Toneelwerken
(1975)–Jan Vos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| ||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||
Aan I.H.Ga naar voetnoot+
Uw Klucht is niet op maat, om dat ze heel op maat is.Ga naar voetnoot1
Een Klucht moet zijn als 't graauw dat onbepaalt in praat is.Ga naar voetnoot2
Wat elk in Treurspel roemt wordt in een Klucht gewraakt.Ga naar voetnoot3
Een maatelooze Klucht is recht op maat gemaakt.Ga naar voetnoot4
JAN VOS.
| ||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||
Kluchtspeelders.
Het tooneel is by en in 't huis van, &c. | ||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||
Klucht van Oene
Fijtje. Ritsaart.
Fijtje.
Ritsaart, heb ik men woort van op te passen niet ehouwen?Ga naar voetnoot1
Ritsaart.
Wat dat de hel niet weet te deinken, dat weeten ritse vrouwen.Ga naar voetnoot2
Fijtje.
Wat zeidt men liefste daer?
Ritsaart.
Dat et vaatje mit wijn,
Dat ik jou gisteren belooft heb, veur morgen hier in huis zel zijn:
5[regelnummer]
Maar ik mien et te sluiken, om et geldt van de zijs te bespaaren.Ga naar voetnoot5
Trijn. Ritsaart. Fijtje.
Trijn.
Ey! vrouw kom in huis; miester wordt wakker, en begint hy te baeren.Ga naar voetnoot6
Ritsaart.
Jou miester moet jou veul vereeren, om dat je miest an zen kant helt.Ga naar voetnoot7
Trijn.
Dat hy geeft, heb ik liever dat hy onder men voet as in men handt stelt.Ga naar voetnoot8
Ick hou veul mier van ien geever as van ien beloover.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Miester wordt wel dikwils zeeziek: maar hy geeft niet over.Ga naar voetnoot10
Fijtje.
Gae jy in de Kelder; hoor je wel Trijn?
Oene roept van binnen.
Hou, Fijtje, hou, wat doeje in de nacht van et bedt?Ga naar voetnoot11
| ||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||
Fijtje.
Ik gae iens nae 't sekreet: want de waterpot is verzet.Ga naar voetnoot12
Oene.
Ik rae je kom weerom.
Fijtje.
Et mocht me onder weeg ontschieten.
Oene.
Waer blijfje? hoorje niet?
Fijtje.
Ik kan et immers niet uit zwieten.
Oene.
15[regelnummer]
Slaet'er wat eieren in: hoorje: maakt et wat kort.Ga naar voetnoot15
Ritsaart.
De anslag is mislokt.Ga naar voetnoot16
Fijtje.
Acht dat niet, of Oene gnort;
Ik weet die zottebol wel drae in slaep te sussen,
Dan keunen wy menkaar wel zonder schreumen kussen.Ga naar voetnoot18
Oene.
Hou, Fijtje hoorje? hoe maakje et daer zoo lang?Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ik komje strikstrak by mit ien schaer, of mit ien nijptang.Ga naar voetnoot20
Fijtje.
Rust jy jou hooft men vaar, et zel nou met ien veeg lukken.Ga naar voetnoot21
Oene.
Ik wou in die tijt men darmen wel leeg drukken.Ga naar voetnoot22
Fijtje.
Kom Ritsaart, schuilje in de wieg, want men kint is by men snaar,Ga naar voetnoot23
En Oene weet'et niet, dies is'er in 't minste gien gevaar.Ga naar voetnoot24
Ritsaart.
25[regelnummer]
Ik zel huilen en jy zelt zingen.Ga naar voetnoot25
Fijtje wiegt Ritsaart, en zingt: Van drie Moffen en drie Vinken, &c.
Fijtje.
Et me kijntje ien hoesje ekrijgt? is et galletje over eloopen?
| ||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||
Ik zel jou ien duit an razijntjes en ien bakkers koekje koopen.Ga naar voetnoot26
Jy zelt mit jou Mamma by jou groote Papa gaen.Ga naar voetnoot27
Dan zel ik jou vertellen van et Varken dat niet School wou, of men most et School draagen gaen.Ga naar voetnoot28
Ja ik zel jou et sprookje van Erritje, Boontje, Strootje en Kooltjevier zeggen;Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Hoe dat Strootje, in plaats van ien brug, over ien sloot ging leggen;
Daar Erritje over heen rolde, om niet te koomen in noodt:Ga naar voetnoot31
Maar mit dat Kooltjevier op et midden quam, branden et Strootje deur, en Kooltjevier viel in de Sloot,Ga naar voetnoot32
Daer et zen ongelok, as jy wel kan deinken, betreurde.
En hoe Boontje om Kooltjeviers ongelok zoo lachte dat zijn naersje scheurde.
35[regelnummer]
Hoe dat Boontje toen, om ien lapje veur zen naers te krijgen, nae ien schoenlapper tradt.
Seur die tijdt hebben al de Boontjes zwarte lapjes veur heur naers ehadt.Ga naar voetnoot36
Oene. Fijtje. Ritsaart.
Oene.
Wel, Fijtje wat is hier te doen? dus in de nacht te zingen?Ga naar voetnoot37
Fijtje.
Et kijndt stelt de pijpen vaar, et zou schier uit de wieg springen.Ga naar voetnoot38
Oene.
Sus, sus, jy stoute boef, leg stil jy argegast;Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Jy moet haest in de broek: want me dunkt dat jy de wieg ontwast.Ga naar voetnoot40
Ik zel jou school besteen by miester Floor de vreemdert:Ga naar voetnoot41
Liert dan e, n, tuttelende, b, a, ba, b, o, bo, in 't groot eemdert.Ga naar voetnoot42
Fijtje.
Nou kijk jou papa iens an, zoo krijgt hy licht een duit uit zen tas.Ga naar voetnoot43
| ||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||
Oene.
De jonge lijkt me of hy uit men aanzicht esneen was.Ga naar voetnoot44
Fijtje.
45[regelnummer]
Men kijndtje et epist: loop ien drooge luier haalen.
Oene.
Ik loop na binnen, de tijdt lijt niet dat ik lang zel draalen.Ga naar voetnoot46
Ritsaart.
Men brandt hier hoorens, ik kies et haazepadt.Ga naar voetnoot47
Fijtje.
Ik loop al waer men Ritsaart loopt.
Ritsaart.
Verschuilen wy hier wat.Ga naar voetnoot48
Oene. Ritsaart. Fijtje.
Oene.
Stae, Ritsaart, stae, waer wilje mit Fijtje heen loopen?
50[regelnummer]
Hou stal, of ik zel jou leevendig et vel afstroopen,Ga naar voetnoot50
Al was' er sinjeur Roggestaert en juffrou Konkelpijps by.Ga naar voetnoot51
Ritsaart.
Ik heb gien noodt van hangen: want suiker steelen is te zoete dievery.Ga naar voetnoot52
Oene.
Hadt ik hum, ik dude hum wel mit ien mes in zen rubben.Ga naar voetnoot53
Ik zweer by myn tuureluur dat ik hum noch zel lubben.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ik raeje kom weerom, ier dat ik'er mier op vloek.Ga naar voetnoot55
Fijtje.
Dat loof ik wel; want jy bint ien dubbelde kater, jy vijst deur et hemt in de broek.Ga naar voetnoot56
| ||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||
Oene.
Ik zeg dat jy Fy weer geeft, of de duivel zel de kaers houwen.Ga naar voetnoot57
Fijtje.
Wat zou de drasbroek doen, hy gaet de stoel veur zen naers klouwen.Ga naar voetnoot58
Oene.
Ik zel margen na den Dam gaen en zoeken nae prokreur Boom.Ga naar voetnoot59
Fijtje.
60[regelnummer]
Ik zel jou nae vijsten en nae pissen, dan hebje veur wijndt en veur stroom.Ga naar voetnoot60
Oene.
Die guit doet slimmer, of hy men mantel van de kapstok stal, en dat kan ik niet veelen.Ga naar voetnoot61
Ritsaart.
