
Kreon.
Het schriklijk veldtgeschrey en stof vervult de lucht.Ga naar voetnoot749
Hypsipyle. binnen.
750[regelnummer]
Staa hooftmanninnen, staa, of 't heele leeger vlucht:Ga naar voetnoot750
Ik staa hier op een berg van mann' en vrouwe lijken.
Iazon. binnen.
Voort, steekt de vloot aan brandt eer zy naar 't strant toe wijken;
Zy vechten zonder hoop, de zeege lacht ons aan.
Hypsipyle. binnen.
Hou moedt mijn heir, hou moedt, op hoop van lauwerblaân.
Kreüza.
755[regelnummer]
O vaader Mars! verstark de pronk van alle Grieken.
Kom vlugge Mingodt, kom en leen my uwe wieken,
Zoo vlieg ik by de Prins, in 't aanzien van de moordt.
Kreon.
Het leeger went zich naa de groote zuiderpoort.
Iazon in 't velt, Kreon en Kreüza op de wal.
De scheepen branden, want ik zie de vlammen blaaken:
760[regelnummer]
De rook, vol vonken, spreit zich langs de hemeldaaken,Ga naar voetnoot760
Gelijk toen Faëton als dol aan 't hollen was.Ga naar voetnoot761
Het leger is vergeefs in 't blanke harrenas,
Ia 't hoeft van nu af op geen vrye vlucht te denken;
Het zal op 't landt in bloedt, of in de zee verdrenken:
765[regelnummer]
Het heeft geen middelpadt, het wijken is gedaan.Ga naar voetnoot765
Kreon.
Mijn dochter, laat ons naar de haventooren gaen.
Daar kan men 't leger bet dan van deez' poort beöogen.Ga naar voetnoot767
Hooftman. bin.
Pimool en Pilades, betoont uw krijgsvermoogen;Ga naar voetnoot768
Deursteekt Hypsipyle, zoo wordt het heir vertreên.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
770[regelnummer]
Hoe! zou Hypsipyle door 't lemmer sterven? neen.
Toef, toef mijn Hooftman, toef, betoom uw wreede vlaagen:Ga naar voetnoot771
Haar sterven zou mijn hart tot in mijn ziel deurknaagen:
En zooz'in 't leeven blijft wordt ik van haar deurboort:
't Een raadt my tot genaâ, en 't ander tot de moordt.
775[regelnummer]
Wie wijs en machtig is moet buiten vreeze leeven.
Op, op, mijn Hooftman op, Hypsipyle moet sneeven,
Het vonnis is geveldt, hoe! zal zy sneuvlen? neen:
'k Ben meer aan haar verplicht, al heeft zy my bestreên,
Dan aan mijn vaader, toen hy my by moeder teelde;
780[regelnummer]
Hy gaf my 't leeven slechts uit dartle minneweelde,
En deez' uit deerenis: ik voeg my tot genaâ.Ga naar voetnoot781
Toef, toef mijn Hooftman, toef; zal zy dan leeven? ja:
Waar blijft Kreüza dan? van 't huwelijk versteeken.Ga naar voetnoot783
Zal ik mijn eedt met haar om d'eerste trouwëedt breeken?
785[regelnummer]
Een die zijn eeden breekt wordt van de goôn gehaat.Ga naar voetnoot785
Maar die een quaaden eedt wil houden, pleegt meer quaadt
Dan die zijn eeden breekt. Met wie zal ik het houwen?
Hier naadert my Kreüz' en maant my aan tot trouwen:
Daar komt Hypsipyle, die ik te schelms bevecht:Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Voor deeze pleit de min, voor die de bandt van d'echt:
Zoo ik de min verstoot verval ik in ellenden:
Zoo ik mijn echt vergeet zal my de donder schenden.
O Noodt! die vaardig raadt, span uwe vierschaar aan:Ga naar voetnoot793
Zal ik Hypsipyle, door 't zwaardt, in 't graf doen gaan,
795[regelnummer]
Of vluchten voor Kreüz'? men moet geen liefde vluchten.
Wie dat zijn vyandt doodt heeft voor geen quaadt te duchten.
De Noodtdwang raadt my best, Op, op mijn Hooftman, op,Ga naar voetnoot797
Verdelg Hypsipyle.
Hypsipyle. bin.
Wie staat hier naar myn kop?Ga naar voetnoot798
Iazon.
Ik stop mijn ooren, of mijn boezem wierdt bewoogen.
800[regelnummer]
Het karmen van een vrouw heeft overgroot vermoogen.
Zy moet, spijt eer, spijt eedt, spijt trouw, naar d'afgrondt gaan.Ga naar voetnoot801
Hooftman. Iazon.
Ik wens de Prins geluk; dies zwaay de zeegevaân.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
Wat hebt gy voor bewijs om op uw woordt te bouwen?
Hooftman.
Ik heb Hypsipyle het hooft van 't lijf gehouwen.
805[regelnummer]
Gelijk gy hier kunt zien. Ontfang uw oorlogsbuit.
Iazon.
Is dit Hypsipyle mijn allereerste bruidt!
Hooftman.
Dit is zy die zoo stout op uwe krijgsvolk woede.Ga naar voetnoot807
Iazon.
Is dit Hypsipyle die my in noodt behoede!
Hooftman.
Ik heb de vonken van haar wraak in bloedt gedooft.
Iazon.
810[regelnummer]
Och! och! Hypsipyle, heb ik uw eigen hooft?
Zijn dit de lippen daar ik nekter uit quam haalen?Ga naar voetnoot811
Ik zie uw oogen: maar ik vindt geen heldre straalen.
De rooz' en lely zijn op uwe kaak verdort.
Uw hair, daar gy mijn hart aan 't uw meê hadt gegordt,Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Hangt vol geronne bloedt, deurmengt met vuile zanden.Ga naar voetnoot815
Gy hebt geen schuldt, ik zelf heb haar, door uwe handen,
De gorgel afgesneên. O lydeloos bedrijf!Ga naar voetnoot817
Kom stoot uw zwaardt, dat roodt van 't bloedt is, deur mijn lijf:
Ik heb met haar geleeft, en wil ook met haar sterven.
Hooftman.
820[regelnummer]
Mint gy een schepsel dat haar man het licht deedt derven?Ga naar voetnoot820
Iazon.
Haar man hadt zulks verdient: want hy was vals van aart:
Zy heeft haar vader, dat geen ander deedt, bewaart.Ga naar voetnoot822
Hooftman.
Een vrouw behoort haar man voor vaader te bescharmen.Ga naar voetnoot823
Iazon.
Ik hoor, helaas! ik hoor haar deerlijk karmen.
825[regelnummer]
Voort, haal haar lichaam, voort, en voeg het by dit hooft.
Hooftman.
Het lichaam is vertreên, en heel van glans berooft.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
Zoo haal haar ziel, of is'er meer dan ziel te vinden,
Zoo voeg het by elkaâr, ik zal my onderwinden
Natuur te dwingen, dat zy haar het leeven geeft.
Hooftman.
830[regelnummer]
Begeert gy dat een vrouw ...
Iazon.
Ik wil dat zy weêr leeft;
En wie hier teegen spreekt wordt van mijn handt geschonnen.Ga naar voetnoot831
Hooftman.
Die gy in 't leeven door uw lemmer hebt verwonnen,
Verwint die u nu zy door 't zwaardt verslaagen leit?
Iazon.
Op leger Hooftman, op, en krab uw borst, ja schreit,
835[regelnummer]
En ruk uw hairen uit om Jazons aâm te smooren,
Ik wil niet leeven nu zy 't leeven heeft verlooren:
Ik heb het zwaardt gewet, gy gaaft niet dan de slag.
O trouwe bedtgenoot! ik heb de staale dag,Ga naar voetnoot838
Op 't aanbeeldt van de moordt, tot uw bederf, doen smeeden:
840[regelnummer]
Het staal heeft deur uw hals tot in mijn hart gesneeden.
Twee moorden met een slag! wie heeft dit ooit gehoort?
O dubble moordenaar! ik heb mijn vrouw vermoordt.
Een die zijn vrouw vermoordt heeft gruwelen bedreeven.
Een die zich zelf vermoordt is vyant van het leeven.
845[regelnummer]
Wie 't leeven teegestreeft betoont zijn heilloosheidt.Ga naar voetnoot845
Hoe zal dit klinken als de Faam dit quaadt verbreidt!Ga naar voetnoot846
Prins Jazon heeft het veldt door zijn geweer behouwen:Ga naar voetnoot847
Maar hy verwon een heir van weerelooze vrouwen:
O schandt! o smaadt! o spijt! en boven dit gemoedt,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Heeft hy zijn vrouw, 't is schelms, doen smooren in haar bloedt.Ga naar voetnoot850
Al wat ooit wreedtheidt was moet voor mijn wreedtheidt zwichten.
Hooftman.
Wie vyanden verdelgt bewijst niet meer dan plichten.Ga naar voetnoot852
Gy hebt uw plicht voldaan.
Iazon.
O hooft! dat vrouw Natuur
Van roozen, leliën, roobynen, paarlen, vuur,
855[regelnummer]
Yvoor en goudtdraadt op het kunstigst wist te vormen...
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hooftman.
Ik zie Kreüz' van veer: dies spreek van 't zeegbaar stormen.Ga naar voetnoot856
Iazon.
Och! waar ik met mijn schip gezonken by uw strandt,
Zoo leedt gy, tot mijn leedt, geen schipbreuk op dit landt:
Maar gy hebt my geredt, op dat ik niet zou sneeven;
860[regelnummer]
En zelf ben ik de klip daar 't schip van uwe leeven
Zich op te barsten stoot; ja gy zijt in de zee
Verdronken van uw bloedt: wee my vervloekte, wee.
Hooftman.
Hoe! mint gy die u haat en scheldt als een ontzinde?
Iazon.
Dit is een teeken dat zy my oprecht beminde.
865[regelnummer]
Voort, haal het gulde Vlies, heel Grieken deur gelooft,Ga naar voetnoot865
Ik zal 'er dit juweel, dit kostelijke hooftGa naar voetnoot866
Opzetten, als de zon in zijne goude zaalen.
Een heldre diamant behoort in goudt te praalen.
Hooftman.
Gy weet dat d'eerste min door d'andre wordt verzet.Ga naar voetnoot869
Iazon.
870[regelnummer]
Voort, vlieg naar Hyble, zelf naar Pindus en Hymet,Ga naar voetnoot870
Drie bergen die de Lent beschildert heeft met bloemen;
En pluk de schoonste van al die men schoon moet roemen,
En vlechtze tot een krans, om op dit hooft te staan;
Maar breng noch leliën, noch versche roozeblaân:Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Want zy verstrekt de roos en lely aller vrouwen.Ga naar voetnoot875
Hooftman.
O allergrootste Griek!
Iazon.
Sta af, of 't zal u rouwen.Ga naar voetnoot876
Hooftman.
Ik laat u hier, o Prins! nu gy 't begeert, alleen.
Iazon.
Vruchtbaarend' aarde zinkt gy niet voor Jazons schreên?Ga naar voetnoot878
Ik ben veel zwaarder van vervloekt' afgrijslijkheedenGa naar voetnoot879
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||
880[regelnummer]
Dan uwe lichaam vol van bosschen, bergen, steeden:
Voort spalk u kaaken en verslin my in uw borst:
Het aardtrijk schrikt voor my, om dat ik schelms bemorstGa naar voetnoot882
En dronken ben van 't bloedt dat ik langs 't veldt deedt bruizen.
Gestarnde hemelen, ontsluit uw wapenhuizen,
885[regelnummer]
En lost uw wraakgeschut op Jazons heillooz' hooft.Ga naar voetnoot885
Hoe! leit de donder vast? is 't blixemvuur gedooft?
De heem'len schuwen my en dekken zich met dampen.
Onmeetelijke zee die my aan boordt dorst klampenGa naar voetnoot888
Toen ik naar Kolchos voer, span al de krachten aan
890[regelnummer]
Die gy te zaamen brocht, toen gy, o groot bestaan!Ga naar voetnoot890Ga naar voetnoot890-891
De werrelt in uw schoot van golleven quam domplen,
Uw zoute vloedt moet my alleenig overromplen:
Want ik ben boozer dan al 't aardtrijk zaamen was:
De zee vertrekt van angst, zy vreest haar zoute plas,Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Zoo zy my overstelpt, voor eeuwig te besmetten.
Wil d'aardt noch hemel noch de zee dit lijf verpletten?
Zoo zal ik door vergift of strop of staal het padtGa naar voetnoot897-898
Van Pluto zoeken; neen: want in zijn gloênde stadt
Zou my Hypsipyle by Radamandt aanklaagen.
900[regelnummer]
Waar dat ik my begeef ontmoet ik niet dan plaagen.
Hooftman.
Ik bidt ontveins uw min, of gy ondekt uw hart.Ga naar voetnoot901
Iazon.
Zoo ik mijn min ontveins verdubbel ik mijn smart.
Hooftman.
Kreüza zal uw smart verzachten door het trouwen.
Iazon.
De mannen, ik beken 't, zijn slaaven van de vrouwen.
905[regelnummer]
Ik doe, zoo ik ontveins, mijn eerste min geweldt.
Kreüza. Iazon. Hooftman.
Myn Jazon leeft gy noch? hoe is 't in 't oorlogsveldt?
Iazon.
Wie vol van moedt begint zal endelijk verwinnen.
Hier ziet gy 't bloedig hooft van 't hooft der vyandinnen:
Dat haatelijke hooft; dat hooft gelijk een grijns:Ga naar voetnoot909
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||
910[regelnummer]
Het hair is als een tros van slangen vol fenijns;
Dit hooft is afgedrukt op 't bakkes van Meduze.Ga naar voetnoot911
Ontfang het heillooz' hooft, alwaardige Kreüze,Ga naar voetnoot912
Tot zeegenteeken van mijn overwinnent zwaardt.
Kreüza.
Landtloopster, steedenplaag, die niet dan onheil baart,
915[regelnummer]
Gy hebt geen enkle trek die Jazons hart kon trekken:Ga naar voetnoot915
Ik zal uw aangezicht met slijm en gal bedekken,Ga naar voetnoot916
En krabben uwe kaak met scherpe nagels op;Ga naar voetnoot917
Ja booren d'oogen met mijn vingers uit uw kop:
Het lust my met uw tong op 't allerfelst te strijden:Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
O bits' en bittre tong! 'k zal u ten keel uitsnijden,
En prikklen met een priem, en zoo 't u geest gevoelt,Ga naar voetnoot921
Zoo wordt mijn heete wraak tot in het hart verkoelt.Ga naar voetnoot922
Een die zijn wraakzucht koelt kan loflijk zeegevieren.
Kreon. Iazon. Kreüza. Hooftman.
O overdappre heldt! gy hebt de lauwerieren,
925[regelnummer]
Gelijk Kreüz', verdient door uwe strijdtbaarheidt.
Ik wil dat uw bedrijf deur Grieken wordt verbreidt,Ga naar voetnoot926
En zoo men dit verzwijgt zoo zal 't de Faam vertolken.
Een loffelijke daadt verspreit zich deur de wolken.
Iazon.
Wy hebben 't heir verdelgt tot luister van uw troon.
Kreüza.
930[regelnummer]
Gaan wy naar d'offerkerk, en danken d'oppergoôn.Ga naar voetnoot930
Rey van Korintsche en Lemnosche vrouwen.
Zang.
Korinten mach van oudts her brallenGa naar voetnoot931
Met Venus kerk van marmersteen,
En met haar hemelhooge wallen;
Zoo leeft men deur all' eeuwen heen:
935[regelnummer]
Nu mach het popelkranssen draagen,Ga naar voetnoot935
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||
Door dapperheidt van Ezons zoon.Ga naar voetnoot936
Nooit is 'er zulk een slag geslaagen:
Het laage dal is hoog van doôn,
Gegespt in blanke harrenassen.