Dat ik ze van zen schouwers stal, zou ik ze dan ook van gien kapstok steelen?Ga naar voetnoot62
Oene.
Ik gae nae Avekaet Rijnsewyn, die weet veul uit te rechten, zoo men zegt.Ga naar voetnoot63
Fijtje.
Dat is waer, hy weet veul uit te rechten: want hy et veul menschen uit haer goedt erecht.Ga naar voetnoot64
Oene.
65[regelnummer]
Wat of de meer heur veur laet staen? of mientze dat ik mal bin?Ga naar voetnoot65
Fijtje.
Jy bint ien man as ien paerdevijg: want daer is gien gal in.Ga naar voetnoot66
Oene.
Ier dat ien uur ten eindt is, zel ik schikken dat ik van heur hoor.Ga naar voetnoot67
Fijtje.
Doet zoo, schik alle dingen op zen stee, en zet de pispot in et trezoor.Ga naar voetnoot68
Oene.
Hadt ik men kortelas en was ik dan hiel in et harrenas,Ga naar voetnoot69
| ||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||
70[regelnummer]
Ik zou hum na zen gat veeteren as ien twiede Olifarrenas,Ga naar voetnoot70
Ik trots graef olykoek; ien man as are anderhalf.Ga naar voetnoot71
Laet koomen wie dat wil, al was et de geuze duivel Dikdalf.Ga naar voetnoot72
Ik bin ien man as ien kammeel; ja ien man as ien drommedaris.
Ritsaart.
Jy bindt ien man alliens as ien spiritus familiarus.Ga naar voetnoot74
Oene.
75[regelnummer]
Ick zel alle gaten deur snoffelen en zoeken na de guit.Ga naar voetnoot75
Ritsaart.
Die zen neus in alle gaten wil steeken haaltz'er dikwils bestruift uit.Ga naar voetnoot76
Oene.
Et zou me rechtevoort wel lusten, om op Fy te grauwen.Ga naar voetnoot77
Fijtje.
Of jy de duivel lusten, wie zou hem voor jou kauwen?Ga naar voetnoot78
Oene.
Als Ritsaart me te moet komt zel ik zoo blaezen dat hy veur me verschrikken zel.Ga naar voetnoot79
Ritsaart.
80[regelnummer]
Blaes vry dat jou hooren barst, jy weet wel dat jou wijf jou weer are hoorens beschikken zel.Ga naar voetnoot80
Oene.
Zou ik Fijtje soo quijt weezen? dat zou me al men leeven moeien;Ga naar voetnoot81
Zy is noch zoo jong dat mer de ooren van et hooft sneedt, ze zouwen' er van zelf weer an groeien.Ga naar voetnoot82
Daer by et ze ien gehoorzame mondt, die asze slechts lacht om ien truizenuis,Ga naar voetnoot83
Van'er iene oor tot et aar loopt en komt van zelf weer t'huys.Ga naar voetnoot84
| ||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||
85[regelnummer]
Heur rondtom kaakelbont en pumpelpaerse wangen,
Zou men in 't gasthuis veur tinne-pispotten an de bedtsteen te pronk hangen.Ga naar voetnoot86
Op heur kammoesde lippen en op heur neus van die zelfde kleur,Ga naar voetnoot87
Leest men de stoory van Orsel en Valentijn en van Blancefleur.Ga naar voetnoot88
Maar dat is al eeven veul, hier dient nou zoo veel spreekens niet.Ga naar voetnoot89
Fijtje.
90[regelnummer]
Binje zot Stijn? steek jou naers van et bedt zoo bekladtje de deekens niet.Ga naar voetnoot90
Oene.
Dat hier ien heyen was, ik liet iens in men handt kijken.Ga naar voetnoot91
Ritsaart.
Nou dient me de gelegentheidt, om Oene uit te strijken.Ga naar voetnoot92
Oene.
Hoe! is 't hier al deegelijk werk? zeg op, wie hoor ik daer?Ga naar voetnoot93
Ritsaart.
Jy hoort de duivels miester, dat is slimmer as ien toovenaar.Ga naar voetnoot94
Oene.
95[regelnummer]
Zoo wou ik wel dat jy me wat raedt gaf sinjeur duivels miester:
Want men wijf is op de bien met ien Venus priester:
Waer deur dat ik'er gun, tot straf van et onwaerde feit,Ga naar voetnoot97
Datze, asze sterft, blindt van de aarde scheit.
Ritsaart.
Et is ien kleinigheit, ien aar by zen wijf te laeten.Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Al wie ien aar by zen wijf lijt, doet an Venus werk van karitaten.Ga naar voetnoot100
Oene.
Hoe! werk van karitate? dat luitme al te schalk.Ga naar voetnoot101
Hadt ik Dibberigh etrout in de blaauwestiene blaasbalk,Ga naar voetnoot102
| ||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||
Ik hadt beter edaen; of Lobberigh mit de Mammen;Ga naar voetnoot103
Of Woutertje Lammerts; of Lammertje Lammerts in de Lammen,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Naest lamme Lammert Lammertsz. in de lamme Lammere-straet,
Dicht by de Lammere kooy daer 't lamme Lam in lamme Lammert Lammertsz. gevel staet.
Och Oene, zeyde die, laet me allien op jou liefde hoopen,
Of aars zelje me snot uit men neus zien ontloopen.Ga naar voetnoot108
Wel hoe! en spreekje niet; of en voel jy gien minne-vuur.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Ja, ja, zey ik, loop kakken by daag, de kaersse binne duur.Ga naar voetnoot110
Zie, zeyze, watje doet, ik bin de Peet van Juffrou krotten,Ga naar voetnoot111
Allernaast de drie verkierde Spaans-leere Mostert potten:Ga naar voetnoot112
Daerom beraet jou wel en wilme ook te woort staen:
Want ik bin zoo verbranst hiet, jy zout wel ien Ey in men poort braen:Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Daer by doetme 't hooft zo bezukt zier dat ik'et jou niet half kan zegge.Ga naar voetnoot115
Doet jou hooft zier, zey ik, mijn naers doet zier, willewe de zieke by menkaar legge.
En Tanneken Boterams maakte ik lest zoo dartel warm,Ga naar voetnoot117
Dat de liefde uit heur hart schoot tot achter in heur kartel-darm:Ga naar voetnoot118
Maar ze was zo morssig dat dieze de borsten wou raaken,
120[regelnummer]
Tasteze met ien pol-lepel, om dat hy zen handen niet vuil zou maaken:Ga naar voetnoot120
Maar ze had'er ien deugt by, want ze bleef op'er religi staen,Ga naar voetnoot121
Datze al-te-mets wel zey, ier ik van men geloof wou gaen,Ga naar voetnoot122
Of ier ik op et pad van de verdoemenis wou dwaalen,
Ik had liever datme de duiker van stonden an quam haalen.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Zoo bin jy, zey ik, al ien stantvastige Meyt.
Dat deynk ik wel, zeyze, men moet al veul doen om zijn zaligheyt.
Ritsaart.
Zwijg, zwijg, al lang enoeg: want dat jy me verstoorde.Ga naar voetnoot127
Oene.
Ik heb veul liever datje in men sekreet valt as in men woorden.
Ritsaart.
Ik raed jou dat jy zwijgt, en gaet ook flux van hier;
130[regelnummer]
Maar zooje hulp begeert komt over ien quartier,
| ||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||
Ik zel jou hulpzaam zijn.
Oene.
Heb jy 't zoo veur enomen?Ga naar voetnoot131
Ik binner mee te vreen om flusjes weer te komen,Ga naar voetnoot132
Om dan ter deeg te zien hoe dat men zaak voort gaet.
Fijtje.
Gaet hange-bast gaet, gort gunt dat jou de moort slaet.Ga naar voetnoot134
Ritsaart.
135[regelnummer]
Nou gaet et nae men zin.
Fijtje.
Ik bin mit et stik belaade.Ga naar voetnoot135
Ritsaart.