940[regelnummer]
Toen Jazon tanden had gezaait,
Zag hy een oest van reuzen wassen:Ga naar voetnoot941
Hier rees een arm, die 't slagzwaardt zwaait:
Daar groeid' een hooft, versiert met veeren:
Gins wies een been gelaarst uit d'aardt:
945[regelnummer]
En elders scherpgesleepe speeren:
De grondt heeft gruwelen gebaart:
Zoo toont zich 't heir der vyandinnen.
Het groene veldt is roodt van bloedt.
Door vechten kan men overwinnen.
950[regelnummer]
Die nimmer teegens vyandt woedt,
Zal heel in slaaverny vervallen.
Wie vry wil zyn moet weêrstant biên.
De wapens zijn tot heil der wallen.
Het oorlog laat zich gruwzaam zien:Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Maar 't kneust de vyandtlijke machten.Ga naar voetnoot955
Een doode vyandt heeft geen krachten.
Teegenzang.
Vervloektst' en wreedtst' van alle mannen,
Gy verft u roodt door vrouwemoordt:
Is uwe boezem vol tierannen,
960[regelnummer]
Dat gy uw vrouw het hart deurboordt?
Een die zijn Egaas bloedt durft zwelgen,
Bedrijft het allerfelste quaadt.
Geen tiger zal zijn gaâ verdelgen.
De moordt verschoont het vrouwlijk zaadt.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Men mach geen gal voor nektar schenken.Ga naar voetnoot965
Het huwlijk lijdt geen wreedt gemoedt.Ga naar voetnoot966
Die u behoede voor verdrenkenGa naar voetnoot967
Verdrenkt gy, door uw zwaardt, in bloedt.
Die u op 't bedt aanminnig kusten,
970[regelnummer]
Laat gy vertreên in 't woeste veldt.
Haar boezem daar uw mondt op rusten,
Bewijst gy 't allerwreedtst geweldt.
De helden leeven door hun daaden:
Gy zult niet min onsterflijk zijn;
975[regelnummer]
Doch niet door uwe popelblaaden;
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||
Maar booze boezem vol fenijn,
Door uw gehaate gruwlijkheeden.Ga naar voetnoot977
Hy zy vervloekt die uwe graf
Met offerbloemen durft bekleeden.Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Men schrijf dan op uw zark, tot straf:
Hier rot hy die zijn vrouw vermoorden.
Een vrouwemoordt past scherpe woorden.Ga naar voetnoot982
Toezang.
De Nijdt ontziet geen gal te braaken,Ga naar voetnoot983
Deurmengt met onuitbluslijk vuur;
985[regelnummer]
Ja vuuren die als Etna blaaken:
Maar 't lasteren heeft weinig duur.
Wie starke steên wil overromplen,
Om te verdelgen waar hy kan,
Behoort men diep in bloedt te domplen.
990[regelnummer]
De krijg verschoont noch vrouw noch man
Het slagzwaardt moet geen vrienden mijden,
Wanneer een vriendt een vyandt wordt:
Of zijne vriendt zal hem bestrijden,
Tot dat hem 't bloedt en ziel uitstort.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Wy hebben, om haar aan te rannen,Ga naar voetnoot995
Het wettig zwaardt met reên gewet.Ga naar voetnoot996
De vrouwen die haar echte mannenGa naar voetnoot997
Vermoorden durven op het bedt,
Zijn van 't Gerecht tot straf verweezen:Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Zelf door de rechten van Natuur.Ga naar voetnoot1000
De man behoort geen vrouw te vreezen,
Veel min een koninglijke muur.Ga naar voetnoot1002
Dies moet gy 't bitter lastren mijden:
Want Jazon is een dapper heldt,
1005[regelnummer]
De noodt geboodt hem fel te strijden.
Een moedig Prins behout het veldt.Ga naar voetnoot1006
Wie 't veldt behout heeft ruime paalen.Ga naar voetnoot1007
Door zeege kan men aassem haalen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||
Slotzang.
Wy moeten veur uw reeden duiken,Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Uit vrees van uw verwinnendt zwaardt.
Wie macht heeft wil geweldt gebruiken.Ga naar voetnoot1011
Geweldt is een afgrijslijk aart.Ga naar voetnoot1012
Wy moogen denken en niet zeggen.Ga naar voetnoot1013
Het denken staat de slaaven vry:
1015[regelnummer]
Wie zich hier teegens in wil leggen,Ga naar voetnoot1015
Betoont zich vol van dwinglandy.
Vergeef ons dat wy deerlijk klaagen.
Door klaagen wordt de rampspoedt licht.
Of kan de rampspoedt u behaagen?
1020[regelnummer]
Zoo zal onz' hart, door dwang verplicht,Ga naar voetnoot1020
Een stroom van vloek' en lastren uiten.Ga naar voetnoot1021
Men kan de mondt, maar 't hart niet sluiten.
| |||||||||||||||||||||||||||
Derde bedryf.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wie tovery bemint heeft zucht tot gruwlijkheên.
Kom, gaan wy naar de poort vol grendelen en krammen,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Die Herkles met zijn knots, spijt Cerbrus, op quam rammen,Ga naar voetnoot1040
En streefd' tot in de hel, daar hy het heiligdomGa naar voetnoot1041
Van Pluto heeft ondekt: ik zie een dichte dromGa naar voetnoot1042
Van zielen naadren, om te koomen in deez' oorden:
De staale poortdeur is heel roodt van menschemoorden.
1045[regelnummer]
Hier woont de bitse Nijdt, die niemandt zeege gunt:
Daar 't yzer' Oorelog, dat door de scherpe punt
Van haare saabel 't bloedt der volken weet te zwelgen:
Gins wordt de Tweedracht, heet op steeden te verdelgen,Ga naar voetnoot1048
Gewapent van de Twist: in dit vervloekt gewest,Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Verschijnt de koude Doodt en overheete Pest,Ga naar voetnoot1050
Haar veegste dochter, die haar schicht wel laat verroesten,Ga naar voetnoot1051
Maar als 't haar moordtlust wil meer lijken weet te oestenGa naar voetnoot1052
In eene dagh, dan al haar zusters in een jaar.
Al wat den mensch bestormt verschijnt hier by elkaâr.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Het lusthof van de hel heeft lust in heilloosheeden.Ga naar voetnoot1055
Charon. bin.
Wie naadert Plutoos poort, om in zijn Rijk te treeden?
Medea.
Ik ben een sterflijk mensch, en zoek naar Charons boot.
Charon. bin.
Staa af, ik zeg staa af, hier woont de felle Doodt.Ga naar voetnoot1058
Medea.
Zoo ben ik niet verdwaalt; dies laat my binnen streeven.Ga naar voetnoot1059
Charon. bin.
1060[regelnummer]
Wie brein heeft zal zich niet in 't helsch gebiedt begeeven:
Hier binnen worden niet dan heilloosheên verbreit.Ga naar voetnoot1061
Medea.
Wie hulp in d'afgrondt zoekt ontziet geen heilloosheidt.Ga naar voetnoot1062
Charon. bin.
Hier hoort men anders niet dan schriklijke geruchten.Ga naar voetnoot1063
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
Het jammerent geween, het overnaare zuchten,Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
En 't gruwzaam tandtgeknars, is my een schelle klank:Ga naar voetnoot1065
Al wat vervaarlijk klinkt, dient my voor maatgezank.Ga naar voetnoot1066
Charon. bin.
Wat zijt gy voor een mensch dat gy ons komt bezoeken?
Medea.
Ik ben Medea die de spooken op kan vloeken.Ga naar voetnoot1068
Charon.
Nu kom ik uit mijn hol: wat hebt gy te gebiên.
Medea.
1070[regelnummer]
Stamp met uw riem op d'aardt, zoo zult gy wondren zien.
Charon.
Daar stamp ik dat het kraakt van binnen en van buiten.
Hier draagt Charons riem roozen.
Medea.
Ziet gy uit uwe riem geen versche roozen spruiten?
Charon.
Heeft uwe kunst meer kracht, zoo doe my meer bewijs?Ga naar voetnoot1073
Medea.
Ik zal deez' dorre boom, door 't raaken van een rijs,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Verscheppen in een mensch. nu ziet gy rappe leeden.
Hier verandert een boom in een naakt kindt.
Boomkindt. Medea. Charon.
Waar ben ik, in wat oordt? ey moeder geef my reeden.Ga naar voetnoot1076
Medea.
Gy zijt hier veur de hel: verzink eer ik u dwing.
Het kindt verzinkt.
Charon.
Al wat gy hier vertoont, acht ik noch voor gering.
Medea.
Nu staat gy met uw voet op Ida, rijk van boomen.Ga naar voetnoot1079
Hier verandert de hel op haar stampen in een bosch.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||
Charon.
1080[regelnummer]
O vreemde wonderen! wie durft hier naader koomen?
Medea.
Hier ziet gy Venus heel omheint van minnegoôn:Ga naar voetnoot1081
Daar toont zich Pallas, die een helm, in plaats van kroon,
Op 't hulsel heeft; zy is verzelt van Zanggoddinnen:Ga naar voetnoot1083
Gins nadert Juno, daar men schatten door kan winnen,Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Zij heeft de Rijkdom en haar Iris aan haar zy;Ga naar voetnoot1085
En dit is Paris, die de schoonste van de dry
De goude appel geeft, daar Trooien door verbranden.Ga naar voetnoot1087
Hier wordt het oordeel van Paris, door vervormde spooken, in een dans uitgebeeldt.
Charon.
Ik wraak het hemels heir; dies toon my Plutoos stranden.Ga naar voetnoot1088
Medea.
Nu hebt gy, naar uw wensch, de hel weêr in 't gezicht.Ga naar voetnoot1089
Hier verandert het bosch weêr in een hel.
Charon.
1090[regelnummer]
O groote toveres! ik ben aan u verplicht:
Ik zal u voeren daar de zwarte spooken krielen:
Zelf daar Hypsipyle, gevolgt van vrouwe zielen,Ga naar voetnoot1092
Die ik in d'afgrondt brocht, veur Radamandt zal staan.Ga naar voetnoot1093
Medea.
Laat my van 't gloeient strandt in uwe veerboot gaan.
Zy treedt met Charon in 't boot en vaart over.
Charon.
1095[regelnummer]
Nu zijt gy in mijn boot, om over Styx te landen:
De baaren die gy om de steeven heen ziet branden,
Zijn vol van zwavel, herst, salpeeter, pik en teer.Ga naar voetnoot1097
Medea, hou u stil, ons naakt onstuimig weêr.
Medea.
Wy naadren Plutoos stadt, ik zie de poort verschijnen.
Hier vertoont zich Cerberus, die yslijk blaft en vuur braakt.
Charon.
1100[regelnummer]
Hier komt de helhondt, die zijn koppen vol fenijnen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afgrijselijk verheft, tot noodtweer van de poort:Ga naar voetnoot1101
Zijn oogen zijn vol vuur, zijn klaauwen graag naar moordt:Ga naar voetnoot1102
De hairen grimmelen vol slangen, scherp van tanden:Ga naar voetnoot1103
Hy braakt, nu gy hier komt, zijn gloeiend' ingewanden
1105[regelnummer]
Deur zyn drie keelen, om dat gy te rug zult gaan.Ga naar voetnoot1105
Medea.
Ik durf, op hoop van hulp, het allerstoutst' bestaan.Ga naar voetnoot1106
Radamandt. Hypsipyles geest. Minos.
Wat zijt gy voor een vrouw dat gy aan Styx komt stranden?
Hypsipyle.
Ik kom uit Grieken, een der trouwelooste landen.Ga naar voetnoot1108
Minos.
Hoe komt gy dus bebloedt in d'onderaardtsche kolk?Ga naar voetnoot1109
Hypsipyle.
1110[regelnummer]
Ik ben omhals gebrocht van Jazons oorlogsvolk.Ga naar voetnoot1110
Radamandt.
Wat reeden gaaft gy hen, dat zy zich zoo verstoorden?Ga naar voetnoot1111
Hypsipyle.
Nooit heeftmen reeden om de vrouwen te vermoorden.
Minos.
Een vrouw die zich vergrijpt heeft teegens 't Recht misdaan.
Hypsipyle.
Waar mannen Rechters zijn kan 't vrouwvolk niet bestaan.Ga naar voetnoot1114
Minos.
1115[regelnummer]
Kom naader, om uw naam en uw bedrijf t'ontvouwen.Ga naar voetnoot1115
Hypsipyle.
Ik ben Hypsipyle, de koningin der vrouwen,
Die d'opperrijksstaf van heel Lemnos heb gezweit;Ga naar voetnoot1117
Een eilandt dat Euroop van Aziën afscheit,
In 't oog van Athos en de harde Tracer stranden,Ga naar voetnoot1119
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||
1120[regelnummer]
Waar dat Vulkaan zijn smits, die Etna tart in 't branden,Ga naar voetnoot1120
Zijn aanbeelden van staal, en gloeiend' ovens stelt:
Het landtschap schudt en kraakt en davert door 't geweldt
Der mookerslaagen van zijn grofgeschonkte reuzen:
Als vaader Jupiter, om 't booz' geslacht te kneuzen,Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Zijn stompe blixemschicht vol vuur, vol vlam, vol staal
En moordt laat smeeden, komt hy uit zyn hooge zaal,Ga naar voetnoot1126
Tot roem van 't eilandt, in Vulkanus smitsberg daalen.Ga naar voetnoot1127
Laat Kreete met het graf van 't hooft der gooden praalen,Ga naar voetnoot1128
Wy pronken, met groot recht, met onze gloênde kolk.
1130[regelnummer]
Veel landen zijn bekent, door d'ondergang van 't volk;Ga naar voetnoot1130
Maar Lemnos heeft haar faam door kracht van kunst genoten,Ga naar voetnoot1131
De poort van d'afgrondt wordt door ons met grendelslooten
En keetenen bezorgt voor Herkles trots geweldt:Ga naar voetnoot1133
Dies heb ik reeden om te gaan in 't zaalig veldt.Ga naar voetnoot1134
Radamandt.
1135[regelnummer]
Gy moet ons reeden van uw gruwzaam moorden geeven.Ga naar voetnoot1135
Hypsipyle.
Ik heb nooit moordt gedaan, maar al wie andre 't leeven
Beroofde, heb ik fel doen straffen door het staal.
Radamandt.
Gy hebt uw echte man, in 't midden van de zaal,Ga naar voetnoot1138
En al de vrouwen, die uit andere gewestenGa naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Op Lemnos quaamen, eer gy uwe bloedtdorst lesten,
Met haare zoons vermoordt. Wat maakt' u zo verwoedt?Ga naar voetnoot1141
Hypsipyle.
Toen 't steenig Traciën, zoo schelms als wreedt van moed,Ga naar voetnoot1142
Onz' volk, met grooter winst dan 't haar, deur zee zag vaaren,Ga naar voetnoot1143
Begon 't mijn scheepen, die vol rijke waaren waaren,
1145[regelnummer]
In spijt van 't vreêverbondt, te rooven door gevecht.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||
Een heillooz' land ontziet noch zee noch haavenrecht.Ga naar voetnoot1146
Wie zucht tot rooven heeft verbindt zich aan geen eeden.
Onz' volk hier door getergt en hardt op 't hart getreeden,
Begaf zich endelijk, door noodtdwang, in 't geweer.Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Minerve greep noch nooit zoo vaardig naar haar speer,Ga naar voetnoot1150Ga naar voetnoot1150-1151
Noch Mars naar 't oorlogs zwaardt, noch 't hooft der hemelschaaren,
Naar zijne blixemschicht, toen zy gedwongen waaren
Te strijden met het heir der reuzen grof van leên.Ga naar voetnoot1153
Wy hebben 't zwalpent nat al bruizende deursneên,
1155[regelnummer]
En Traciën met macht van wapens overvallen:
De roovers wierden diep in 't puin van haare wallen
Begraaven, tot een schrik van al die zeen bevecht.
Een die rechtvaardig woedt bedient het heilig Recht.Ga naar voetnoot1158
Ten lesten keerd' de Vloot, vermoeit van manne moorden,
1160[regelnummer]
Met roof van vrouw en kindt, tot ramp van Lemnos oorden,
Want deeze vrouwen, haar slaavinnen, maakten al
De mannen van onz' land, o vinnig ongeval!Ga naar voetnoot1162
Tot slaaven van haar lust, en teelden endtlijk kindren:
Toen hebben wy de mans, om 't overspel te hindren,
1165[regelnummer]
Met hun bywijven en de zoons, dat haatlyk zaadt,Ga naar voetnoot1165
Op eene nacht verdelgt: nu weet gy 't noodig quaadt.Ga naar voetnoot1166
Radamandt.