Ik zelme gaen verklien in Tovenaars gewaade,
En schuylen et aangesicht in ien bemorste grijns,Ga naar voetnoot137
Zoo heeft de Tover-kunst by et volk al vry wat schijns.Ga naar voetnoot138
Fijtje.
Ey maakje dan geriet.
Ritsaart.
Ik zel op alles letten.
Fijtje.
140[regelnummer]
Ik zweer dat ik Oenes hooft mit hoorens zel bezetten.
Die gorten-teller, die henne-taster, die treuzelaar,Ga naar voetnoot141
Hy doet hum op as Delfs Engels, en et is noch qualijck peuzelaar.Ga naar voetnoot142
Kom ik hum altemet ien reys om ien goet woort smeeken,Ga naar voetnoot143
Wat et hy te doen? hy hout zen mont en laet zen poort spreeken.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Zeg ik, liefste, jy weet wel dat ik zulke vlaagen haat,
Dan staet hy en grijnst als de duyvel tegen den dageraat.Ga naar voetnoot146
Ik zel nae de Schout loopen zey hy lest, en vraagen of ik jou op mach sluiten.
Wilje loopen, zey ik, zo loop ien beer in de naers zo zelje niet weerom stuiten.Ga naar voetnoot148
| ||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||
Of loopt in de pomp en haalt de klap naje toe, jy rechte droge gek.Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Ik wou dat hy was daer de peper wast: want ik bin hum soo moe as gespoge spek.Ga naar voetnoot150
Toen hy ien vryer was, toen was hy ien aar quant, dat hy ook zelf niet zel ontkennen:Ga naar voetnoot151
Want as hy uytgink, zo zeyde zijn vaar: kyeren ik laet men haan uyt, elk bewaart zen hennen.Ga naar voetnoot152
Daer ik hum ook te liever om hadt: want ik docht as ik hem kreeg, dat ik dan wat waers had,Ga naar voetnoot153
En nou ik hum heb, is hy zoo droog, ja zoo droog, as Sinteniklaas aersgat.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Ik weet gien onderscheyt tusschen hem, en Jochum van der Poelen.Ga naar voetnoot155
't Is zulken houteklik, men zou hum ien gat in 't lijf pissen en hy zou'et niet voelen.Ga naar voetnoot156
Kon ik hem wijs maaken dat hy ziek was, ik ging nae Parecelses in de bonte mant;Ga naar voetnoot157
Dats ien Dokter die me dienstig zou weezen: want die helpt'er mier van kant
As de beul van Haarlem; ja as de wreedtste der tierannen:
160[regelnummer]
Daerom is et wonder datse hum niet uit de vryheidt van Amsterdam bannen:Ga naar voetnoot160
Maar d'anspreekers zouwen et niet begeeren, dat is buiten alle vermoen:Ga naar voetnoot161
Want dat hy uyt ebanne was, dan hadt dat volk hier niet veul te doen.Ga naar voetnoot162
Wel bin ik mal, dat ik hier mit ik en weet niet wie praat?
Ik mach heen gaen: want me dunkt dat de klok daer twie slaat.Ga naar voetnoot164
Oene.
165[regelnummer]
Dat gaet nae de Duivels-miester al zou'er ien kijndt van komen.
Al wast de Duyvel zelf, ik zouw'er niet voor schromen.Ga naar voetnoot166
Ik heb wel ier (in men droom) ien roof uyt de hel ebrocht.Ga naar voetnoot167
O elemalementen wat heb ik daer al vreemde dingen besocht!Ga naar voetnoot168
Wat zwierden'er al bonte Vliegers! wat al Gravinne doeken!Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Wat al Fullepe Mantels! wat al Fluwiele Broeken!Ga naar voetnoot170
| ||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||
Hier was Jan alleman: daer Gerritaldewerelt: gins Ellikien:Ga naar voetnoot171
Hier heb ik Labbekak, en daer Verneemal ezien.Ga naar voetnoot172
De rappige Fransjes waeren'er an Kontermans staert eregen,Ga naar voetnoot173
Daer'er de Duyvel, als hy drukte, ien of scheurde om de pars mee te vegen.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
De geltzuchtige woekenaers wel ier tot de ooren toe in 't bont,
Worden'er esmolte gout deur een zulv're trechter egoten in 'er mont.Ga naar voetnoot176
d'Advokaten en Procureurs, van jongs op ebrocht tot liegen,
Hebben'er elk ien ring deur de tong om datze de duivels niet zelle bedriegen.Ga naar voetnoot178
De Bakkers die 't broodt veul lichter maakten als den eysch,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Worden'er et wicht mit hiete tangen enepen uyt haar vleys.Ga naar voetnoot180
De diefachtige Snyers, die 't laaken deur 't oog van de schaer rokken,Ga naar voetnoot181
Worden'er tot straf, deur 't oog van ien gloeyende schaer etrokken.
De Kox, die Katten en Honden voor Haazen en Konijnen verkoopen, worden'er estroopt,
En an et spit esteeken, en mit Heyntje-mans peekstok bedroopt.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
De Kassiers, die d'eerbaarheyt van haar Miesters Kas verkrachten,Ga naar voetnoot185
Tellen'er nacht en dagh niet as vyerige sticken van achten.Ga naar voetnoot186
De Meulenaars, die 't kooren uyt vreemde zakken hebben ehaalt,
Worden'er op een Grut-meulen, zo fijn as tarwe-meel emaalt.Ga naar voetnoot188
De Glazemaakers, die vyf duym voor ien voet schrijven, dat ik zelfs heb bevonden,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Worden 'er deur ien loodwijn, zoo dun as ien Ael en zoo lang as ien piek ewonden.Ga naar voetnoot190
De Waerden, die de kannen niet te deeg vol tappen, en het bierGa naar voetnoot191
Mit water mengen, worden 'er ekookt op ien onzichtbaar vier;
Want datze't vier zagen, zey de Duyvel, ze zouwent, as je wel kan gissen,Ga naar voetnoot193
Mit water uyt hozen, of ten minsten uyt pissen,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Zoo binze et ewent mit water om te gaen.Ga naar voetnoot195
| ||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||
De Notarissen, en Secretarizen, die zulke woorden schrijven dieze zelfs quaelijk verstaen;Ga naar voetnoot196
Gelijk: non numerate pecunie, alternatijf, directlijk, indirectlijk, prolongeren, exheridatie, prediciabel, arbitrateurs, donatie causa mortis & inter vivus, ik ken 't niet half uit spreken,Ga naar voetnoot197
Die zag ik'er mit zegelgaeren en inktkokers gieselen, en mit pennen en pennemessen deur de huidt steeken,Ga naar voetnoot198
En mit smolte lak, en hiet zandt bedruypen. Ik docht,
200[regelnummer]
Dat is'er veur, dat jy'er zoo veul deur jou quaedt Duits en vals Latijn in et lyen hebt ebrocht.Ga naar voetnoot200
De Dokters, d'Apteekers en Barebiers, koomen'er mit zulke groote hoopen,Ga naar voetnoot201
Dat de Duivels dikwils vreesen, datze de hel noch af zellen loopen,Ga naar voetnoot202
En vermoorden al wat'er is in de helsche kolk:Ga naar voetnoot203
Want'er binnen gien feller beuls, noch wreeder moordenaars in de werreldt as dat volk.
205[regelnummer]
d'Apteekers worden'er zoo lang in ien vijsel estampt datze beginnen te stinken;
Dan geeftmen dit stof, met menschemieg emengt, an de Doktooren te drinken.Ga naar voetnoot206
De Barebiers worden'er ekorezijft, en 't bloedt af etapt en 't hiele lijf deurvlijmt.Ga naar voetnoot207
De Pasquillemaakers die tot schemp van aare hebben erijmt,Ga naar voetnoot208
Worden'er by de loogenaars in ien brandende oven esmeeten;
210[regelnummer]
En in et midden van et vier betoonen ze 'er noch as Poeeten;Ga naar voetnoot210
Wantze huilen en krijten zoo net op rijm dat'er niet ien silp an scheelt.Ga naar voetnoot211
Ik vraagde ien Duivel: waerom wordt dit volk gien zwaerder straf mee edeelt?Ga naar voetnoot212
Dat mach niet weese, zey de Droes, die hiel dicht byme quam treeden:Ga naar voetnoot213
Want dit volk et op de werreldt mier smart as hier in de hel eleeden,
215[regelnummer]
Om datze, dieze beschempte, zagen lachen, mit'er schempen, vol fenijn.Ga naar voetnoot215
Die ien aar doet lachen as hy hum quaedt mient te maaken lijt dubbele pijn.Ga naar voetnoot216
Maarze hadden'er noch ien deugdt by, zey de Duivel, al quam ze heur niet van booven:Ga naar voetnoot217
Want ze waaren zoo bot in et liegen, dat niemandt heur Pasquillen wou gelooven.
Toen quam, ik op ien aare plaats, by menschen mit ien woekerende geest;Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Deez'hadden, toenze noch in de werreldt waeren, Lommerthouwers eweest:
Nou waerenze in de helsche lommert verzet teugen vijf en veertig en ien quart ten hondert;Ga naar voetnoot221
| ||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||
En om datze et verstaegeldt niet opbrochten, worden'er alle daag ien lit van et lijf eplondert.Ga naar voetnoot222
Die deur et zwiet en bloet van armen rijk worden vereisen gien minder ellent.Ga naar voetnoot223
De Soliciteurs, veur bloedtzuigers van Weezen en Weeuwen bekent,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Worden'er veur turf onder ien Ketel vol Pachters estookt, in plaats van koolen:Ga naar voetnoot225
Dit waeren pachters die de sluikers deeden bloên, en zelf haddenze et Landt bestoolen.
Die welier efaliert waeren, toonden an de duivel heur quietancies: maar ze waeren van pampier,Ga naar voetnoot227
En dat is in de hel al eeveliens as bossekruidt by vier:Ga naar voetnoot228
Daerom brocht'er de duivel by de beurzesnyers in et kot van de dieven.
230[regelnummer]
De quaksalvers en pokmiesters quaamen'er mit'er bezeegelde brieven:Ga naar voetnoot230
Maar Luicifar zeide, brengze in 't verneis by de moordenaers, an ien kant,Ga naar voetnoot231
En laetze daer eens zien of'er zalf ook goedt is veur de helsche brandt.
Toen zag ik ien diel menschen mit zwarte handen, wat hebben deuze gasten, vraagde ik, edaen?Ga naar voetnoot233
Wil jy et weeten, zey de duivel, zoo luister, ik zel et jou vertellen gaen.
235[regelnummer]
Dit binnen verwers, die mit bestelling van koopluy binnenshuis vrybuiten.Ga naar voetnoot235
Deuze dieven wisten de zijd, deur schors water bol te maken; ja hiel te ontsluiten:Ga naar voetnoot236
Dan begootenze de draeden met sop van vijlsel, en slijp, en aar swaer goet.Ga naar voetnoot237
Daer nae leide ze de strengen in 't sap van gal, en alluin, datze weer dicht in men kaar doet;Ga naar voetnoot238
As dat edaen was, raakte de zijd in de verf, dieze zoo wel tot lijm, as glans verstrekte; ja door zulk ien pleegen,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Deenze drieverendiel zijd, over de vyfverendiel weegen.Ga naar voetnoot240
Mit dat hy dit vertelt hadt, greep hy'er ien paar,Ga naar voetnoot241
En bondze de handen boven, en de voeten onder aan menkaar.
Toen sloeg hy de handen om ien pen die in ien groote pael stak, en begonze mit de kravielstok zoo elements te wringen!Ga naar voetnoot243
Dat'er et bloedt zoo uit sprong, of men de verf uit de zijd zag springen.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Hoe mach jy heur zulk ien pijn doen, zeyd' ik, ze hebben 't edaen deur heur miesters last?Ga naar voetnoot245
| ||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||
Heur miesters, zei de duivel, lyen zoo wel as zy: want ze hangen elk aen ien zijde bast;Ga naar voetnoot246
En zooze daer vierentwintich uren an kunnen hangen, zonder dat de strenge breeken,
Zoo binneze allegaer vry. mit wees hy waerze hingen; maar ik had nau omekeeken,Ga naar voetnoot248
Of ik zag'er wel tien dozijn deur heur stroppen druipen in ien ketel vol ziedent water, die'er recht onder ezet was:Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Daer moesten zy zoo lang kooken totze twee vijfde parte minder woogen, jae zoo net of het ewet was.Ga naar voetnoot250
De Boekverkoopers die Bijbels uythangen en are giestelijcke zinnen,Ga naar voetnoot251
Al is't dat'er in'er winkels niet as Bijbels van twieenvijftigh bladen binnen;Ga naar voetnoot252
En boeken van Reyntje de Vos, dat schalkedier,Ga naar voetnoot253
Worden'er allegaar, in Belzebuyx quartier,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Tot blanketsel emaakt; want as de Duivel ien Engel wil lijken,
Zoo gaet hy hum met'et blanketsel van sulke schijnheylige Boekverkoopers bestrijken.Ga naar voetnoot256
Zoo dat'er niet in de Hel is, of'et komt de duivel noch te pas.Ga naar voetnoot257
De Lakenverkoopers, die'et laken ien zestepart langer rekten as'et was,
Worden'er erekt, dat al watze an 'et lijf hadden begon te tornen.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Wy zelle jou, zey de Duyvel, 'et lake te recke wel drae uit kornen.Ga naar voetnoot260
En ze begonneze mit kaerten van naelden en spelden te reuwen. ze riepe; help! help! help!Ga naar voetnoot261
Wees jy slechts te vreen, zey de Duyvel, ly jy wat pijn, jou kijeren gaen weer in 't felp:Ga naar voetnoot262
De maakelaers, die met liegen en bedriegen aan de kost raken,
Ja die'er zelf tot koop-luy, en de koopluy tot maakelaers maaken,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Worden'er op zen Avekaets, en Prokreurs estraft:Ga naar voetnoot265
Dan worde z'er aan de koopluy, haar falierde miesters eschaft,Ga naar voetnoot266
Dieze, tot wraak, het vel van de leden stroopte;
En tot mier pijns, in ien bak vol pekel doopte.
Zy vloekten, en knarsten op'er tanden van ongedult.Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Och! och! och! riepenze dat jy falieert bint dat is jou eygen schult;Ga naar voetnoot270
| ||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||
Want ien Koopman, die hem van ien makelaar laet belezen,Ga naar voetnoot271
Die wil, spijt sijn eigen zelf, ien maakelaar wezen.Ga naar voetnoot272
Ik docht de maakelaars liegen 't niet, al kanneze 't wel.
Van Schouten, van Diefleyers, en Luyzevangers grimmeldent in de Hel.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Het volk dat niet van goet doen oft van de Kerk mach hooren spreken,Ga naar voetnoot275
Sitten 'er alle-gaer op hekels, en hooren 'er de Duyvel de passy preken.
De Hooren-dragers die zoo luy zijn dat 'er 't hiele lant van waegt,Ga naar voetnoot277
Worden de hoorens op 't hoekje van den Hel, dicht aan 't Hooft of ezaegt:Ga naar voetnoot278
Wantze zouwen aars niet wel deur de poort kunnen raaken;Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
En van de takken, zach ik de duyvels hechten tot moortprieme maaken,Ga naar voetnoot280
En Dobbel-stienen. ik docht dit Goddelooze zaet,Ga naar voetnoot281
Dient de Duyvel, zoo wel nouwze doot binnen, as toenze leefde, tot allerhande quaet.
Toen kreeg ik honger. beginje honger te krijgen? zey de Duyvel,
Zoo zel ik jou wel ien Advocaat aen 't spit rijgen: want wy hebben aars gien zuyvel;Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Die elardeert is met ien thien of en twintigh Procureurs,Ga naar voetnoot285
En bedropen hem mit 'et vet van ien diel Soliciteurs,Ga naar voetnoot286
Terwijl hy veur ien vyer van Deurwaarders word ebraden.