Hoe! staat gy 't moorden toe, daar gy strak teegens blaften?Ga naar voetnoot1167
Hypsipyle.
Neen: ik beken dat wy al d'overspeelders straften.
Radamandt.
De straf op overspel mach slechts by 't Recht bestaan.Ga naar voetnoot1169
Hypsipyle.
1170[regelnummer]
Ik was 't hooft van 't Recht, en heb hem recht gedaan.Ga naar voetnoot1170
Radamandt.
Echtbreekers staan ten straf: maar niet van eigen vrouwen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hypsipyle.
Wie overspeelders straft behoeft geen maat te houwen.
Radamandt.
Wie zonder oordeel straft vervalt in 't zelfde quaadt.
Hypsipyle.
De handt van een Vorstin gebruikt haar eigen raadt.Ga naar voetnoot1174
Radamandt.
1175[regelnummer]
Wie wreekt in schijn van straf wordt zelf tot straf verweezen.Ga naar voetnoot1175
Hypsipyle.
Vorstinnen hebben voor geen hooger macht te vreezen.
Minos.
Wie 't volk aan wet verplicht, verplicht zich zelf aan wet.Ga naar voetnoot1177
Hypsipyle.
Een Koningin wordt nooit zoo naauw een park gezet.Ga naar voetnoot1178
Minos.
Het past geen vrouw haar man de gorgel af te snijden.Ga naar voetnoot1179
Hypsipyle.
1180[regelnummer]
Wie fier is kan geen vreemd' op haare bedtkoets lijden.Ga naar voetnoot1180
Minos.
De bylust van een Vorst heeft in het hof groot recht.Ga naar voetnoot1181
Hypsipyle.
Wie buiten 't huwlijk mint vergrijpt zich teegens d'echt.
Radamandt.
Een die haar man vermoordt schent huwelijk en leeven.
Hypsipyle.
Wie schelmen 't licht berooft, heeft geen geweldt bedreeven.
Radamandt.
1185[regelnummer]
Gehoorzaam onz' gebodt, hier mach geen twisten zijn.
Hypsipyle.
Daar 't Recht geen reeden lijdt is 't Recht geen meer dan schijn.Ga naar voetnoot1186
Minos.
Een die beschuldigt wordt behoort niet stout te spreeken.
Hypsipyle.
Een die zich vry bevindt behoort ook niet te smeeken.Ga naar voetnoot1188
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||
Minos.
Weet gy wel wie hier zit?
Hypsipyle.
Weet gy wel wie hier staat?
Radamandt.
1190[regelnummer]
Een die haar eigen man deed sneuvlen door verraadt.Ga naar voetnoot1190
Minos.
Waarom hebt gy de zoons, dat kindren zijn, deursteeken?
Hypsipyle.
De kindren zijn gezint de vaaders doodt te wreeken.
Radamandt.
Eer kindren mannen zijn is al de Staat herstelt.Ga naar voetnoot1193
Minos.
Een die zijn wraak ontveinst is starker dan 't Geweldt.Ga naar voetnoot1194
Radamandt.
1195[regelnummer]
De wraak is door vernuft en tijdt gedwee te maaken.Ga naar voetnoot1195
Hypsipyle.
Wie jong zijn leedt verkropt zal oudt aan 't wreeken raaken.
Radamandt.
Verjaarde heevigheidt verkrijgt een koele moet.Ga naar voetnoot1197
Hypsipyle.
D'ontvonkte doovekool is overheet van gloedt.Ga naar voetnoot1198
Radamandt.
Gy wordt hier aangeklaagt, en zoekt ons op te houwen.
Hypsipyle.
1200[regelnummer]
Een wijze rechtbank zal de zwakk' en brosse vrouwenGa naar voetnoot1200
Altijdt verschoonen, om haar teedere natuur.Ga naar voetnoot1201
De vrouwen zijn te laf om 't blaakerende vuurGa naar voetnoot1202
Dat in haat boezem leit, door eigen kracht te lessen:
Noch heeft het vuur meer kracht in heerschende Prinsessen.Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
De Grooten zijn verstarkt door 't veurrecht van hun Staat.Ga naar voetnoot1205
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||
Een vrouw is heet of koel, zy hout geen middelmaat.
Een aangebooren aart is quaalijk te verzetten.Ga naar voetnoot1207
De wetten van Natuur zijn d'allerstarkste wetten.
Zoo gy mijn zwakheidt straft zoo wordt Natuur bestreên.
1210[regelnummer]
Al wie Natuur bevecht betoont zijn heevigheên.Ga naar voetnoot1210
Een heevig Rechter moet men 't Rechterämpt ontzeggen.Ga naar voetnoot1211
Radamandt.
Zou een, die haar geweldt Natuur te last durft leggen,
De straf ontkoomen? zoo zal een boosaardig wijf
Zich zinloos veinzen veur 't bestaan van 't booz' bedrijf.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
De straf verstrekt de deugdt een overzeegbaar wapen.Ga naar voetnoot1215
Natuur is goedt en heeft den mensch ook goedt geschapen:
Maar eigen boosheidt heeft Natuur te hels verkracht.
Hypsipyle.
Gy steunt op uw geweldt, en ik op myn geslacht.Ga naar voetnoot1218
Radamandt.
Hoe wilt gy dat men u na uw bedrijf zal handlen?Ga naar voetnoot1219
Hypsipyle.
1220[regelnummer]
Ik wil in 't zaalig dal, vol myrtebosschen, wandlen,
By Prinssen, Koningen, Vorstinnen, groot van macht,
En helden, vol van moedt, waar dat men danst en lacht.
Radamandt.
Gy moet u naar onz' Recht, de wil van 't Noodtlot, voegen.
Hypsipyle.
Ik heb altydt getracht om 't Noodtlot te vernoegen;Ga naar voetnoot1224-1237
1225[regelnummer]
Dies heb ik my aan man, noch vrouw, noch zoon vertast:Ga naar voetnoot1225
Het moorden was my zelf van 't Noodtlot streng belast:
Geen mensch hadt macht om dit besluit te rug te zetten.Ga naar voetnoot1227
Het Noodtlot bindt den mensch aan diamante wetten.
Ik heb niet anders dan gehoorzaamheidt bestaan.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Een die zijn meesters last volbrengt heeft wel gedaan.
Wie zich in dienst begeeft verbindt zich aan gebooden:Ga naar voetnoot1231
Of heeft hy schuldt, zoo heeft de beul ook schuldt aan 't dooden.
Ik was het werktuig van het Noodtlot op die tijdt:
Zoo 't werktuig zondigt, daar de reeden teegen strijdt,Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Zoo heeft mijn handt niet, maar het zwaardt, dat ik moest stieren,
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||
De moordery gepleegt. Gy hoort my hoog te vieren,Ga naar voetnoot1236
Om dat ik 't stark bevel van 't Noodtlot heb volbracht.
Radamandt.
Voort, breng haar in 't vertrek: maar hou aan d'uitgang wacht.Ga naar voetnoot1238
Hypsipyle betoont zich overwijs te weezen;Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
De hel heeft door haar geest het allerquaadtst' te vreezen:
Want zoo zy al 't geheim van 't Noodtlot aan de schaar
Der zielen eens ontdekt, is d'afgrondt in gevaar:Ga naar voetnoot1242
Zy zullen ons, om vry te raaken, fel bestrijden.
't Zou best zijn dat men haar, om oproer te vermijden,
1245[regelnummer]
In 't zaalig veldt deedt gaan, zoo vreest zy voor geen pijn,
Wie wijs wil rechten moet bywijlen reklijk zijn.
Minos.
Wie vrees laat blijken wordt zijn achtbaarheidt benoomen.Ga naar voetnoot1247
Radamandt.
Ik vrees niet; maar ik zorg, om niet tot vrees te koomen.
Wie meer wil dan hy kan gaat buiten zijn bestek.
Minos.
1250[regelnummer]
't Is raadtzaam dat men haar ontbiedt uit onz' vertrek,
En van 't vergeetelnat in aller yl laat proeven.
Radamandt.
Voort, haal Hypsipyle, de tijdt lijdt geen vertoeven.Ga naar voetnoot1252
Hypsipyle. Radamandt. Minos.
Hypsipyle.
Ik kom op uw gebodt; hoe hebt gy u beraân?Ga naar voetnoot1253
Radamandt.
Dat gy voor avondt in het zaalig veldt zult gaan:
1255[regelnummer]
Wy willen u van daag, uit gunst, genaâ bewijzen.
Hypsipyle.
Laat my voor deeze dagh deur d'aardt in Grieken rijzen.Ga naar voetnoot1256
Om Jazons bruiloft te versteuren door mijn schim:
Vergun my dit verzoek, op dat ik vaardig klim.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||
Minos.
Het wordt u toegestaan, om uw verleede Staaten.Ga naar voetnoot1259
Hypsipyle.
1260[regelnummer]
Nu zal ik Jazon, die my trouwloos heeft verlaaten,
Bestooken op zijn feest, met een versteurt gemoedt,Ga naar voetnoot1261
En jaagen zulk een angst, deur d'aadren, in zijn bloedt,
Dat naberouw zijn hart afgrijslijk bits zal knaagen.Ga naar voetnoot1263
Een schelms geweeten kan men lichtlijk doen versaagen.Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Indien my dit gelukt, dan is mijn wraak voldaan.Ga naar voetnoot1265
Medea. Hypsipyle.
Medea.
Wat zijt gy voor een vrouw, dat ik u hier zie staan?
Hypsipyle.
Het is Hypsipyle die gy hier kunt beschouwen.Ga naar voetnoot1267
De rechte Koningin van Lemnos, rijk van vrouwen:Ga naar voetnoot1268
Maar zeg my wie gy zijt, dat gy in 't vlees verschijnt.Ga naar voetnoot1269
Medea.
1270[regelnummer]
Gy ziet Medea, die van enkle spijt verdwijnt,Ga naar voetnoot1270
Om dat Kreüz' van daag met Jazon poogt te huwen:
Ik kom om Prozerpijn, daar andere voor gruwen,Ga naar voetnoot1272
Te bidden, dat zy dit helpt stuiten door haar raadt.
Hypsipyle.
Ik gaa naar Jazon, die Medé' als my verlaat,
1275[regelnummer]
Om hem zijn booz' bedrijf tot in het hart te drukken.Ga naar voetnoot1275
Medea.
Medea wenst dat u deez' aanslag mach gelukken.Ga naar voetnoot1276
Hypsipyle.
Hy zal versaagen als ik my by hem laat zien.
Medea.
Hier komt Prozerpina, ik zal haar op mijn kniên
Ontmoeten; want ik heb haar zoo wel meer bewoogen:
1280[regelnummer]
Haar staatcywaagen wordt van spooken voort getoogen:
Zy heeft haar kroon op 't hooft en rijksstaf in de handt.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||
Prozerpina op een waagen, die van spooken voortgetrokken wordt. Medea.
Wy zijn hier veer genoeg; dies hout voor 't eerste stant:Ga naar voetnoot1282
Hier waay ik met mijn oog deur d'onderaardtsche kolken.Ga naar voetnoot1283
Laat Juno langs een vloer van blaauw turkooische wolken,
1285[regelnummer]
Vol heldre starren, treên, ik wijk haar niet in macht:
Zy is niet dan een lidt van 't hemelsche geslacht:Ga naar voetnoot1286
Ik mach het heillooz' volk naar mijn gevoelen plaagen.Ga naar voetnoot1287
Medea.
O helsche Koningin! ik kniel veur uwe waagen.
Prozerpina.
Medea! wat is dit? wat jaagt u in onz' Rijk?
Medea.
1290[regelnummer]
De noodt; de groote noodt.
Prozerpina.
Geef reden, of toon blijk.Ga naar voetnoot1290
Medea.
Mijn uitgemergelt vel, mijn natbetraande wangen,
En hairen, die gy heel deur een verwart ziet hangen,
Zijn blijken van mijn noodt, en 't nijpen van de smart.
Prozerpina.
Laat een die 't wreedtst gemoedt, en 't allerhardtste hart,
1295[regelnummer]
Zelf starren, zonlicht, maan en al de hemelringen,Ga naar voetnoot1295
Door tovery bedwingt, zich van een ander dwingen?Ga naar voetnoot1296
Voort, zeg my wie het is daar gy vol pijn deur leeft.
Medea.
Gy weet dat Jazon my al lang verlaaten heeft,
Nu zoekt hy, door de trouw, zich by Kreüz' te zetten.Ga naar voetnoot1299
Prozerpina.
1300[regelnummer]
Kunt gy dit huwlijk door uw kunsten niet beletten?
Voort, span uw krachten aan, zoo volgt gy onze wet.
Medea.
Ik heb al wat ik kon gelijk te werk gezet:Ga naar voetnoot1302
Maar alles was vergeefs op zijn verharde zinnen.Ga naar voetnoot1303
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||
Prozerpina.
Daar kunst vergeefs is moet men met geweldt beginnen.
Medea.
1305[regelnummer]
Wie met zijn starker strijdt wordt endlijk neêr geleit.Ga naar voetnoot1305
Prozerpina.
Wie kunst en kracht ontbreekt zoekt heil aan listigheidt.
Medea.
Wie heil door list begeert moet vyanden genaaken.Ga naar voetnoot1307
Prozerpina.
Door veinzen kan men met zijn vyandt vriendtschap maaken.
Medea.
Geveinsde vriendtschap is by vyanden verdacht.
Prozerpina.
1310[regelnummer]
Wie wijs kan veinzen heeft een ongemeene kracht.
Medea.
Wie eens bedroogen heeft is quaalijk te betrouwen.
Prozerpina.
Men wantrouwt slechs van mans: maar niet van zwakke vrouwen.Ga naar voetnoot1312
Medea.
Het veinzen van een vrouw heeft meenig man verraân.Ga naar voetnoot1313
Prozerpina.
Wat wilt gy dat ik doe?
Medea.
Dat gy my by komt staan.
1315[regelnummer]
Wie iemandt helpt uit noodt, kan hem aan zich verplichten.
Ik zweer by uwe staf, daar d'afgrondt voor moet zwichten,Ga naar voetnoot1316
By uw getakte kroon, met paarelen vereert,Ga naar voetnoot1317
Zelf by de helsche vloedt daar 't goodendom by zweert,Ga naar voetnoot1318
Dat ik, zoo gy my helpt, al stondt ik in het midden
1320[regelnummer]
Van alle rampen, u niet weêr om hulp zal bidden.
O helsche hooftgodin! verhoor mijn droef geklag.
Prozerpina.
Ik zal, o voesterkindt! ik zal op deeze dagGa naar voetnoot1322
U helpen, eer Kreüz' op 't bruilofsbedt zal treeden.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
Wie roem door hulp begeert, betoont zijn moogentheeden.Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Medea barst van spijt zoo zy geen hulp verwacht.
Prozerpina.
Ik heb drie stoffen van een overgroote kracht;Ga naar voetnoot1326
Ja stoffen noch van mensch noch gooden uit te schreeuwen,Ga naar voetnoot1327
Die naa 't Verloopen van ruim zesentwintig eeuwen,Ga naar voetnoot1328
Met yzer, staal en loodt, in 't woeste legerveldtGa naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Zoo woeden zullen, dat de menschen door 't geweldt
Der lichte blixemen, en zwaare donderslaagen,
Zelf 't brullend' ongediert, in bosschen, en in haagenGa naar voetnoot1332
Verschuilen moeten, om hun ongeval t'ontgaan:Ga naar voetnoot1333
De bergen zullen, door dit stof, aan stukken slaan,
1335[regelnummer]
De hoven morzelen en tempeldaaken scheuren;Ga naar voetnoot1335
Ja 't zal de wallen uit haar diepe grondvest beuren,
En voeren, heel deurmengt met menschen, naar de lucht,
Dat hemel, aardt en zee, door 't daverent gerucht,Ga naar voetnoot1338
Verschudden zullen, spijt haar onverwrikbre spillen;Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Jupijn zal op 't geluidt van huilen, schreeuwen, gillen,
En donderen, verbaast van zijne zetel zien,Ga naar voetnoot1341
En vraagen of'er, om de werreldt te gebiên,
Een nieuwe Jupiter zijn godtheidt komt braveeren:Ga naar voetnoot1343
Dan geeft men deeze stof, daar 't oorlog by zal zweeren,
1345[regelnummer]
De naam van bussekruid, jaa booskruidt in de strijdt.Ga naar voetnoot1345
Medea.