Neen, zeyd ik dat is Heyntje-mans kost daer meugje jou zelf mee verzaden.
[Ten lest kreeg ik achterlast, en ik bin deur hulp van de duivel op et helsche sekreet eraakt;Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Hier vondt ik al de Pasquillen die deur ien diel kreupele rijmertjes tot schemp van Vos waeren emaakt;Ga naar voetnoot290
Ik wouze opraapen: Maar de droes wou de vunse vodden, zeyde hy, niet missen:
Want de duivel gebruikte deuze pasquillen in plaats van mosselschulpen, om zen eierkurf mee te wissen.]Ga naar voetnoot292
Al wast dat ik ien Inktpot, of ien Inktkoker had,Ga naar voetnoot293
Die zo groot was as het Heydelbergsche Wijnvat,
| ||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||
295[regelnummer]
Daer negen hondert en sestig Amen Wijn in kennen,Ga naar voetnoot295
Daer toe driemaal zoo veul, ja viermaal zo veul schrijfpennen
As Spiessen in 't Leger van den oversten Kluyt,Ga naar voetnoot297
En dat elk zoo groot was, als de groote mast op 't Schip van Sinte Reynuyt,Ga naar voetnoot298
Daer de Stuyrman zen hut en de Kok zen kombuys in maakten,Ga naar voetnoot299-300
300[regelnummer]
Die zoo hoog was datze mette Mars aan den Hemel raakten,
En dat ik dan ien Boek had zo groot as de Spaensche Zee in 't ront,Ga naar voetnoot301
Noch zou ik niet half kunnen schrijven, wat dat ik in den Hel al vont.
Ritsaard. Oene.
Wie daer?
Oene.
Goeden dag speciaal.Ga naar voetnoot303
Ritsaart.
Hier zoo gien mier te snakken,
Of ik doe jou de broek tot opje hielen zakken.
Oene.
305[regelnummer]
Bin jy de Tovenaar, om wie dat ick hier kom?
Ritsaart.
Ik gae in 't naarst der nacht met Lucifer voor mom,Ga naar voetnoot306
Op Belzebuyx banket, met sleep van zwarte Saters,
En dansser op 't gelol van katten en van Katers.
Oene.
Wat binje dan voor ien?
Ritsaart.
Ik woon onder dit gewelf.Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Nachtmerry is me naem. ik ben de Weerwolf zelf.
Oene.
Wat kan je veur kunsten?
| ||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||
Ritsaart.
Ik kan de woeste en dunne windenGa naar voetnoot311
Trots et Noorts en Lapsche volk in leere zakken, en in oope netten binden.Ga naar voetnoot312
As ik men aanzicht slechts iens met duivels drek bekladt,
Verander ik in ien Mieuw, of in ien Vliermuys, of in ien zwarte Kat.
315[regelnummer]
Ik doe de menschen, as et me slechts lust, al doet et menig gruwen,
Pampier, hair, kalk, stien, kooten, knikkers, neutdoppen, naelden en spelden spuwen.Ga naar voetnoot316
Jy meugt me vry bekyken, ik kan allien deur men groot verstandt,
De kost, asze op de tafel staet, veranderen in zandt;
Ja spijt Aecht zonder ziel, ik ry by nacht en dag an alle oordenGa naar voetnoot319
320[regelnummer]
Op een Bok mit drie bienen. ik heb, deur de kracht van toover woorden,
De jongste zeun van geile Aagt, al dunkt et elk ien hiel vremt,
Verandert in ien luis, en deedt hum, in die gedaente, in et hembt,
En op het moeder naakte lijf van Marry Naersjes koomen;
Die hy, in ien luize schijn, heur eerbaarheidt het ontnoomen.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Ik heb Juffrouw snottebels doen kijken in ien Spiegel-glas,Ga naar voetnoot325
Dat Harmen fielebaert heur toegezeide Vryer was.Ga naar voetnoot326
Oene.
As jy alle ding zoo kunstig weet te kuipen,Ga naar voetnoot327
Kan jy dan wel deur et oog van ien naeldt, of deur et gat van ien klinksnoer kruipen?Ga naar voetnoot328
Ritsaart.
Dat is me slegste kunst, dat kan wel strakx geschien.Ga naar voetnoot329
Oene.
330[regelnummer]
Kanje dan wel Brandewijn of Soetemelk tappen uyt ien straet-stien?
Ritsaart.
Ik kan wel met ien stroo 't hooft van je schouwren snyen.
Oene.
Kanje dan wel, as ien Kolrijster, op ien beuzemstok uyt de schoorstien rijen?Ga naar voetnoot332
Ritsaart.
Ik heb noch gustre nacht evlogen as ien kray.
Oene.
Kanje dan wel ien weegluys doen klappen as ien Papegay?Ga naar voetnoot334
| ||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||
Ritsaart.
335[regelnummer]
Geen dingen bin zoo vreemt of ik weetse te klaaren.
Oene.
Kanje dan wel in ien Eysdop of in ien mosselschulp na Oost-Inje vaaren,
Mit ien zeyl van ien spinweb, en stuuren mit ien naelt in plaats van ien roer?
Weetje wel datmen wijf niet poort vast is, wel te verstaen ien Hoer?Ga naar voetnoot338
Ritsaart.
Staa ierst in deze kring, ik zel'er iens na leezen.Ga naar voetnoot339
Ritsaart zet Oene in een Ring van Bossekruyt, en begint te toveren.
Oene.
340[regelnummer]
Twie schinkels mit ien klaeuw, wat pokken zel dit weezen?Ga naar voetnoot340
Drie hoorens mit ien koot! vijf krieken mit ien kars!
't Is de nikkers kraemery, hy loopt mit Heyntje-mans Mars.Ga naar voetnoot342
Hy preutelt binnens monds, ay hoor! hoe langer, hoe rasser.Ga naar voetnoot343
Ritsaart.
He, Sa, vo, been marketroy, kom poesme de krasser.Ga naar voetnoot344
Oksius, Koksius, Noksius, Poksius, Homenus, Domenus, Bomenus, Romenus, Arius, Darius, Blarius, Larius.
345[regelnummer]
Voort wat 'er wort bestiert door 't loopen der Planeeten.Ga naar voetnoot345
Oene.
Voorzeeker et deuze man et Latijn met pollepels egeeten.
Ritsaart.
Inquam koenat, Rekoolatt, katan, Extra, struynalibol.
Oene.
Hoo, hoo, praetje van struif? ik drukje wel ien baly vol.Ga naar voetnoot348
Ritsaart.
Belzibuik, Lucifer, Pollepel, Schuimspaen, komt alles in perzibel.Ga naar voetnoot349
| ||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||
Oene.
350[regelnummer]
Daer leest hy et Duyvels paternoster uit Heintjemans Bibel.
Ritsaart.
Firlementis, Swijnentis, Schoeschentis lagardefrooy.
Oene.
Die tarm is eraapt uit Sinte Pieters palsrok uit de darde ploy.Ga naar voetnoot352
Ritsaart.
Rijst onder aerds gespuis, en laet op aerd jou luimen zien.Ga naar voetnoot353
Oene.
By me, zieter nae, hy et de Droes betovert mit ien pruimestien.Ga naar voetnoot354
Ritsaart.
Oliman, Soliman, Foliman, Boliman, Alius, Falius, Malius, Salius, Mikkeran, Likkeran, Wikkeran, Nikkeran.
Oene.
355[regelnummer]
Hy praet van de Nikker, zou d'aere man wel van huis weezen?Ga naar voetnoot355
Ritsaart.
Rep van gien aere man, of jy meugt wel voor de Nikker vreezen.
Oene.
Dat liege Latijn was hy was nae men verstant,Ga naar voetnoot357
De allergelierste Doctoor in 't hiele Landt.
Ritsaart.
Waer blijft de Droes van Delft?
Oene.
Dat komt zeeker schrander.Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
De Duivel van Delft is dat niet ien gebooren Hollander?
Ritsaart.