Hoe dien ik my hier van? ey zeg, en op wat tijdt.
Prozerpina.
Dit zal geschieden dat geen oog 't geheim kan merken.Ga naar voetnoot1347
Ik heb het, om mijn kunst op 't krachtigst uit te werken,
Geslooten in een kroon, die ik voor u opsluit:Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Toen vloekt' ik driemaal met zoo hees en schor geluidt,Ga naar voetnoot1350
Dat my de hairen zelf door 't gruwzaam vloeken reezen:Ga naar voetnoot1351
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||
De bitse helhondt, die voor onheil scheen te vreezen,Ga naar voetnoot1352
Heeft driemaal op mijn vloek, deur zijn drie keelen, naarGa naar voetnoot1353
En yselijk geblaft: de lijvelooze schaarGa naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Begon te sidderen, en Pluto te bezwijken.Ga naar voetnoot1355
Gy zult Kreüza, om uw gunsten te doen blijken,
De kroon toe stieren, en doen zetten op haar hooft;
Zoo wordt haar 't leeven, als het goudt haar raakt, berooft:
Want dit verburge vuur zal op haar pruik ontsteeken.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Een die zich wreeken wil moet zich op 't zekerst wreeken.
Medea.
Met welk een dankbaarheidt zal ik uw groote gunst
Genaaken? o godin! waar blijft de kroon vol kunst?Ga naar voetnoot1362
Mijn zinnen schijnen door 't vertoeven te verwarren.Ga naar voetnoot1363
Prozerpina.
Mijn vlugge kamergeest, het is geen tijdt van marren;Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Gaa in mijn kunstvertrek en haal mijn koopre doos.Ga naar voetnoot1365
Medea.
Een enkel oogenblik schijnt my een lange poos.
Prozerpina.
Wy zullen hier terwijl by deez' gedrochten blijven.
Hier ziet gy Gerion, die zich, door zijn drie lijven,Ga naar voetnoot1368
Zoo schrikkelijk vertoont dat Cerbrus zelver beeft.
Het middelste lijf is met een toorts gewapent, het slinke met een bijl, en 't rechte met een knots.Ga naar voetnoot1369
1370[regelnummer]
Hier naadert Briareus, die hondert armen heeft.Ga naar voetnoot1370
D'armen zijn op allerleye wijzen gewapent.
Hier laat de Doodt zich zien om 't leeven te verscheuren.
Hier wordt de Doodt door een geraamte, dat zich beweegt, uitgebeeldt; het heeft een krans van cypressen, die met strooy deurvlecht is, op 't hooft, en een pijl in de rechte handt.
Medea.
Wat schrikdier ziet men hier twee breede vlerken beuren?
Het heeft een giere lijf met een gezwolle buik;
Een hooft gelijk een vrouw, bedekt met een perruikGa naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Van gladde slangen, die in d'oogen gruwzaam branden.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||
't Heeft tigers klaauwen aan de maakselooze handen,Ga naar voetnoot1376
En ooren als een beer: het komt ons naader by.
Celeno uit.
Prozerpina.
Dit is Celeno, een afgrijslijke herpy.Ga naar voetnoot1378
Die aan Vorst Fineus disch zijn roovery quam pleegen.Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
D'eilanders zijn altijdt tot roovery geneegen.Ga naar voetnoot1380
Medea.
Hier kruipt een kronklent lijf, met een gekrulde staart;
Wie elk vervaaren kan wordt voor dit dier vervaart:Ga naar voetnoot1382
't Is vol van schubben, vuil van bloedt en etterdroppen:
Het heeft een enkle hals: maar hondert bitse koppen
1385[regelnummer]
Die vonken braaken, en vergift dat volk vermoordt.
Hydra uit.
Prozerpina.
Hier ziet gy Hydra, die van Herkles, aan de boordtGa naar voetnoot1386
Van Lerna, wierd bestreên, daar hy 't voor zich deedt duiken.Ga naar voetnoot1387
Wie overwinnen wil moet kracht en kunst gebruiken.
Medea.
Hier komt een vreemt gedrocht, het heeft een dubbel' aart;
1390[regelnummer]
Het veurlijf is een mensch, en 't achterlijf een paart:
Het heeft vier hoeven aan zijn dun en ruige beenen:
Nu draaft het vol van moedt, dan triptrapt het op steenen:Ga naar voetnoot1392
Dit is een paardtmensch, of mijn oogen zien heel mis.
Centaurus uit.
Prozerpina.
't Is een Centaurus, die...
Medea.
Waar blijft de kroon? waar is ...
Prozerpina.
1395[regelnummer]
'k Zal uw verlangen door 't vertoeven niet verlangen:Ga naar voetnoot1395
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kom gaan wy: want gy zult de kroon van my ontfangen,
En zeegevuuren eer de zon de lucht verlaat.Ga naar voetnoot1397
Medea.
Mijn heil bestaat alleen in 't vordren van de daadt.Ga naar voetnoot1398
Rey van Korintsche vrouwen.
Zang.
De droevigheidt ontsluit haar deuren,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
En leit haar zwarte kleeding af.
Een Prinse bruiloft lijdt geen treuren.Ga naar voetnoot1401
Men moet van daag by 't diepe graf,
Geen houtmijt voor de doôn bereiën,
De stadt moet vol van leeven zijn:
1405[regelnummer]
Laat Lemnos bittre traanen schreiën,
Korinten vloeit van zoete wijn.
Men mach geen wijn met traanen mengen.
De vroolijkheidt past blijdt gelaat.
Wy koomen groene palmen brengen,
1410[regelnummer]
En roozen, klam van honingraat,Ga naar voetnoot1410
Om hof en markt en straat te kleeden:
Men siert de huizen overal
Met myrten, vol van dartelheeden.Ga naar voetnoot1413
De burger vreest geen slinx geval.Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Wie zich betoont vol vrees te weezen,
Is stomp van brein en laf van moedt.
Men mach wel zorgen; maar niet vreezen.Ga naar voetnoot1417
Door zorgen wordt de Staat behoedt.
Door vrees vervallen volk en Staaten.
1420[regelnummer]
Men huwt de keel en snaar aan een:
De bruilofsgodt is uitgelaaten,Ga naar voetnoot1421
Om naar het ledekant te treên:
Want Juno heeft het hem gebooden.
Een Prinse trouw behaagt de gooden.Ga naar voetnoot1424
Teegenzang.
1425[regelnummer]
De gooden doen de Prinssen huwen:
Maar die weêr huwt, als d'eerst noch leeft,
Doet al de gooden voor zich gruwen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||
Een die de hemel teegenstreeft,
Zal niet dan alle ramp bejeegnen.
1430[regelnummer]
Dit huwlijk spelt ons ongeval.Ga naar voetnoot1430
Laat deeze feest vry wijnen reegnen;Ga naar voetnoot1431
Want na die zoete reegen zal
Men wrang en bittre dranken zwelgen.
Onwettig huwen brouwt veel quaadt.
1435[regelnummer]
De roozen hebben scherpe telgen.Ga naar voetnoot1435
Men ziet het hof, de markt en straat
Met kruiden en gebloemt bezaayen:Ga naar voetnoot1437
Maar gy zult niet dan Akonit,Ga naar voetnoot1438
Cypresseblaân, en doornen maayen,
1440[regelnummer]
En neetelen, daar vuur in zit.Ga naar voetnoot1440
Een quaade grondt geeft quaade vruchten.
Uw bruilofszang en snaargespel,
Zal heel in steenen, klaagen, zuchten,
Erbarmlijk schreien, droef gequel,Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
En lijkgeschal verandert worden.Ga naar voetnoot1445
Een heilloos huwlijk tergt de goôn.Ga naar voetnoot1446
De hemel hout in 't huwen orden.Ga naar voetnoot1447
Ik zie de stadt alree vol doôn:
De bruidtstoorts zal een lijktoorts weezen.
1450[regelnummer]
Het weeten is veel meer dan 't vreezen.Ga naar voetnoot1450
Toezang.
Gy zult vergeefs van dooden spreeken.
De doodt wordt door de trouw verplet.Ga naar voetnoot1452
Het huwelijk kan leeven queeken.
Men wacht Kreüz' op 't bruilofsbedt:
1455[regelnummer]
't Behangsel vloeit van nektarvlieten:Ga naar voetnoot1455
De bedding is vol myrteblaân:Ga naar voetnoot1456
Het welfssel rust op suikrerieten,Ga naar voetnoot1457
En pronkt met beelden vol sieraân;
Ja beelden die de Min doen brallen:Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Hier ziet men Mars, door min, het staalGa naar voetnoot1460
Uit klem van d'yzre vuisten vallen:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||
Daar blust Jupijn zijn blixemstraal,Ga naar voetnoot1462
En offertz' op Kupids altaaren:
Gins blaakt Neptuin van heete brandt
1465[regelnummer]
In 't midden van de koude baaren.
De werreldt hout door Liefde stant.
Hier wachten, om dit paar te dekken,
Wellusten, Streelen, Lekkerny,Ga naar voetnoot1468-1470
Gevleien, Lonken, Trekkebekken,Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Verzelt van Lachen en Gevry.
De koets is vol aanminnigheeden.Ga naar voetnoot1471
Aanminnigheidt heeft groote kracht.
Door teelen bouwt men starke steeden.
Uw dreigen wordt hier uitgelacht.
1475[regelnummer]
Wy steunen op onz' onderdaanen.Ga naar voetnoot1475
Een blijde bruiloft lijdt geen traanen.
Slotzang.
Al wat geen bruiloft hoort te lijden,Ga naar voetnoot1477
Zult gy in deeze bruiloft zien.
De tijden zijn verdeelt in tijden.Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Een die het onheil wil ontvliên,
Behoort de straf geen stof te geeven.
De straf is fel op trouwloosheên.
De trouwwet, van Jupijn geschreeven,
Bepaalt de Vorsten als 't gemeen.Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Het veurstel van het hooft der gooden,Ga naar voetnoot1485
Is licht te doen voor 't aardtsgespan.Ga naar voetnoot1486
Gaf hy ondoenlijke gebooden,
Dan waar 't een gruwlijk hoofttieran:
Maar 't zijn tierannen die dit dichten.Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
De hemel heeft geen zwaare plichten.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||
Vierde bedryf
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||
Deur d'aardt heen breeken, om Medea hulp te biên:
Ik hoor de kroon alree by Jazons bruidt te zien.Ga naar voetnoot1522
Voester. Medea.
Voester.
O overblijde stondt! o overdroef beveelen!
Medea.
Hoe! blijdt en droef gelijk, hoe kunt gy dit verdeelen?
Voester.
1525[regelnummer]
Ik heb uw kinderen gekreegen uit het hof.
Medea.
O Voester! ik beken, dit is een blijde stof:Ga naar voetnoot1526
Maar laat my hooren wat tot droefheidt kan verstrekken.
Voester.
Kreüza wil dat gy, o droefheidt! zult vertrekken.
Medea.
Dat is een order die my niet dan blijdtschap baart:
1530[regelnummer]
Korinten noch dit Rijk zijn mijn verblijf niet waardt.
Hebt gy de kroon bestelt, om Jazons bruidt te smooren?Ga naar voetnoot1531
Voester.
Dat zal zoo voort geschien, de tijdt is eerst gebooren:Ga naar voetnoot1532
Want Jazon en Kreüz' zyn vaardig om te gaanGa naar voetnoot1533
Naar 't huwelijks outaar: u kan geen wraak ontstaan.Ga naar voetnoot1534
Medea.
1535[regelnummer]
O vaader Jupiter! beschermer aller Grooten;
Zy knielt.
O Juno! schatgodin en bandt der echtgenooten;Ga naar voetnoot1536
En gy, o Venus! die het hardtste hart deurwondt;
O drie getuigen van onz'huwelijks verbondt!
Vergun dat ik Kreüz', door list, in d'aardt doe duiken.
1540[regelnummer]
Wie zwak en wijs is moet bedekt geweldt gebruiken.
Het sterven van Kreüz' zal my een leeven zijn:
't Verbranden van het hof een heldre zonneschijn;
Ja Jazons karmen zal Medé' tot vreugdt gedyen.
O huwlijksgooden en godinnen! help my stryen.
1545[regelnummer]
Vergeef Medea zoo zy zich niet vinnig wreekt.Ga naar voetnoot1545
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||
Voester.
Hier komt het Hof, 't is best dat gy u voort versteekt.
Priester. Kreüza. Iazon. Voester. Offerdienaars.
Hier staan drie troonen om uw huwelijk te vieren,
Elk draagt een outer, roodt van 't bloedt der offerdieren.
Dit pronkt voor Juno, die de huiszorg gâ leert slaan:Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Dat blaakt voor Venus, daar de Liefde door moet staan;Ga naar voetnoot1550
En dat voor Pallas, die de wijsheidt voor komt draagen:Ga naar voetnoot1551
Drie zuilen die 't gewelf van 't huwlijk onderschraagen:
Want zonder zulk een steun vervalt het echt gebouw.Ga naar voetnoot1553
Voort, breng de duiven tot een veurbeeldt van de trouw.
1555[regelnummer]
Getroude moeten als gepaarde duiven weezen.
Men offer hier geen gal, of u stondt twist te vreezen.
't Is heilloos als de Twist in 't huis van 't huwlijk brult.
Geef my de goude kelk met zoete meê gevult,Ga naar voetnoot1558
Deurmengt met zerpe wijn om 't walgen te verhoede.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Zoo mengt men in de trouw de veur- met teegenspoede'.
Kreüza.
Nu vrees ik geen Medé'.
Iazon.
Die is al lang in 't schip.
Kreüza.
Ik wensch dat zy haar kiel mach morz'len op een klip.
Voester.
Och! och! Medea, och!
Iazon.
Wat heeft Medé' bedreeven?
Voester.
Zy heeft haar geest, helaas! zoo daadelijk gegeeven.Ga naar voetnoot1564
Kreüza.
1565[regelnummer]
Hoe! is Medea doodt? zoo leef ik buiten druk.
Iazon.
Hoe quam zy aan haar doodt? verhaal ons 't heele stuk.
Voester.
Mit dat mijn voesterkindt haar kindren hadt ontfangen,Ga naar voetnoot1567
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||
Heeft zy haar voort omhelst, en kusten mondt en wangen.Ga naar voetnoot1568
Het moederlijke hart heeft zucht tot eigen zaadt.Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Zy schonk uw deeze kroon, haar moeders hooftsieraadt:
Maar toen zy docht dat zy moest zwerven op de baaren,
Sloeg zy de vingers, dol van gramschap, in haar haaren,
De vuisten voor haar borst en nagels in 't gezicht;
Ten lesten greepz' een zwaardt, zoo scherp gelijk een schicht,
1575[regelnummer]
Dat zy tot driemaal op haar bloote boezem zetten:
Tot driemaal toe quam ik haar wreede handt beletten:
Maar endtlijk dompeld' zy het snijdendt zwaardt, o smart:
Tot aan 't gevest toe in de bloedtbron van haar hart:
In 't vallen scheenz' haar zaadt erbarmlijk te beoogen:Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
De doodt is dwars deur 't bloedt ten moordtwondt ingevloogen,
En dreef'er 't leeven, dat het hart bewoont, weêr uit:
Haar kindren schreiden met een deerelijk geluidt,
En mengden 't schuiment bloedt met biggelende traanen.
Iazon.
Waar is het koude lijk?
Voester.
Het leit in d'ype laanen.
Iazon.
1585[regelnummer]
Voort, breng de kindren hier, en berg het lijk op 't landt.Ga naar voetnoot1585
Voester.
Ontfang de kroon, ô bruidt! van d'oude Voesters handt:
Dit was haar leste wil, veur d'uitgang van haar leeven.
De wil van een die sterft behoort men plaats te geeven.Ga naar voetnoot1588
Kreüza.
Ik zet de kroon op 't hooft, vol flonkrent diamant.
Dit is een kroon daar vuur in verborgen is.
Voester.
1590[regelnummer]
't Gesteent verwacht op 't hooft een leevendiger brandt.Ga naar voetnoot1590
Priester.
O Juno! echtgodin, verschijn ons met uw reyen:
Zy knielt.Ga naar voetnoot1591
Laat Hymen, bruilofsgodt, zyn heldre fakkel zweyen.
Voester.
't Is tijdt dat ik vertrek eer 't vuur zich oopenbaart.Ga naar voetnoot1593
Priester.
O huwlijksgooden en godinnen mildt van aart!
Zy knielen en spreeken gelijk.Ga naar voetnoot1594
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||
1595[regelnummer]
Begunstigt deez trouw met uwe rijke zeegen.
Wie met de goôn begint betreedt geen slinksche weegen.
Iazon.
Vrouw Junoos pronkbeeldt lacht met d'oogen vol van glans.
Priester.
Op wakre dansschaar, op, vertoont de bruilofsdans.
Iazon.
Hier daalt een hemelkloot met wolken overtoogen.Ga naar voetnoot1599
Priester.
1600[regelnummer]
De geesten van Korint betoonen hun vermoogen,Ga naar voetnoot1600
Om Jazons huwelijk te eeren naar waardy.
Daar oopent zich de kloot en toont een schilderyGa naar voetnoot1602
Van zeeven starren die deur 't blaauw gewelfssel zweeven:
De gunst van dit gestarnt beteekent heilzaam leeven.Ga naar voetnoot1604
Hier komt een hemelkloot, die met starren versiert is, van 't gewelfssel daalen, die zich in acht stukken ontsluit, daar de zeven Planeeten, elk naar zijn eigenschap uitgebeeldt, uitkoomen, die na datze gedanst hebben, weeder in de kloot gaan, die zich van zelf sluit en om hoog verdwijnt.
Iazon.
1605[regelnummer]
Hier is noch kunst noch zweet in deeze dans gespaart.
Priester.
O huwlijksgooden en godinnen! mildt van aardt,
Zy knielen en spreeken gelijk.
Begunstigt deeze trouw met uwe rijke zeegen.
Wie met de goôn begint betreedt geen slinksche weegen.
Iazon. Kreüza.
Wy danken d'offeraar voor 't zeegnen van de trouw.
Priester.
1610[regelnummer]
Wat hoor ik voor gedruis? het kerkelijk gebouw
Begint te dreunen, ja te kraaken en te scheuren:
De slooten, keetens en de grendels die de deuren
Van Junoos heiligdom bezorgen, slaan geluidt.Ga naar voetnoot1613
De geest van Hypsipyle blust het offervuur.
Iazon.
Wat spook, o goôn! wat spook dooft d'offervlammen uit?
1615[regelnummer]
De wolken barsten op, en braaken blixemstraalenGa naar voetnoot1615
En donderklooten: sluit, o hemel! sluit uw zaalen.Ga naar voetnoot1616
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hooftman. Iazon. Priester. Kreüza.
Hooftman.
Och huwlijks Priester, och!
Priester.
Hoe zijt gy dus ontstelt?
Hooftman.
De zon verschept in bloedt: de lucht is vol geweldt:Ga naar voetnoot1618
De marmre beelden ziet men warme traanen weenen:
1620[regelnummer]
Men hoort de kindren in haar moeders lichaam steenen:
De honden janken naar en barsten schichtig los:Ga naar voetnoot1621
De wolven koomen uit het naastgeleege bosch,
En raaken op de markt afgrijselijk aan 't huilen:
Het grimmelt in de lucht van havikken en uilen:Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
De grondt heeft driemaal na elkaâr van angst gezucht,
En scheurde wijdt van een met onverwacht gerucht,
En braakte spooken, die met adders zijn behangen:
Het krielt deur al de stadt van kronkelende slangen,
Die gruwzaam biezen in het oor van d'onderdaân:Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Men ziet in d'oope lucht een gloênde staartstar staan:
De bange burgers hoort men zuchten, karmen, klaagen:
In deez' ontsteltenis vertoonde zich een waagen
Met draaken in de lucht, waar dat Medé' op zat:
In haare slinke handt hadt zy de toom gevat,
1635[regelnummer]
En in de recht' een roê: 't was schriklijk in 't vertoogen.Ga naar voetnoot1635
Iazon.
De Voester heeft, o spijt! het heele hof bedroogen.Ga naar voetnoot1636
Kreüza.
Men knielt en bidt, op dat het onheil weêr bedaart.Ga naar voetnoot1637
Priester.
O huwelijksgooden en godinnen! mildt van aardt,
Zy knielen en spreeken gelijk.
Begunstigt deeze trouw met uwe rijke zeegen.
1640[regelnummer]
Wie met de goôn begint betreedt geen slinksche weegen.
Kreüza.
Help Jazon, Jazon help, ik ben in droeve stant.
Het vuur, dat in de kroon verburgen is, begint te blaaken.
Iazon.
Wat deert mijn waarde bruit?Ga naar voetnoot1642
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kreüza.
Mijn vlechten zijn aan brandt.
Betoon, dat bidt ik u, betoon aan my uw plichten.
Iazon.
Ik zal de goude kroon van uwe hairen lichten.
Kreüza.
1645[regelnummer]
Laat staan, ik bidt laat staan, de kroon is veel te vast:Ga naar voetnoot1645
Gy doet my, nu gy trekt, een doodtlijk overlast.
Priester.
Wat wonder ziet men hier! de kroon begint t'ontvonken.
Medea heeft het vuur uit Plutoos nachtspelonken
In deeze kroon gebrocht, tot weerwraak van haar leedt.
Kreüza.
1650[regelnummer]
Och! berg my in 't vertrek, om 't vuur, zoo fel als heet,Ga naar voetnoot1650
Door kunst te lessen, eer de vlammen hooger blaaken.Ga naar voetnoot1651
Geest van Hypsipyle. Iazon. Priester. Offerdienaars.
Hypsipyle.
Gehaate Prins, hou stant.
Iazon.
Wie komt my hier genaaken?
Hypsipyle.
Verrader, geile schelm, die elk in boosheidt tart,
Draay uw gezichtstraal om, en zie tot in uw hart,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Daar zult gy leezen dat ik hier om wraak kom zweeven.Ga naar voetnoot1655
Elk mensch vindt zijn bedrijf in 't bladt van 't hart geschreeven:Ga naar voetnoot1656
't Geweeten hout'er boek van alle quaadt bemorst.Ga naar voetnoot1657
Voort, oopen de gordijn van uw verwoede borst,Ga naar voetnoot1658
Dat heillooz' moordthol, vol van bloedige tooneelen,Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Gy zult'er 't booz' Bedrog haar valsche rol zien speelen,
Gevolgt van Trouwloosheidt en 't afgebrandt gemoedt.Ga naar voetnoot1661
Gy zijt als uw Kreüz' smoordronken van mijn bloedt,
En haakt noch om uw balg vol bruilofswijn te zwelgen.
Hoe! schrikt gy voor mijn schim, en dorst gy 't lijf verdelgen?
1665[regelnummer]
Gy zoekt uw heil vergeefs in schaaduw van dit dak.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina *9]
| |||||||||||||||||||||||||||
IX
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina *10]
| |||||||||||||||||||||||||||
X
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina *11]
| |||||||||||||||||||||||||||
XI
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina *12]
| |||||||||||||||||||||||||||
XII
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||
Mijn fakkel, die ik aan het vuur der wraak ontstak,
Zal u een bruilofstoorts, die vinnig blaakt, verstrekken:
De vlam die uw Kreüz' het hooft begint te lekken,
Is 't lijkvuur dat haar heel tot asch verteeren zal.
Iazon.
1670[regelnummer]
Waar berg ik my van angst? o onverwachte val!
Hypsipyle.
Gy vindt geen zekerheidt al gingt gy u verschuilen
Op hemelhoog gebergt, in diep gezonken kuilen,
Langs golven zonder strandt en bosschen dicht van blaân.
De gramschap van de wraak is door geen vlucht t'ontgaan.
1675[regelnummer]
Ik zal uw ziel, als zy het lichaam heeft begeeven,Ga naar voetnoot1675
Met mijn ontsteeken toorts tot in de hel naarstreeven,Ga naar voetnoot1676
En daagen u daar veur de vierschaar van dat Rijk.
Wee trouwelooze, wee: dat ik dit hof ontwijk,
Is om Medea, die naar wraak staat, plaats te maaken.
Kreon. Iazon. Priester.
1680[regelnummer]
Wat moordtgeschreeuw vervult de koninglijke daaken?Ga naar voetnoot1680
Ik ly geen onheil in de tempel van mijn hof.Ga naar voetnoot1681
Een blijde bruilofsdagh gedoogt geen droeve stof.Ga naar voetnoot1682
Wat is 'er gaans? zeg op: wat ramp komt u verdrukken?Ga naar voetnoot1683
Iazon.
Medea heeft, o ramp! o gruwlijk' ongelukken!
Kreon.
1685[regelnummer]
Wat heeft Medea, zeg, wat heeft zy hier bestaan?Ga naar voetnoot1685
Iazon.
Mijn bruidt is door de kroon, die zy haar schonk, verraân:Ga naar voetnoot1686
Want al de takken zijn vol heete tooveryen.Ga naar voetnoot1687
Kreüza. binnen.
Help vaader, vaader help, u dochter is in lyen:
De vlam verteert mijn bloedt en knaagt naar 't ingewandt.
Hooftman. binnen.
1690[regelnummer]
Help Kreon, Kreon help, Kreüza is vol brandt,
En 't vuur dat haar verslindt verspreit zich deur de zaalen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kreon.
Voort laat ons 't ongeval door wakkerheidt bepaalen.Ga naar voetnoot1692
Priester.
Ik sluit de tempel voor een grooter ongeluk.
Iazon.
Op lijftrouwanten, op, en help my uit mijn druk;Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
Begeeft u inder yl gewapent naar de scheepen,
Eer dat de Voester vlucht; gy moet haar herwaarts sleepen;
Maar hout haar streng geboeit. wie een doodtschuldig man
Laat slippen uit zijn handt als hy hem houden kan,
Verdient geen minder straf dan die de straf ontloopen.
Medea op een waagen die van twee vuurspuwende draaken door de lucht wordt getrokken. Iazon.
Medea.
1700[regelnummer]
Vervloekte Griek, hou stant; gy hoeft niet eens te hoopenGa naar voetnoot1700
Dat uwe vyandin met ketens wordt geprangt:Ga naar voetnoot1701
Slaa uw gezicht omhoog: Medeaas wagen hangt
In 't midden van de lucht, hier daalt zy met haar kindren.
Hier koomen twee spooken uit de grondt, die de waagen te moet treeden.
Iazon.
Ik zal u met mijn zwaardt...
Medea.
Sta af, of 't zal u hindren:Ga naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
Zoo gy my dreigen durft zoo zijt gy roereloos.
Dat ik geweeken ben was voor een korte poos.
Wie wis wil wreeken eist eerst tijdt om reedt te weezen.Ga naar voetnoot1707
Een die zijn ega wraakt heeft alle quaadt te vreezen.Ga naar voetnoot1708
Uw trouwelooze trouw verwacht geen andre zaak.Ga naar voetnoot1709
Iazon.
1710[regelnummer]
Ik bidt u om genaâ.
Medea.
Ik ben te heet naar wraak.
Iazon.
Ik bidt, o groote vrouw! ik bidt u om mijn zoonen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
Uw bidden dient om my op 't schandelijkst te hoonen;Ga naar voetnoot1712
Zoo lang als gy my bidt pleeg ik geen weederwraak:
Dit is voor my, ik zweer 't, een haatelijke zaak.Ga naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
Wie wraak wil pleegen moet zijn vyandt fel bezoeken.Ga naar voetnoot1715
Gy bidt my, maar als gy my vinnig zult vervloeken,Ga naar voetnoot1716
Zal ik gelooven dat mijn wraak zich wijdt verspreit:Ga naar voetnoot1717
Nu vloek ik vinnig op mijn eigen laffigheidt.
Iazon.
Ween Grieken, Grieken ween, Kreüza is verslonnen.Ga naar voetnoot1719
Medea.
1720[regelnummer]
Lach Kolchos, Kolchos lach, mijn weerwraak is begonnen.Ga naar voetnoot1720
Ik heb door 't moorden van mijn allerjongste broêrGa naar voetnoot1721
Op Pontus meir geleert, dat ik op Kreons vloerGa naar voetnoot1722
Uw haatelijke zoons, al lachent, durf verdelgen.Ga naar voetnoot1723
Iazon.
Zoo gy, o wreede vrouw! uw balg vol bloedt wilt zwelgen,
1725[regelnummer]
Zoo oopen deeze borst daar manlijk bloedt in zit.
Medea.
Ik wil niet dat gy sterft; ik heb een ander wit:Ga naar voetnoot1726
Ik wil dat gy noch lang in mijn gezicht zult leeven.
Ja die uw leeven dreigt zal ik de doodtsteek geeven:
Doch 't leeven wordt u niet van my uit zucht gegunt:Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Maar om dat gy zult zien, hoe deeze handt de puntGa naar voetnoot1730
Van 't lemmer stooten zal in uwe kindre harten:
Dit leeven zal u meer dan duizent dooden smarten,
Om dat gy uwe zoons meer dan u zelf bemint:
Maar hadt gy uwe zoons zoo vuurig niet bezint,Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Dan zou ik u in 't oog van uwe zoons deursteeken.
Een die zich wreeken wil moet zich op 't felste wreeken.
Iazon.
Uw boezem wordt, o schrik! van wreedt gedrocht bewoont.Ga naar voetnoot1737
Medea.
My past zoo wreedt een aart: want ik wordt wreedt gehoont.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
De Faam is krachteloos om uw bedrijf te mellen.Ga naar voetnoot1739
Medea.
1740[regelnummer]
Indien de Faam mijn wraak niet hoog ten toon wil stellen,Ga naar voetnoot1740
Zal ik mijn eigen gal deurmengen met het bloedt
Van dit vervloekte paar, en schrijven hoe verwoedtGa naar voetnoot1742
Ik my gewrooken heb aan Jazons trouwloosheeden:
Zoo zal nooit man zijn vrouw, tot schrik der goôn, vertreeden.Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
D'uitheemsche worden in Korinten recht ontzeit.Ga naar voetnoot1745
Iazon.
Wordt u het hart niet week nu dat uw Jazon schreit?
Medea.
Door traanen wordt het week, al waar 't omheint van steenen:
Maar gy verhardt mijn hart: ik lach om uwe weenen.
Iazon.
Hoe! lacht gy nu ik ween? o smaadt! o smart! o pijn!
Medea.
1750[regelnummer]
Zoo gy aan 't lachen raakt zal ik aan 't weenen zijn,
Want tusschen u en my kan geen verzoening weezen:
Zoo ik met u verzoen zoo schijn ik u te vreezen.
Bevreest te heeten is een lydelooze hoon:Ga naar voetnoot1753
Ik zou om deeze naam t'ontgaan mijn zelver doôn.
Iazon.
1755[regelnummer]
Och! al mijn luister wordt hier op een tijdt verslonnen.Ga naar voetnoot1755
Medea.