Wat zegje daer jou guyt?Ga naar voetnoot361
| ||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||
Oene.
Ik vraegje nae men vrou.
Ritsaart.
Nae dat ik hier bevijn zoo isse jou hiel trou:Ga naar voetnoot362
Maar om et recht bescheit, zoo maakter ierst jou werk of,Ga naar voetnoot363
Om over ien klein vuur te gaen op et Zuyer kerkhof;Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Daer zelje dicht an et dak ien diepe horn zien,Ga naar voetnoot365
En in die zelfde horn, is ien betoverde stien,
Die jou, as jy ze draegt in et wezen zel vervormen,
Van die jou echte wijf by wijle komt bestormen:Ga naar voetnoot368
Siet dan of Fijtje jou, of Ritsaart heeft bemint.Ga naar voetnoot369
Oene.
370[regelnummer]
Hoe kom ik by de horn, dat dient wel ierst verzint?Ga naar voetnoot370
Ritsaart.
Op et Zuyer kerrikhof, daer bin ses ouwe Sarken,
Die eertijts bin ebracht uit et Rijck van Denemarken:
Elk mit ien grafgedicht, daer ien Hoogduits Poeet,Ga naar voetnoot373
Wel zevendallef jaer zen herssens op versleet;Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Die moetje nae malkander eerbiedelijken leezen:
Dan zelje in ien mand die daer geriet zel weezen,Ga naar voetnoot376
Al prevelende treen, en spreeken dit rondeel.Ga naar voetnoot377
Oriza, Lambatiza, Schoenmiza, Koekernotes, Koekernoteel.Ga naar voetnoot378
Zoo drae en is die spreuk niet aen menkaer eschakelt,
380[regelnummer]
Of jy wordt met de mand, tot aan het dak etakelt.
| ||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||
Oene.
Schoon datmen van Docter Faustus wel ier groot wonder zag,Ga naar voetnoot381
Zoo is hy by jou niet meer as ien veest by ien donderslag.Ga naar voetnoot382
Ritsaart.
Kom smeerje mit dit gruis, ewijt door men Sermony,Ga naar voetnoot383
Zoo krijgje in der yl ien zwarte duivels trony;Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Want sonder die gedaant is al jou doen onwis.Ga naar voetnoot385
Oene.
Ik wou wel datje zey waer van dat et emaakt is.
Ritsaart.
In 't lest van 'et veurjaar, heb ik in 't ierst van 'et naejaar gaen zoeken,Ga naar voetnoot387-401
Ien hiel half lood koutwaremis, ekleinst door natte droogdoeken:Ga naar voetnoot388
Ien versche pekelharing, ien zoute stok vis,
390[regelnummer]
Ien Jonge Ouwevaar, as'er gien in et hok is:Ga naar voetnoot390
Dit heb ik in de nacht met reuzel van koorstengen,Ga naar voetnoot391
Mit et dreunen van ien veest, en poddewol gaen mengen.Ga naar voetnoot392
Toen nam ik tot behulp, de lever van ien pijl,
De nieren van ien zark, de longen van ien bijl,
395[regelnummer]
Et sap van ien waterpot, ebruykt van Juffrou slakpoel:Ga naar voetnoot395
Et hoofd' van ien ronde klos, en 't merrig uit ien kakstoel.Ga naar voetnoot396
Dit heb ik met menkaar in ien mortier van glas,
Mit iene apesteert, ehaelt uit'et hels moeras,
Tot pollever estamt, met'et niervet van ien netel:Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Toen heb ik 'et ekookt, in ien pampiere ketel,
Over ien vier van ys.
Oene.
Kom smeertet'er maar an.
Ritsaart.
Nou ik jou aanzigt bestrijk,
Wordt jy de duivel in alle ding gelijk.
| ||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||
Oene.
Sooje kunst goet is zel ikje iens te bier noon in de berg van weelde.Ga naar voetnoot403
Ritsaart.
Mit goe luy is goed doen (zey de koster) en hy ontkliede de beelden.Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
't Is tijt voor jou te gaen, de Droes toont hum aars gram.Ga naar voetnoot405
Oene.
Dat is ien kleinigheyt, ik wou wel dat hy quam.
Ritsaart.
Wel binjer op belust, hy zelje zelf bejegenen.Ga naar voetnoot407
Oene.
Ja alle ding is meugelijk, maar 'et wil gien gelt regenen.Ga naar voetnoot408
Ritsaart.
He, ho onsikokx Kalandarina, Le, bo, bonsikokx, malandarina Ronsikfokx.
Oene.
Wil ik jou wat seggen? Reintje de Vos sprak in latijn,
410[regelnummer]
Dat de allergelierste de wijste niet zijn.Ga naar voetnoot410
Ritsaart.
Twijffel niet an men wijsheidt, men kanze uit men groote baert leezen.Ga naar voetnoot411-412
Oene.
Zo de wijsheidt in ien groote baert zit, zoo moeten de bokken hiel wijs weezen.
Ritsaart.
Komt flucx uit et vegevier met jou beroeste piek.Ga naar voetnoot413
Oene.
As de Duivel sterft zel de Nikker komen, maar hy is noch niet ziek.Ga naar voetnoot414
Ritsaart.
415[regelnummer]
In dit blad moet ik zien waer dat ik hum zel vinnen.Ga naar voetnoot415
Oene.
Sie achter in men Allemanak, hoe veel daagen dat'er in ien maant binnen.Ga naar voetnoot416
Ritsaart.
Me dunkt het hels gebroet dat moet noch veer van hier zijn.
| ||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||
Oene.
Ik deink datze allegaar in Nobes kroeg te bier zijn.Ga naar voetnoot418
Ritsaart steekt 't Boskruit aan.
Hier komt de Duivel zelf vol ysselijke flikkers.Ga naar voetnoot419
Oene.
420[regelnummer]
O doot! de Duivel komt met hondert duizent Nikkers.Ga naar voetnoot420
Ritsaart.
Ik zel hem vervolgen om te zien hoe veer dat hy zen vaert het,Ga naar voetnoot421
Want hy loopt als ien hondt, die een kneppel an zen staert het.Ga naar voetnoot422
Foppe. Ieuriaen.
Rijst uit den slaep, den dag die naekt, vier et de klok.
Foppe.
Is loogenachtige Mary deur de solder evallen, en et zer niet zier edaen?Ga naar voetnoot423
Hoe pokken kan dat weezen, dat kan ikme niet verstaen.Ga naar voetnoot424
Ieuriaen.
425[regelnummer]
Doetje dat zulken wonder?Ga naar voetnoot425
Fop.
Wel jae't.
Ieuriaen.
Wil ikje wat seggen?
Daer ien Labbekak zel vallen daer komt de Duivel ierst ien kusse leggen,Ga naar voetnoot426
Want ien Labbekak kan hem niet ontgaen asje zelf wel weet,Ga naar voetnoot427
En zo lang asze hier leeft doetze Janalleman leet,
En die leet geschiet, wilt dikwils mit wreeken betaalen,
430[regelnummer]
Dan het de Duivel actie om de Labbekak en wreeker te haalen:Ga naar voetnoot430
Dat is ien dubbelt vetje, dan is't Kermes in de Hel:Ga naar voetnoot431
O daer ien Labbekak in de buurt woont, dat komt de Duivel so wel!Ga naar voetnoot432
Hy behoeft nergens voor te zorgen, ze kan de helsche akker zelf wel ploegen.
| ||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||
Fop.
Kom gaenwe om ien zoopje, in ien van dese kroegen.
Oene. Ritsaart.