Als uwe roem, door my, op 't aardtrijk is verwonnen,Ga naar voetnoot1756
Beklim ik 't hemelrijk, deur al de starren heen,Ga naar voetnoot1757
Langs 't spoor dat Herkules, zeeghaftig, heeft betreên,Ga naar voetnoot1758
Om Argos, uwe schip, vol tintelende starren,Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
Voor eeuwig in een wolk van nachten te verwarren;Ga naar voetnoot1760
Zoo wordt uw roem omhoog als hier omlaag verdooft:
Dan zal ik, dit staat vast, schoon 't Jazon niet gelooft,
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||
Mijn vlotte waagen in de plaats van Argos planten,Ga naar voetnoot1763
En dicht bezaaien met gestarnde diamanten,
1765[regelnummer]
Die heller flonkeren dan 't zonlicht zich laat zien:
Indien de Hemelleeuw mijn toeleg wil verbiên,Ga naar voetnoot1766
Zal hy mijn krachten, spijt zijn klaauw en tanden, voelen;
En poogt de Waterman mijn gramschap te verkoelen,
Zoo domplen wy hem in zijn eigen watervloên.
1770[regelnummer]
Ik zal, zoo 't noodig is, het scherpe Scorpioen,
De Steenbok, Ram en Stier, afgrijselijk in 't stooten
En schaaren van de Kreeft, op 't allerfelst ontslooten,Ga naar voetnoot1772
Stomp maaken, door de kracht van schrander tooverdicht.Ga naar voetnoot1773
De Schutter moet zijn boog ontspannen, en zijn schichtGa naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
Verbranden in het vuur dat my van wraak doet blaaken.
Wie dapper weêrstant biedt kan zich ontsachlijk maaken.Ga naar voetnoot1776
De Visschen, Tweelingen, de Schaal, en Maagdt vol pracht,Ga naar voetnoot1777
Bezwijken voor mijn komst: zoo worden, door mijn kracht,Ga naar voetnoot1778
De twalef teekenen op 't zonnespoor gebonden.Ga naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
Ik zal de halsen van de flikkerende HondenGa naar voetnoot1780
En bitse Beeren, die by 't Noorder aspunt staan,Ga naar voetnoot1781
Aan ketens sluiten, en heel kort aan bandt doen gaan.Ga naar voetnoot1782
Orion zal zijn zwaardt vergeefs tot woeden wetten.Ga naar voetnoot1783
Ik leef alleen om uw vermoogen te verpletten;Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Dat dit de waarheidt is zal ik u voort doen zien.
Iazon.
De spijt deursnijdt mijn hart: laat reeden u gebiên.Ga naar voetnoot1786Ga naar voetnoot1786-1795
Medea.
Uw spijt is veel te kleen; dies moet ik hooger draaven.Ga naar voetnoot1787
Ik zal, om u meer spijt te doen, een van uw slaavenGa naar voetnoot1788
Verkiezen voor mijn boel, en op uw ledekantGa naar voetnoot1789
1790[regelnummer]
Doen koomen dat gy 't ziet: in 't blussen van mijn brandt,Ga naar voetnoot1790
Zal ik, tot spijt van u, uw trouwloosheidt verwijten:Ga naar voetnoot1791
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ik schroom geen vuil bedrijf, als ik u al de spijten
Die al de menschen t'zaam bestormen, weet te doen;
En zoo mijn overspel u spijt weet aan te voên,Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Zoo spijt my dat ik u niet eer met spijt quam quellen.
Iazon.
Ik zweer dat ik my weêr by u als man zal stellen.Ga naar voetnoot1796
Medea.
Verwaand' en booz' gedrocht, verkropt van schelmery,
Ik zweer dat ik my zelf vervloek zoo ik dit ly.Ga naar voetnoot1798
Mijn ooren zondigen nu zy u hooren smeeken:
1800[regelnummer]
Mijn mondt heeft straf verdient dat zy met u durft spreeken:
Mijn oogen zijn verbeurt dat zy u durven zien:Ga naar voetnoot1801
Zoo my de Wraak niet straft, nu zy dit ziet geschiên,
Behoort men haar, als een die plicht vergeet, te straffen.
Iazon.
Ik bidt Medé', ik bidt...
Medea.
De moordt zalz' u beschaffen.Ga naar voetnoot1804
Iazon.
1805[regelnummer]
Och! geef myn kinderen: hoor hoe uw Jazon vleit.Ga naar voetnoot1805
Medea.
Daar zijn uw kinderen: is Jazon nu gepeit?Ga naar voetnoot1806
Zy vliegt met de waagen naar de lucht, en smijt de kinderen op d'aardt: de spooken verzinken.
Iazon.
Ik hoor, o goôn! ik hoor haar bekkeneelen kraaken.Ga naar voetnoot1807
Medea.
Nu vlieg ik met mijn koets, die van twee vlugge draaken
Ten hemel wordt gevoert, naar een gewenster landt.Ga naar voetnoot1809
Iazon.
1810[regelnummer]
Wie zag ooit kindren van haar eigen moeders handt,
O gadelooze moordt! zoo onverzoenlijk kneuzen?Ga naar voetnoot1811
O groote Jupiter! hebt gy het heir der reuzen,
Om hun vermetelheidt, met bergen overdekt?
Gy wordt, door dit bedrijf, tot straffen opgewekt:
1815[regelnummer]
Of weet gy tot dit quaadt geen straftuig uit te vinden?
Zoo ruk uw blixemen, moordtdonders, woeste winden,Ga naar voetnoot1816
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||
Slagreegens, hagelen, aardtbeevingen, en al
Wat schenden kan by een; en storm en overvalGa naar voetnoot1818
Medea waar zy vlucht met haare helschewaagen.
1820[regelnummer]
Een die zijn zoons vermoordt verdient de zwaarste plaagen.
Hooftman. Iazon.
Verzet uw ongeval, zoo maakt gy u vermaart.Ga naar voetnoot1821
Iazon.
Och! och! mijn zoonen, och! gy storten hier op d'aardt;
Maar ploften op mijn borst, om 't hart tot wraak te wetten.
Dit zijn, o schrik! dit zijn Likaöns moordtbankketten.Ga naar voetnoot1824
1825[regelnummer]
Gy brak uw leeden door de val, o bittre smart!
Maar 't breeken van uw leên brak vaaders moedig hart.
Gy zwemt in rookent bloedt en ik in brakke plassen.Ga naar voetnoot1827
Wat voor een winterstorm durft uwe lent verrassen?Ga naar voetnoot1828
Zoo wordt het ooft, eer dat het rijp is, afgeplukt.
1830[regelnummer]
Medé' heeft my met u gelijk in 't graf gerukt.
Daar wijn moest vloeyen zie ik bloedt en traanen leeken:
Ik wens mijn leeven te verdrenken in de beeken,
Om by de zielen van mijn kinderen te gaan.
De kindrezucht heeft macht om alles uit te staan.Ga naar voetnoot1834
1835[regelnummer]
Waar zag het aardtrijk ooit het bloedt van kindren plengen?
Ik zal uw bloedt, o zoons! met mijne bloedt deurmengen.
Mijn boezem is gereedt; waar is het scherpe zwaardt?
Hooftman.
Grootmoedig Prins, hou stant, en toont een dapper' aart.Ga naar voetnoot1838
Iazon.
Wie 't lieve leeven mint, ik moet de doodt beminnen.
Hooftman.
1840[regelnummer]
Een die zich zelf vermoordt betoont zich zonder zinnen.
Iazon.
Ik walg van 't leeven: want ik zwem in teegenspoedt.
Hooftman.
Wie zich om rampspoedt doodt ontbreekt een heldemoedt.
Iazon.
Een hart dat sterven kan behoeft geen ramp te wachten.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hooftman.
Een hart dat ramp verzet heeft ongemeene krachten.Ga naar voetnoot1844
Iazon.
1845[regelnummer]
Hier zijn mijn kindren van Medeaas handt gedoodt.
Hooftman.
Wat gruwel zie ik hier! op Jazon, op, deurstoot
Medea, zoo zult gy u op het vaardigst wreeken.
Men mach zyn vyandt, maar zich zelver niet deursteeken.
Een die zyn vyandt doodt wordt leevendig verbreit.Ga naar voetnoot1849
Priester. Iazon. Hooftman.
Hier ziet men, na 't oopenen van een gordijn, in een rouwkamer daar zich het lijkbedt van Kreüza, onder boogen vol toortsen, deur zwart floers, vertoont. 1850[regelnummer]
Zie hier, o Prins; zie hier waar uw Kreüza leit:
Haar lijkbedt hoeft niet voor haar bruilofsbedt te zwichten.Ga naar voetnoot1851
Iazon.
Gy hebt haar bedt versiert met tallelooze lichten:
Maar 't licht van hare glans is van de doodt berooft.Ga naar voetnoot1853
Zy plukt in haare lent te wrang een herrefstöoft.
1855[regelnummer]
Ik vindt hier lijkcypres in plaats van bruilofsrooze'.
Men dist hier bittre gal voor nektar en ambrooze.
Uw trouw- en sterfuur zyn te dicht by een gestelt.
O ongenaadig lot! o doodelijk geweldt!
Medé heeft u te wreedt, door haar geweldt, doen sneeven:Ga naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
Haar gift was vol vergift, haar geeven was vergeeven.Ga naar voetnoot1860
Het vuur dat u ontstak ontsteekt mijn hart tot wraak.
Hooftman.
Bedroefde bruidegom, wy zullen uwe zaak....
Iazon.
Ween zoonen, zoonen ween, stort duizent Oceaanen,
Nu dat uw vaader weent, van ziedent heete traanen,
1865[regelnummer]
En laat ons bruizen deur die zwallepende vloênGa naar voetnoot1865
Naar 't Elizesche veldt; ik vrees geen teegenspoên:
Wy zullen ons in 't schip van Goedehoop begeeven:
De zeilen zijn, door min, van zuchten t'zaam geweeven:
De Zorg zal dieploodt zijn, en Wakkerheidt kompas:
1870[regelnummer]
De Liefde staat aan 't roer, om 't schip naar 't hels moeras
Te stieren, deur de zeen die uit onz' oogen leeken:
De balglast die het voert, zijn klachten, karmen, smeeken,Ga naar voetnoot1872
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||
En duchten, om op zee niet om te kunnen slaan:
Kreüza is de star daar 't schip op aan moet gaan:
1875[regelnummer]
Ik wil met haar van daag by Pluto bruiloft houwen.
Waar heen? wy zijn te veer; strijk 't zeil of 't zal u rouwen:
Maar blus Kreüzaas vuur, zoo redt gy haar uit noodt.
Hooftman.
Bedaar, ô Prins! bedaar! want u Kreüz' is doodt.
Wie hoog wil klimmen zal veel ongeval genaaken.
1880[regelnummer]
De rampen dringen meest in koninglijke daaken.Ga naar voetnoot1880
Fortuin vernoegt zich niet in huizen laag van stant.
Iazon.
Maak plaats, ik zeg, maak plaats, of gy zult van mijn handt...
Wat hoor ik voor geluidt? och! och! het zijn mijn zoonen.
Hoe! roept gy my tot hulp? ik zal u hulp betoonen:
1885[regelnummer]
Mijn krachten zijn gereedt. wie riep my daar van var?
Zijt gy 't mijn fiere bruidt? ik kom mijn morgestar;
Ik kom mijn middagzon; ik zal u daadtlijk trouwen.
Priester. binnen.
Op hovelingen, op, en help de Koning houwen:Ga naar voetnoot1888
Hy trekt zijn hairen uit van enkel ongenucht.Ga naar voetnoot1889
Kreon. bin.
1890[regelnummer]
Laat los, noch eens, laat los, eer dat Medea vlucht.
Iazon.
Wie komt hier naaderen?
Kreon.
Wie dwingt my hier te spreeken?
Iazon.
Jupijn, de dondergodt.
Kreon.
Zoo heb ik stof tot wreeken:
Want mijn Kreüza is van 't goodendom verraân.Ga naar voetnoot1893
Hooftman.
Mijn Koning zy gerust, zoo gy naa wraak wilt staan,
1895[regelnummer]
Hier ziet gy Jazon zelf, en heel tot wraak geneegen.
Iazon.
Zijt gy tot wraak gezint? ik ben om hulp verleegen.
Kreon.
Voort, wijs de toveres, zoo heeft mijn gramschap werk.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
Zy is met haar karros gereeden deur het zwerk.
Kreon.
Laat ons de heuvelen, steenklippen, bergen, duinen,Ga naar voetnoot1899
1900[regelnummer]
En toorens, zwaar van stof, met hemelhooge kruinen,Ga naar voetnoot1900
Voort op elkanderen gaan staaplen naar de lucht,Ga naar voetnoot1901
En steigren deur 't gestarnt, zoo stuit menz' in haar vlucht.Ga naar voetnoot1902
Iazon.
Ik zal het slagzwaardt van de weederwraak aan binden,Ga naar voetnoot1903-1912
En vaardig vliegen, met de vleugels van de winden,Ga naar voetnoot1904
1905[regelnummer]
Tot binnen in de maan, om in de werreldtkloot,Ga naar voetnoot1905
Die zich tot noch toe in haar waterige schoot,Ga naar voetnoot1906
Voor onz' gezicht verschuilt, Medea t'achterhaalen,Ga naar voetnoot1907
En zoo die werreldtkloot, vol bosschen, bergen, daalen,
Hooftsteeden, stroom en zeen, zich teegens my aan kant,Ga naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
Zal ik haar, door het vuur dat my van gramschap brandt,
Ontsteeken, om Medé tot asch te doen verteeren.
Voort starke winden, voort, en neemt my op uw veeren.Ga naar voetnoot1912
Medea in de lucht. Iazon. Kreon. Hooftman.
Medea.
Ha, ha, ha, ha, ha, ha.
Iazon.
Ik hoor Medeaas stem.
Medea.
Ha, ha, ha, ha, ha, ha.
Kreon.
Zoo is zy in de klem.
Iazon.
1915[regelnummer]
Waar is mijn vyandin?
Medea.
In 't hoogste van de wolken.
Kreon.
Waar zijt gy, in wat oordt?
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||
Medea.
In 't diepst der helsche kolken.
Iazon.
Eerst in het hemelrijk? nu in het helsche dal?
Medea.
Medea die gy zoekt vertoont zich overal.
Kreon.
Ik zal u overal, gewapent, teegens treeden.
Medea.
1920[regelnummer]
Medeaas toverkunst belacht uw moedigheeden.Ga naar voetnoot1920
Wie volgen wil, die volg, ik wijk uit deeze wijk:Ga naar voetnoot1921
Ik vlieg naar 't hemelsch' en met een naar 't helsche rijk.
Kreon.
Ik klim ten hemel om dit schrikdier na te speuren.Ga naar voetnoot1923
Iazon.
Ik zal het aardtrijk, door mijn stampen, op doen scheuren,Ga naar voetnoot1924
1925[regelnummer]
En ylen als Alcid' naar d'afgrondt van de doodt,Ga naar voetnoot1925
En stappen, vol van moedt, in spijt van Charons boot,Ga naar voetnoot1926
Dwars over al de vloên van d'eeuwig' duister' oorden:
Hier zal ik, in 't gezicht van Cerbrus heet op moorden,Ga naar voetnoot1928
De helsche poorten voort oprammen met mijn knots,
1930[regelnummer]
Zoo zal ik, vol van wraak, in d'onderaardtsche rots,Ga naar voetnoot1930
Deur spooken, zielen, vuur en zwavelvlammen streeven.
Wie overwinnen wil moet zich in noodt begeeven.Ga naar voetnoot1932
Scheur aardtrijk, scheur van een door 't stampen van mijn voet:
Nu zal ik haar, want d'aardt ontsluit, uit d'afgrondts vloedtGa naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
Gekeetent sleepen, om aan 't Grieksche volk te geeven.
Priester.
Hoe lang, o hemel! zal Medé' Korint doen beeven?
Ik volg de Vorsten tot een steun voor ongeval.Ga naar voetnoot1937
Door hulp van 't heiligdom behoudt men 't langste stal.Ga naar voetnoot1938
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||
Rey van Korintsche vrouwen.
Zang.
Het hof dat flus noch wist te pronken,Ga naar voetnoot1939
1940[regelnummer]
Met hooge wal en diepe gracht,
Is nu in vuur en vlam verdronken.
Een kleene vonk heeft groote kracht.
De vlammen wijken voor geen traanen.
Hier eist een heele watervloedtGa naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
Tot hulp van Vorst en onderdaanen.
De menschen smooren in de gloedt;
Men kan noch hoog' noch laage kennen:
Hun lijken zijn elkaâr gelijk.
Het vuur is schrikkelijk in 't schennen.Ga naar voetnoot1949
1950[regelnummer]
O huisgoôn! strek ons tot een wijk.Ga naar voetnoot1950
Is dit de vrucht van zeegewenschen?
Wy wachten wildtbraadt uit het Hof,
En 't schaft ons halfgebraade menschen,
In schootelen van gloeient stof.
1955[regelnummer]
Een bruiloft past geen wreê bankketten.
De Blijdtschap walgt van zulk een kost,
Ja weigertz' aan haar mondt te zetten.
Men schenkt ons bloedt voor bruilofsmost,Ga naar voetnoot1958
Vol traanen, gal en alssem ranken.Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Prokrustus schonk nooit zulk een wijn.Ga naar voetnoot1960
Dit zijn ondrinkelijke dranken.
Och! was het doodelijk fenijn,
Zoo raakte wy heel draa te sneeven.Ga naar voetnoot1963
Geen wreeder doodt dan pijnlijk leeven.
Teegenzang.
1965[regelnummer]
Wie weederwraak begeert te pleegen,
Betoont zich overstout van aart.Ga naar voetnoot1966
De weêrwraak lijdt geen nauwe weegen,Ga naar voetnoot1967
Zy streeft deur water, vuur en zwaardt;
Haar dorst is slechts door moordt te lessen:
1970[regelnummer]
Want zy is vol van helschegloedt:
Hier slijpt zy sabels, pijlen, messen,
Belust op dierbaar menschebloedt:
Daar draaitze stroppen om te wurgen:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||
Gins mengtze haatelijk vergift.Ga naar voetnoot1974
1975[regelnummer]
De wreedtheidt hout zich niet verburgen.
De weêrwraak is een dolle drift,
Die van de hemel wordt verbooden:Ga naar voetnoot1977
Maar hier wordt zy voor wijs geacht.
Wie deugdtlijk wreekt behaagt de gooden.Ga naar voetnoot1979
1980[regelnummer]
De gunst der goôn heeft groote kracht.
Dies laaten wy, om ons te wreeken,
Medea stooten in het graf:
Zoo zal men loflijk van ons spreeken.
Wie wreedt is past een wreede straf.
1985[regelnummer]
De wraakzucht helpt my 't hart aan branden,
Gelijk haar moordtvuur Kreons hof.
Korinten wapen uwe handen,
En smoor haar diep in bloedig stof,
En gloeient puin van dak en muuren.
1990[regelnummer]
Wie wijslijk wreekt kan ramp verduuren.Ga naar voetnoot1990
Toezang.
Gy hebt het moordtmes uitgetoogen,
Maar 't is een goddelooze daadt.
De wraak beneevelt brein en oogen.
Medea heeft geen schuldt aan 't quaadt;
1995[regelnummer]
Zy is uw gramschap slechts ontweeken:
Het hof is door 't onkuische vuur
Van Jazon en Kreüz' ontsteeken:Ga naar voetnoot1997
Door hen zijn daaken, transsen, muur,
En menschen onder een gevallen.Ga naar voetnoot1999
2000[regelnummer]
't Onkuische vuur verheert de borst.Ga naar voetnoot2000
De wellust morzelt starke wallen.
Dit komt van trouwen met een Vorst
Die zijnen Ega heeft verdreeven.Ga naar voetnoot2003
Het trouwen staat Kreüza duur.
2005[regelnummer]
Wy hoeven naar geen wraak te streeven,
Men valt hier in zijn eigen vuur.
Medea pleegt geen booze daaden,
Dan dat zy Jazon leeven laat.
Verraaders hoort men te verraaden.Ga naar voetnoot2009
2010[regelnummer]
Wie 't huwlijk breekt vervalt in haat.
Wy zijn gewrooken door hun rampen:
Dit zoet heeft onze bitterheidt.Ga naar voetnoot2012
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||
Zoo blinkt de zon, omheint van dampen.Ga naar voetnoot2013
Zoo lacht men als zijn vyandt schreit.
2015[regelnummer]
Laat ons de huizen slechts behouwen.
De Vorsten kunnen hooven bouwen.Ga naar voetnoot2016
Slotzang.
Al wierdt Korinten heel verslonnen,Ga naar voetnoot2017-2030
Noch zou 't verrijzen voor 't gemeen:Ga naar voetnoot2018
Haar grootheidt is van kleen begonnen,
2020[regelnummer]
Door toevoer van verscheide zeen.
De zeevaart is een bron van zeege.
De zeegen maakt de burgers rijk.
De rijkdom is een goude reegen.
Nu bruist het deur Neptunus wijk,Ga naar voetnoot2024
2025[regelnummer]
En voert de vlag op alle baaren.
Het Zuiden, Noorden, Oost en West,
Ontmoeten ons met diere waaren.Ga naar voetnoot2027
Al d'aardt heeft hier haar markt gevest.
De hofbrandt is slechts mist in 't daagen.Ga naar voetnoot2029
2030[regelnummer]
Een starke boom verduurt de vlaagen.Ga naar voetnoot2030
| |||||||||||||||||||||||||||
Vyfde bedryf
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iuno.
Dit huwlijk wordt van my op 't allerfelst gehaat:Ga naar voetnoot2038
Want Jazon heeft zijn trouw tot tweemaal toe ontbonden.
2040[regelnummer]
Een die zijn trouw ontbindt heeft Junoos recht geschonden.
Wie 't recht van 't huwlijk schent veracht de gunst der goôn.
Merkuur vliegt by Venus en Iuno.
Venus.
Wat jaagt u in deez' wolk? zeg Majaas vlugge zoon.Ga naar voetnoot2042
Merkuur.
Ik kom uit Kreons hof met schrikkelijke zaaken.
Iuno.
Laat hooren wat gy brengt, het zou ons kunnen raaken.
Merkuur.
2045[regelnummer]
Toen Jazon met Kreüz' veur 't outer wierdt getrouwt,
Ontfing zy op haar hooft een kroon van louter goudt,
Die haar Medea, door haar Voester, deedt vereeren:
Maar deeze kroon was, door haar toveren en zweeren,Ga naar voetnoot2048
Vol heilloosvuur gebrocht, dat op haar hooft ontstak:Ga naar voetnoot2049
2050[regelnummer]
Nu vloog de vlam verwoedt in 't uitgespanne dak,Ga naar voetnoot2050
En knaagde met haar scherp en gloeientheete tanden
De zuilen, welfssels, vloer, en dichtbemaalde wanden,
Tot aan het binnenst toe van d'opgesteege muur,Ga naar voetnoot2053
Om alles in haar balg, vol van verslindent vuur,
2055[regelnummer]
Dat staâg naar voedtsel haakt, heel gulzig in te zwelgen.
De vlammen wisten staal en kooper te verdelgen.Ga naar voetnoot2056
Nu hoort men een geschreeuw dat aan de starren stuit:
Het Burgerkrijgshooft vloog, verbaast op 't moordtgeluidt,Ga naar voetnoot2058
Met wapens in de vuist, naar d'opgesteege wallen;
2060[regelnummer]
Wat vyandt wil, riep hy, Korinten overvallen?
Het vrouweheir is doodt: ik staa voor stadt en Staat.Ga naar voetnoot2061
De wakkerheidt behoedt de steeden voor verraadt.
Hier op zag hy het hof gelijk een brandend' oven.
Hy zocht Vulkanus door Neptunus uit te dooven.Ga naar voetnoot2064
2065[regelnummer]
Het heele hof geleek een eeuwig gloênde kolk.Ga naar voetnoot2065
De binnetrans was vol van allerleie volk;Ga naar voetnoot2066
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||
Maar 't zag geen uitkomst door het overschichtig branden:Ga naar voetnoot2067
Het kloppen veur de borst; het wringen van de handen;
Het trekken by het hair, noch 't weenen deedt geen nut.
2070[regelnummer]
De bronnen wierden, om te lessen, leeg geput:
Maar 't hof heeft door het nat in 't minst geen hulp genooten:
't Was of zy brandent pik in gloeiend' oly gooten,
Deurmengt met zwavel, herst, salpeter en herpuis.Ga naar voetnoot2073
De winden bliezen, om het koninglijke huis
2075[regelnummer]
Te schenden, in het vuur, dat alles quam verdeilen.Ga naar voetnoot2075
De mannen schreeuwden naar om natgemaakte zeilen;Ga naar voetnoot2076
Maar 't schreeuwen was vergeefs, men hadt zich niet verzien,Ga naar voetnoot2077
De vrouwen schooten toe, om 't vuur het hooft te biên,
Met praalgewaaden, die zy nat van traanen maakte:
2080[regelnummer]
Deez' brocht haar keurssen, die van heldre steenen blaakte':Ga naar voetnoot2080-2083
Zulk een tapijten, vol van beelden, schoon van verf:Ga naar voetnoot2081
Een ander sluiers, op het kunstigst' van MinerfGa naar voetnoot2082
Vol paarlen geborduurt, om 't hout van 't dak t'omvatten.
Het parssen van de noodt ontziet noch kunst noch schatten.
2085[regelnummer]
De wolken wierden meest bedekt van rook en stof.
Toen Febus zijn gezicht liet daalen op het hof,Ga naar voetnoot2086
Ontzetten hy van schrik; zijn luister scheen gezonken:
Hoe! durft gy my, riep hy, met uw verwoede vonken
En vlam bestormen op mijn waagen van roobijn?
2090[regelnummer]
Dat zal u missen: want ik zal'er teegens zijn.Ga naar voetnoot2090
Een die al d'aardt verlicht wil zich niet laaten hoonen.
Wie machtig is behoort zijn moogentheidt te toonen.Ga naar voetnoot2092
Wy lijden gloedt noch rook veur onze zonneschijn.Ga naar voetnoot2093
Zoo riep de godt van 't licht, en vatten een gordijn
2095[regelnummer]
Van duizent wolken, en hy schoof het veur zijn straalen:
Hierop zag ik een nacht zoo dik en duister daalen,
Of al de nachten t'zaam vergaaderden by een.
De duisterheidt die staâg de naare schriklijkheên
Bemantelt met haar kleedt, ondekte hier de naarheidt.Ga naar voetnoot2099
Iuno.
2100[regelnummer]
In duisternis vertoont de brandt de meeste klaarheidt.Ga naar voetnoot2100
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||
Venus.
't Verhaalen van de brandt heeft my het hart deurwondt.Ga naar voetnoot2101
Iuno.
Hoe ging het met al't volk dat op de transsen stondt?
Merkuur.
Toen 't vuur de zuilen, die de marmre transsen schraagde,
Na langen teegenstant, tot in het hart deurknaagde',
2105[regelnummer]
Quam trans en volk gelijk neêrploffen in het vuur:
Het scheen dat met de val van d'overzwaare muur,
De hemelen, verwoedt, afgrijselijk ontslooten,Ga naar voetnoot2107
En dat Jupijn als dol met al zijn donderklooten,Ga naar voetnoot2108
Weerlichten, blixemen, Olymp en Pelion,
2110[regelnummer]
Twee bergen daar hy 't heir der reuzen meê verwon,
Om heel Korinten te verdelgen, aan quam vallen.
De huizen, tempelen en steigerende wallenGa naar voetnoot2112
Beweegden, scheurden, en weergalmde door de val.
Laat al d'aardtbeevingen, die ooit in 't aardtsche dalGa naar voetnoot2114
2115[regelnummer]
Op steeden, landen, bosch, op bergen en op vloeden,
Met al haar krachten, tot bederf der menschen woeden,
By een verschijnen, tot een schrik van 't algemeen,Ga naar voetnoot2117
Noch zullen zy al t'zaam zoo groote schriklijkheên
Niet baaren, dan het hof in Kreons ruime schanssen.Ga naar voetnoot2119
2120[regelnummer]
Deez' rees het hair te berg, door 't daalen van de transsen:
Die wierdt heel koudt van angst als 't heete vuur ontstak:
Een ander sloot het hart door 't oopnen van het dak:Ga naar voetnoot2122
Veel storte traanen daar zy water moesten scheppen:Ga naar voetnoot2123-2125
Die stondt weer stijf van schrik, daar 't noodig was te reppen:
2125[regelnummer]
De meesten zweegen daar men order geeven moest.
Een schichtig onheil maakt het gaauwst vernuft verwoest.Ga naar voetnoot2126
De menschen zijn verbaast in onverwacht' ellenden.Ga naar voetnoot2127
De grijze Koning riep, omheint van lijfschutbenden:Ga naar voetnoot2128
Voort smijt de wapens, die gy voert, uit uwe handt:
2130[regelnummer]
Wy moeten worstelen met een verwoede brandt.Ga naar voetnoot2130
De branden zijn niet dan met water uit te dooven.
Helpt my de huisgoôn, eerz' in deeze gloeiend' oven
Verbranden, bergen, zoo ontgaa ik zond' en hoon.Ga naar voetnoot2133
Wie 't heiligdom beschermt verkrijgt de gunst der goôn.Ga naar voetnoot2134
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||
2135[regelnummer]
De gunst der gooden baart een vorstelijk vermoogen.Ga naar voetnoot2135
Hier zweeg de Vorst, en is in 't brandend' hof gevloogen:
Maar 't hooft wierdt hem verplet door 't vallen van een muur:
Zijn herssens spatten, roodt van bloedt, in 't blaakent vuur:
Wie zag dit zonder zich de hairen uit te trekken?
2140[regelnummer]
Het vuur dat hem vermoordt moest hem voor lijkvuur strekken.
Zijn graf was bloedig puin, zijn zark een gloênde steen.
Men zag het volk dat met de transsen naar beneên
Quam storten in de vlam, zoo zwart als mooren braaden.
Deez' hadt een marmersteen op zijne buik gelaaden,Ga naar voetnoot2144
2145[regelnummer]
En stak zijn armen, hooft en beenen rondtom uit,
Gelijk een schildtpadt, die op d'overharde huidt
Van zijne rug neêrvalt, en weer biedt om te keeren.Ga naar voetnoot2147
De Priester, die Jupijn met offerhandt zou eeren,
Wierdt zelf, in 't offeren, een dierbaar offerhandt:Ga naar voetnoot2149
2150[regelnummer]
Maar 't hof was 't outer en de lesselooze brandt
Het helder offervuur, dat hem ook heeft verslonnen:
De vrouwen die het hart der mannen overwonnen:Ga naar voetnoot2152
Door een onzichtbaar vuur, dat uit haar oogen quam,
Verteerden hier tot asch door eene zichtbre vlam.
2155[regelnummer]
Al wat moordtdaadig heet is hier by een verscheenen.
Hier wierdt'er een, die in het vallen by zijn beenen
Bleef hangen aan een haak, geroostert in de gloedt:
Daar stak een hooft uit puin, begruist van stof en bloedt:
Gins een verpletterd' arm, en elders niet dan handen.
2160[regelnummer]
Korinten plag altijdt haar dooden te verbranden;
Maar 't vuur van 't hof verbrandt die noch in 't leeven zijn.
Die flus verdronken lag in Jazons bruilofswijn,Ga naar voetnoot2162
Vondt nu geen water om de vlammen doof te maaken.Ga naar voetnoot2163
Geen duizent Etnaas, die haar zwavelvonken braaken,
2165[regelnummer]
Deurmengt met koolen, vlam, pikklooten, asch en steen,Ga naar voetnoot2165
Die uit haar schoorsteenkolk, dwars deur de wolken heenGa naar voetnoot2166
Opsteigren naar 't gestarnt, om 't zonlicht aan te randen,Ga naar voetnoot2167
Zijn zoo afgrijselijk dan 't hof dat ik zag branden.
De heele stadt was, door de vonken, in gevaar.
2170[regelnummer]
Prins Jazon scheen ontzint, hy trok zich zelf by 't haar.
In deeze droeve stant heb ik Korint begeeven.
Iuno.
Hoe staat het met Kreüz'?
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||
Merkuur.
Het vuur brocht haar om 't leeven.
Nu vlieg ik naar Jupijn, om oopening te doen.Ga naar voetnoot2173
Hy vliegt naar de lucht.