435[regelnummer]
Ier ik op et kerkhof gae, moet ik me mit Monseur likpotje zalven.Ga naar voetnoot435
Ameraal, Generaal van alle roodneuzen, en nuchtere kalven:Ga naar voetnoot436-456Ga naar voetnoot436
Veldtmaarschalk van Lootgieters, van Leidekkers, van Pelssers, van Wevers en Schreurs:Ga naar voetnoot437
Sergjant Majeur van Timmerluy, van Metzelaars, van Smits en aare Kitte-breurs:Ga naar voetnoot438
Geweldige Provoost van Robijnen, van Diamanten, van Korbonkelen, en etterige puisten:Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Kornel van Schiateka, van Podegra, van Chiragra, van schuddende hoofden, en bevende vuysten:Ga naar voetnoot440
Euverman van 't Turfdragers, van 'et Bierdragers, van 'et Waegdragers en 'et Koorendragers Konvent:Ga naar voetnoot441
Secretaris van 'et Wagenaers, van et Schuitevoers, van 'et Sleepers, en Kruyers Parlement:Ga naar voetnoot442
Bijbel en Kategismus van Diefleyers, van Brillekraamers, van dobbelaars en zangers:
Eenige Leer en troost van Quakzalvers, van Schoorstienveegers, van Beersteekers en Rottevangers:Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
O Ferheer! o Luytersche Sendbrief, nae de Konfessi van Augsborg:Ga naar voetnoot445
O Lubek! o Rostik! o Bruynswyk! o Bredaal! o Rotterdam! o gatje vol! o hertje zonder zorg!
Poortier en Kamerling van soo veul Vrouwen'er slooten!Ga naar voetnoot447
O Goud en Zilver-smit, die de Waerdinnen haar Ringen en sleutelreexen doet vergrooten!Ga naar voetnoot448
O Seun van Bytebier, die hy by dronke Stijn hadt!Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Van Pater Kitte-breur edoopt in 't Heydelbergsche Wijnvat:Ga naar voetnoot450
Daer Sinjeur Pakkebier hem as jou peet vertoondenGa naar voetnoot451
| ||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||
Die jou zoo rijkelijk tot Pillegelt beloondenGa naar voetnoot452
Mit Salm, mit Raf, mit rekeling, mit krabben, mit garnalen, en mit kruydige worst,Ga naar voetnoot453
Mit Kappers, mit Olyven, mit Anssioves, mit Kavejaer, al kost veur ien zwelgzieke borst:Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Leef hondert duyzent jaar, ja twie hondert duysent jaar, natgierige keeletrooster.
O Munnik, ô Knunnik! ô Pater! ô Mater! van Sinte Bacchus Klooster.Ga naar voetnoot456
Dat smaaktme, dat raaktme an et hart: niet ien druppel selme ontslippen.
Mijn buik staet espanne, men zou'er ien Olyfant op doodt knippen.Ga naar voetnoot458
Hier is de ierste Zark.
Hy leest:
Hier leit hy die het spijt dat hem de doodt verriedt:Ga naar voetnoot459 Noch meerder spijt het hem dat hy zijn geldt verliet: Wat of dees Woekeraar het allermeest mach spijten? Dat hem de wurmen 't vleis om niet van 't been af byten.Ga naar voetnoot462 Die Woekeraar et zo gierig eweest as de Vaar van onze Joost en meidt:Ga naar voetnoot463
Want die is zoo gierig dat et hem spijt dat hy om niet Godt helpje zeidt.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Hier is de twiede Zark.
Hy leest:
Hier leit een Wisselaar die goudt noch silver hadt. En in het wisselen bestondt zijn grootste schat. Hy gaf zijn ziel bywijl door 't wisselen ten roof.Ga naar voetnoot467 Waarom? hy wisselde gestadig van geloof.Ga naar voetnoot468 Deuse Wisselaar volgt de Dreier die hem veul ten Hoof laat vinden;Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Dat is ien Dreier zonder beitel: want hy dreit mit alle winden.
Hier is de darde Zark.
Hy leest:
Hier leit hy die weleer zijn vrye wille hadt: Maar sint dat hem de Doodt in d'armen heeft gevat, Verloor hy dese wil. Nu heeft hy niet te zeggen.Ga naar voetnoot473 Dat hy zijn wil nog hadt hy bleef hier niet lang leggen.Ga naar voetnoot474 475[regelnummer]
Deuze man slacht Vrank, die sturf teugen zijn dank; of is het Jasperbuurs geest?Ga naar voetnoot475
Die hadt liever dat men hem zeide: hy is'er, dan hy et'er al geweest.Ga naar voetnoot476
Hier is de vierde Zark.
| ||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||
Hy zou trompetter zijn op Charons leere boot;Ga naar voetnoot478
Maar d'oude Veerman heeft niet op zijn komst te hoopen:Ga naar voetnoot479 Want deeze blaazer is de windt ter sluik ontloopen.Ga naar voetnoot480 Deuze man et alzoo slim as de Duivel eweest in zen uitgank;Ga naar voetnoot481
Want hy scheide met wijndt, en die mit wijndt scheidt, die scheidt mit stank.
Hier is de vijfde Zark.
Hy leest:
Hier leit een Advocaat: de hemel wil hem niet: De duivel weigert hem een plaats in 't helsch gebiedt: Want Pluto vreest dat hy de boozen vry zou maken. Waarom? hy hadt gedient tot veurspraak van qua zaken. Dit was hy, loof ik, die bewees dat leelijke Trijn volmaakt was, en 't was ook wel verzint;Ga naar voetnoot487-488
Trijn was leelijck en volmaakt; maar 't is niet vreemt, want zy was toen mit kindt.
Hier is de zeste Zark.
Hy leest: Root eyn mool, wie onder deze steyn licht begroven.Ga naar voetnoot489-502 Den woorden Farheer, Glim Kloozen, van Berrebeek;Ga naar voetnoot490 Die hem zoo vookmools met koldeschool plach te loven,Ga naar voetnoot491 Van het edel koldeschool, was al zijn gepreek. Hy is te Etdorp in 't koldeschool huys gebooren. Door het koldeschool heeft hy zijn leven verlooren. Het koldeschool hem' ook in zijnen beynen quam, Door het koldeschool kreeg hy ook dat Podegram. Koldeschool, koldeschool, dat was zijn leste woort. Door met stapten hy zoo zolig in 's Hemmels Poort. Nu ligt hy begroven onder des blauwe stien. En hy zou noch zoo goren een koldeschool zien. Koldeschool, koldeschool, was altijts zijn verhool. Nou is hy in 's Hemmels Zool, on vret'er das eeuwige koldeschool.
Oene. spreekt.
Komt hier, te Amsterdam, zulk ien Ferheer iens te staen,
Zoo zel ik alle daeg, as hy van koldeschaal wil preeken, in de kerk gaen.
505[regelnummer]
Nou klim ik in de mand, laet zien hoe ist rondeel?
Orisa, Lambatisa, Schoemisa, Coekernoetes, Coekernoteel.
Ritsaart.
't Is tijt en mier as tijt om Oene zoo te talien,
| ||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||
Dat hy in aller yl kan raaken an de schalien,Ga naar voetnoot508
Hy isser al. dats vast. ik tree weer op ien zy.Ga naar voetnoot509
Fop.
510[regelnummer]
Hier Jeuriaan, hier, we binnen hier in de ly.Ga naar voetnoot510
Ieuriaen.
Wat isser dan te doen?
Fop.
Ik bin in duisent vreezen.
Soo et gien spook en is, zoo zellent dieven weezen.
Ieuriaen.
Ik sie hier niet ien mensch, et is hier al in stilt.
Fop.
Sieje daer gien geswier voor et glas van et vissers gilt?Ga naar voetnoot514
Ieuriaen.
515[regelnummer]
Ik zie ien groote mand, soo ik maar recht kan tuuren.Ga naar voetnoot515
Fop.
Ik zeg dat'et de duivel is of ymant van zen buuren.
Ieuriaen.
Ik laet de mand om laag, en zal het zelf bezien.
Fop.
Loop Jeuriaan, loop, loop, ay loop, 't is tijt voor ons te vlien.Ga naar voetnoot518
Oene.
Wel hey wat zie ik hier, wat komme hier te vooren?Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
Hoe! alriets heb ik zelf men eygen zelf verlooren.
Dat is gang: ik streefer heen.Ga naar voetnoot521
Trijn.
Hier komt niemant van uit zien, dat schijnt Juffrou et hart te prangen.