Venus.
Aëtus dochter zal voor deeze wreedtheidt bloên.Ga naar voetnoot2174
Iuno.
2175[regelnummer]
Wie brein heeft moet zijn bloedt door reeden laaten koelen.
Venus.
Medea moet het vuur van Venus gramschap voelen:
Ik zal haar van mijn zoon doen schieten in het hart,Ga naar voetnoot2177
Dat zy verlieven zal, tot boeten van mijn smart,
Op zoo wanschapen man als immer is gevonden:
2180[regelnummer]
Maar hy zal lachen met haar diepe minnewonden;
En d'oogen sluiten als zy hem haar borst laat zien;
Ja walgen als zy hem haar lippen aan komt biên:
Dit zal een bittre spijt in haare boezem brouwen.Ga naar voetnoot2183
De spijt heeft groote kracht op afgezette vrouwen.Ga naar voetnoot2184
2185[regelnummer]
Gewraakte liefde nijpt veel feller dan de doodt:Ga naar voetnoot2185
Maar al de spijten zijn, hoe bitter en hoe groot,
Noch zoet en kleen, by die een wakkre vrouw ontmoeten,Ga naar voetnoot2187
Als haar een misgeboort' van lichaam, hooft en voeten,
Zijn weedermin ontzeidt, en vinnig teegenstreeft.Ga naar voetnoot2189
2190[regelnummer]
Ik wil dat zy die hoon, die schandt en smaadt beleeft.
Iuno.
Zy brocht Kreüza voor haar overspel om 't leeven.
Venus.
Wie 't lijf verbeurt behoort men aan 't Gerecht te geeven.Ga naar voetnoot2192
Zy hadt geen macht tot recht; dies is Kreüz' vermoordt.
Iuno.
Medea worden in Korinten niet verhoort;Ga naar voetnoot2194
2195[regelnummer]
Haar rechtëis scheen de Vorst te hoog in top te steigren.Ga naar voetnoot2195
De Rechter pleegt geen recht die iemandt recht durft weigren:
Maar die 't boosaardig noemt heeft overwel gezegt.Ga naar voetnoot2197
Wie recht geweigert wordt gebruikt zijn macht voor recht.
Dit veurrecht heeft Natuur in 't hart van 't volk geschreeven.
2200[regelnummer]
Natuurrecht is het starkst, het lijdt geen teegenstreeven.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dies heeft Medea haar door dwang in 't graf doen gaan.Ga naar voetnoot2201
Wie quaadt door dwang bedrijft wordt van de noodt geraân:Ga naar voetnoot2202
Deez' leert de menschen zich naar d'overvallen voegen.Ga naar voetnoot2203
De noodtdwang kan Natuur en 't wettig Recht vernoegen.Ga naar voetnoot2204
Venus.
2205[regelnummer]
De noodt van Jazons bruidt heeft my tot wraak getart.
Iuno.
Zwijg, zwijg stiefdochter, zwijg, ik wordt te lang gesart.Ga naar voetnoot2206
Venus.
De stormen die op zee, deurmengt met starke winden,Ga naar voetnoot2207
Krijgsvlooten zwaar van hout en yzerwerk verslinden;
Aardtbeevingen vol kracht, die d'onverwrikber' aardt
2210[regelnummer]
Doen schudden, en de steên, dat niet dan onheil baart,Ga naar voetnoot2210
Tot puin vermorselen; en 't vuur der blixemschichten,
Dat bosschen en gebergt voor haar geweldt doet zwichten,
Zijn zoo afgrijslijk niet dan eene stiefmoêrs haat
Voor 't aangehuwde kindt.
Iuno.
Ik wil geen bittre smaat,
2215[regelnummer]
Noch bitse woorden van de wufte Venus hooren.
Venus.
Wy zijn hier in Korint, laat ons het twisten smooren.
Iuno.
'k Ontsluit de wolken, om te zien in Kreons hof.Ga naar voetnoot2217
Het veurtooneel verandert in een hof.
Venus.
Hier komt Kreüza, die, door 't heillooz' toverstofGa naar voetnoot2218
De geest gegeeven heeft: wie zucht niet om haar rampen?
2220[regelnummer]
De zwarte lijkbaar pronkt met flikkerende lampen:
Men draagt de koppen van de stieren, hardt van huidt,Ga naar voetnoot2221-2222
En draak en 't guldevlies, al zingende veur uit.
Rey van zangsters veur Kreüsaas Lykstaatcy. Iazon. Hooftman. Venus. Iuno.
Korintsche maagden helpt ons treuren,
Gy moet uw borst en aangezicht
2225[regelnummer]
Met uwe nagels oopenscheuren:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wy zijn al t'zaam tot rouw verplicht.
Verandert uwe bruilofskranssenGa naar voetnoot2227-2228
In doffe lijkcypres.
De droefheidt walgt van blijde glanssen.
2230[regelnummer]
De doodt van een Prinsses
Eist deerelijke zangenGa naar voetnoot2231
Deurmengt met naar gezucht.Ga naar voetnoot2232
Besproeit uw purpre wangen
Van enkel' ongenuchtGa naar voetnoot2234
2235[regelnummer]
Met eene vloedt: : // : : van zilte traanen.Ga naar voetnoot2235
Een droevig hof past schreiend' onderdaanen.
Iazon.
Weet gy niet waar Kreüz', mijn Ega, is geloope'?
Hooftman.
Hier leit het waarde lijk, tot deernis van Euroope.Ga naar voetnoot2238
Iazon.
Ik wil het zilten in de traanen die ik ween.
Hooftman.
2240[regelnummer]
Wy brengen haar naar 't vuur, gevolgt van groot en kleen.
Iazon.
Door welk een vuur zal ik Kreüzaas lijk verbranden?
Op onderdaanen, op, met bijlen in uw handen,
Ontbloot de hoog' Olymp van Herkles populier:Ga naar voetnoot2243
En d'eedle Dafne van Apollos lauwerier;Ga naar voetnoot2244
2245[regelnummer]
Ja klimt op Atlas kruin, vol vette pijnboombosschen;Ga naar voetnoot2245
Vergeet geen Liban: want de toppen zijn bewosschenGa naar voetnoot2246
Met cedren zwaar van stam: dit lijk vereist veel hout;
Berooft Arabiën het heilig wierookwoudt,Ga naar voetnoot2248
't Geboomt van scherpkaneel, en diere balssemtakken;Ga naar voetnoot2249
2250[regelnummer]
Men moet al wat'er groeit tot aan de grondt afhakken,
En staapelen op een tot lijkrijs voor mijn bruidt;Ga naar voetnoot2251
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||
Gy moet al d'eiken van Dodoon, daar 't schel geluidtGa naar voetnoot2252
Van Jupiter uit klinkt, door uwe bijl doen vallen:
Dan wil ik dat de zon, in 't heetste van het brallen,Ga naar voetnoot2254
2255[regelnummer]
De mijt ontsteeken zal van d'uitgespanne trans,Ga naar voetnoot2255
Zoo wacht ik uit haar asch een fenix schoon van glans,Ga naar voetnoot2256
Die alle fenixen, in luister, zal verdooven.Ga naar voetnoot2257
Hooftman.
Ik wil al wat gy wilt u by de handt belooven;Ga naar voetnoot2258
Dies maatig uwe rouw: wy leeven hier te leen.Ga naar voetnoot2259
Iazon.
2260[regelnummer]
Ik volg Kreüza na met sidderende schreên.
Hooftman.
Het lijk zal, zoo gy volgt, u staag tot droefheidt maanen.
Iazon.
Ik zal haar gloeiend' asch verkoelen met mijn traanen,
En vormen tot een beeldt dat haar in als gelijkt:Ga naar voetnoot2263
Dan wil ik, naar mijn plicht, die veur geen rampspoedt wijkt,
2265[regelnummer]
Een outer uit een boom van geurig myrt doen houwen,
En zetten 't heilig beeldt van d'eedelst' aller vrouwen,
Met roozen geperruikt, op 't midden van 't outaar:Ga naar voetnoot2267
Ik zal een offerkleedt doen weeven van het haar,
Dat ik, al raazent, uit mijn eigen hooft zal rukken,
2270[regelnummer]
Om, als haar tempelpaap, verkropt van ongelukken,Ga naar voetnoot2270
Het beeldt te naaderen, met toortslicht in mijn handt,
En lijkcypres op 't hooft: in zulk een naare stant,Ga naar voetnoot2272
Zal my het hart vol vuur, mijn gorgel vol van zuchten,Ga naar voetnoot2273
En mondt vol klachten zijn.
Hooftman.
Ey staak uw ongenuchten:Ga naar voetnoot2274
2275[regelnummer]
Uw dapperheidt is nooit van laffigheidt bemorst.Ga naar voetnoot2275
Iazon.
Ik wil een kelk met bloedt doen tappen uit mijn borst,
En met een reegenvlaag van brakke traanen mengen;
Dit zal ik op 't outaar aan 't beeldt ten offer brengen,
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||
Om haar vergramde ziel te paaien met dit nat:Ga naar voetnoot2279
2280[regelnummer]
Dan zal ik knielen, en door zorgen afgemat,
Mijn aangezicht en borst met nagels oopen rijten,
En driemaal na elkaâr in 't oor van d'afgrondt krijten:
Kreüza kuische maagdt; Kreüza schoone bruidt;
Kreüza wijze vrouw, uw ongeval komt uit
2285[regelnummer]
Mijn ontrouw; want Medé' brocht u door my om 't leeven;Ga naar voetnoot2285
Maar ik heb deeze zondt om uwe min bedreeven:
Dies zijt ghy schuldig om my van die zondt t'ontslaan.Ga naar voetnoot2287
Wie dat een schelmstuk om zijn weermin heeft gedaan,Ga naar voetnoot2288
Heeft niet van die hy mint, maar van een vreemt te lyen.Ga naar voetnoot2289
Hooftman.
2290[regelnummer]
Laat ons, dit bidden wy, dit lijk het vuur toewyen,
De doodtbus wacht om d'asch op 't sierlijkst te bekleên.Ga naar voetnoot2291
Iazon.
Wy moeten heel Karpaat, van harde marmersteen,Ga naar voetnoot2292
In 't midden van de zee, met beitels stukken houwen,Ga naar voetnoot2293
En van de blokken voor haar asch een grafsteê bouwen:
2295[regelnummer]
Laat Indus, Ganges en al waar de zon eerst blinkt,
Zelf d'Oceaan, die al de werreldtkloot omringkt,Ga naar voetnoot2296
Hun schat aan 't graf besteên, eer dat wy hen bespringen.Ga naar voetnoot2297
Die 't stoute noorden dwong kan 't moedtlooz' oosten dwingen.Ga naar voetnoot2298
Ik zal Paktool en Taag ontblooten van hun goudt,Ga naar voetnoot2299
2300[regelnummer]
En laaten het Vulkaan, die zich op Lemnos houdt,Ga naar voetnoot2300
Vervormen tot haar schildt, om veur haar graf te zetten:
Maar zoo de donder woedt om 't wapen te verpletten,
Zal ik my wapenen als in Aëtus wijk.Ga naar voetnoot2303
Hooftman.
Hou moedt, o Prins! hou moedt tot steun van Kreons Rijk.
Iazon.
2305[regelnummer]
Wijk blijde Vroolijkheidt, verzelt van dartelheeden.
Hooftman.
Wie onheil overkomt moet luisteren naar reeden.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iazon.
Wijk vrindelijk Gevley, vol onbestandigheidt.Ga naar voetnoot2307
Hooftman.
Het past niet dat een Prins zijn ongeval beschreit.
Iazon.
Wijk ydel handtgeklap, vriendin van jeugdig' ooren.
Hooftman.
2310[regelnummer]
Een wijze Vorst behoort altijdt na raadt te hooren.
Iazon.
Wijk al wat droefheidt wijkt, of't zal hier anders gaan.Ga naar voetnoot2311
Hooftman.
Indien wy wijken blijft het lijk alleenig staan.
Iazon.
Kom doffe Droevigheidt, die nooit om blijdtschap lachte;
Maar kom verzelschapt van d'erbarmelijke Klachte;
2315[regelnummer]
Kom deerelijk Geween, en jammerlijk Gezucht;
Kom mijmerende Rou, en quynend' Ongenucht;
Kom troosteloos Misbaar, en, Wanhoop, boos van zinnen;Ga naar voetnoot2317
Kom al die mijn Kreüz' om deugdt en glans beminnen,
Wy moeten vijfmaal om 't gewyde graf heen gaan,
2320[regelnummer]
En vijfmaal weenen als elk lijkzang is gedaan,
En vijfmaal in het stof op 't aanzicht needer vallen:
Wat gy al t'zaam zult doen, op dat haar asch zal brallen,Ga naar voetnoot2322
Zal ik alleenig doen: want min heeft my verplicht.
Hooftman.
Heeft Jazon uitgetreurt?
Iazon.
Vlieg voort uit mijn gezicht.
Hooftman.
2325[regelnummer]
Wy gaan naar 't lijkvuur toe, heeft Jazon meer te zeggen?
Iazon.
Ik stap veurheen en zal my eerst op 't lijkvuur leggen.Ga naar voetnoot2326
Hooftman.
Voort, volg de droeve Prins, eer dat hy zich misdoet.
Venus.
Kan Juno lijden dat de Bruidegom dus woedt?Ga naar voetnoot2328
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iuno.
Kon Jazon lijden dat Medé om hem moest lijden?
2330[regelnummer]
Wie andre leedt aan doet verwacht geen beter tijden.
Venus.
Ik sluit de wolken toe, eer d'aardt uw nijdt veracht.
Iuno.
Ik zie de Dondergodt, op zijnen arendtsschacht,Ga naar voetnoot2332
In een bestarnde wolk, van d'opperhemel daalen:
Zijn kroon en blixem zijn vol schitterende straalen.
Venus.
2335[regelnummer]
Nu zal men onz' verschil in 't kort geëndigt zien.Ga naar voetnoot2335
Jupiter op een vliegende arent. Iuno. Venus.
O grootste hooftgodin van al die hier gebiên!
Merkuur heeft my 't bedrijf van Kreon laaten hooren.Ga naar voetnoot2337
Dit ongeval was hem van 't noodtlot lang beschooren.Ga naar voetnoot2338
Het noodtlot staat zoo pal gelijk een staale muur:
2340[regelnummer]
Geen donder, dol in 't woên, noch blixem, heet van vuur,
Hadt macht om dit besluit, dat vast stondt, op te houwen.Ga naar voetnoot2341
Medea zal noch lang in bosschen, landtgebouwen,Ga naar voetnoot2342
Spelonken, diep in d'aardt, en bergen steil van kap,
Al quynent doolen in een lange ballingschap,Ga naar voetnoot2344
2345[regelnummer]
Noch zal zy na 't verloop van jaaren aassem haalen.Ga naar voetnoot2345
De rampen woeden wel: maar 't noodtlot steltze paalen.
Dit dient d'ellendigen tot steunsel in hun noodt.
Wie lijdt en hooploos is verhaast zijn eigen doodt.
Prins Jazon die van daag met zyn Kreüz' zou brallen,
2350[regelnummer]
Gelijk hy met het Vlies, zal, na veel ongevallen,
Medea, die nu vlucht, ontfangen in genaâ:
Dan zullen zy meer vreugdt, al komt de blijdtschap spaâ,
Genieten, als toen zy veur 't outer eerst verscheenen.
Wie stof tot lachen heeft gedenkt geen meer om weenen.Ga naar voetnoot2354
2355[regelnummer]
Zoo wijkt de nacht wanneer de zon zijn poort op doet.Ga naar voetnoot2355
Dit is hun noodtgeheim na lange teegenspoedt;Ga naar voetnoot2356
Dies staak uw lasteren, en voeg u na haar wettenGa naar voetnoot2357
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||
Iuno.
Mijn man en broêr, ik zal my teegens 't lot niet zetten.
Venus.
Ik voeg my na haar wil.
Iuno.
Ik doe het zelfde meê.
Jupiter.
2360[regelnummer]
't Geheim van 't noodtlot is een grondelooze zee.
UIT.
|
|