Ien onkuische vrouw zel altijdt mier na heur Pol als nae heur eige man verlangen.Ga naar voetnoot522
| ||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||
Waerom ofze Oene nam, as zy'er gien zin in hadt, zooze niet beschonken was?
Maar Juffrou, heb ik wel ehoort, was ien put daer ien kalf in verdronken was;Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
En Oene miende dat hy an heur ien zuiver lot etrokken hadt:Ga naar voetnoot525
Maar ze was van iersten an zoo zuiver as ien duif die de pokken hadt.Ga naar voetnoot526
Ze acht heur eer niet mier as ien oude schoen, of zoo ien verloope sleur:Ga naar voetnoot527
Want ze is zoet op den dronk, en ien dronke vrou is ien oope deur.Ga naar voetnoot528
Ik spreek de goeden niet te nae, ik smijt slechts ien kneppel onder de vrouwen:
530[regelnummer]
Wie niet wil hebben datze heur zel raaken, moet heur uit de weeg houwen.Ga naar voetnoot530
Ik zie en hoor; ik heb ien makkelijke huur, al is men loon wat zwak:Ga naar voetnoot531
Maar ik heb de marktgang en dat ik of ding steek ik in men eigen zak:Ga naar voetnoot532
Dit is ook niet vreemt: want ik volg de mannier van de mieste meiden,
En zoo et al uit quam, ik wedt et Juffrou an miester niet en zeide:
535[regelnummer]
Want ze weet wel dat men mondt, as ik Ritsaart zie, veur Oene zwijgt,
En as ien meidt merkt dat haar vrou van ien vreemt man zoene krijgt,
Wortze hiel stout, en de vrou durft niet over heur klaagen.Ga naar voetnoot537
Wie voogt van zen huis wil blijven moet hum eerelijk dragen.Ga naar voetnoot538
Ritsaart. Trijn.
Mijn looze Trijntje, ik bin gelukkig dat ikje hier dus vroeg by de deur vindt.
540[regelnummer]
Oene zel hier strak koomen, om te zien of jou vrou hem, of my bemint.
Hier is et vaatje mit wijn, daer ik mit Fijtje flus van heb esprooken:Ga naar voetnoot541
De Pachters binnen men achter et gat; want ik heb et eslooken:
Daerom verschuilt et. ik vertrek.Ga naar voetnoot543
Fijtje. Trijn.
Fijtje.
Wie was daer?
Trijn.
Juffrou, Ritsaart brocht dit vaatje mit wijn,
En hy liep voort wech: want Oene, zeyde hy, zou hier dadelijk zijn.Ga naar voetnoot544
Fijtje.
545[regelnummer]
Krijg men speldewerks kussen, zoo zel hy me vroeg an 't werk vijnen.Ga naar voetnoot545
Trijn.
Die niet eerlijk en is wil altijdt noch eerlijck schijnen.Ga naar voetnoot546
Fijtje werkt en zingt een luchtig lietje.
| ||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||
Oene. Fijtje.
Nou ik de betoverde stien heb, laet ik vioele treuren.Ga naar voetnoot547
Fijtje.
Holla! daer is Oene, nou moet ik wat aers neuren.Ga naar voetnoot548
[Zy zingt: Al eer men komt ter eeren, ziet. &c.]
Oene.
Wel hey! wat hoor ik daar? men ooren bin vol galm.
550[regelnummer]
Hoo, hoo, 't is Fijtje, ze zingt ien Meniste zalm.Ga naar voetnoot550
Bazelasmanus vosemecy met hondert duyzent kusjes.Ga naar voetnoot551
Mijner Liede, vraagt uwer Liede, of uwer Liede op mijner Liede noch zoo verliefd bint as flusjes?Ga naar voetnoot552
Men zuykerde struyfmont! men pijpknielde rijssenbry!Ga naar voetnoot553
Jou montje is ekonfijt mit naerze van Kandy;Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Daer mier, ja twiemaal mier as duyzent Koningen na snakken.Ga naar voetnoot555
Ik loof niet of de Beyen komen heunig op jou lipjes kakken.Ga naar voetnoot556
Fijtje.
Ik slae ien gat in den Hemel! dus op zen Italiaens?Ga naar voetnoot557
Het bientjen after uyt? zoo doen de Kortezaans.Ga naar voetnoot558
Ja wel jy bint ien Giest! maer 't is ien gaaf, moetje weten,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Die alle menschen niet egeven is, bokkende Bry mit Vorken te eten.Ga naar voetnoot560
Oene.
Wat zegje van men gang, heb ik niet ien hiel schoone tret?
Fijtje.
Jy gaet alleeveliens as ien haan die ien vuilnis tussen zen toonen het.Ga naar voetnoot562
| ||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||
Oene.
Zie jy ook iet in men aenzicht deur men slordigheyt verwilderen?Ga naar voetnoot563
Fijtje.
O! neen: men hoort et op de hoek van ien brug en sekreet te laaten schilderen.Ga naar voetnoot564
Oene.
565[regelnummer]
Asje men verweende broek beziet wordt je dan niet hiel ammereus?Ga naar voetnoot565
Fijtje.
Buyre kijkt uit! de beuzem et ien huik op, et Varken et sijn fluwiel op zen neus.Ga naar voetnoot566
Oene.
Wat dunkje van men woorden, al luienze niet vermetel?Ga naar voetnoot567
Fijtje.
Hiel weyts, dubbel ondieft, brie dingen twie schollen in ien ketel.Ga naar voetnoot568
Oene.
Hoe pastme dit wammes? trouwen ik bin noch half en half ziek.Ga naar voetnoot569
Fijtje.
570[regelnummer]
Et past jou aers noch aers, as ien ay op ien punt van ien piek.Ga naar voetnoot570
Oene.
Wat dunkje van me zwier, mach ik de ratste niet wel passeeren?Ga naar voetnoot571
Fijtje.
Ik loof niet ofje moet jou met 'et zwiet van de Stadts Straetemaakers smeeren.Ga naar voetnoot572
| ||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||
Oene.
Kom zoenme toch ien reys, zoo betaelje jou ouwe schult.
Fijtje.
Et de Vryer honger? naerzen mit Eek dat is goe zult.Ga naar voetnoot574
Oene.
575[regelnummer]
Voel iens hoemen pols jaagt, en hoe de zoole van men schoenen branden.
Fijtje.
Jemeny Kyeren! wat ien ding is Mostert! ze bijt en et gien tanden.Ga naar voetnoot576
Oene.
Hoe zoet is de jeugdt zouje zeggen dat ik jou iens onder de kombaers hadt.Ga naar voetnoot577
Fijtje.
Dat zey de Boer ook en hy zoendent Kalf veur zen aersgat.Ga naar voetnoot578
Oene.
Zel ik jou quastige hart dan niet iens keunen deur spitten?Ga naar voetnoot579
Fijtje.
580[regelnummer]
Jy zelt, op zeuvendalf varken nae, bezyen de zog zitten.Ga naar voetnoot580
Hoor; waar binje van daan?
Oene.
Ik bin van Leien van daan; dat is genog vermaart.Ga naar voetnoot581
Fijtje.
Binje van Leien van daan? jy hebt zoo veul praats dat ik wou dat jy hier van daan waart.
Oene.
Wensje me tot ien landtsman, zoo is men gelok al geweldig ereezen.
Fijtje.
Neen! want datje hier van daan waert, zoo zouje me zoo lastig niet wezen.Ga naar voetnoot584
| ||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||
Oene.
585[regelnummer]
Ey! laet ik jou iens zoenen.
Fijtje
Me dunkt dat et mit jou altijdt eeve groen is.Ga naar voetnoot585
Oene.
Heb ik quaet in 't zin zoo moet ik niet koomen daer veul te doen is;Ga naar voetnoot586
Ja heb ik'er arg in, ik wil'er ik weet niet wat op vloeken.Ga naar voetnoot587
Fijtje.
Jy hebt'er gien arg in, jy slacht Jan plomp, die at struif veur pannekoeken.Ga naar voetnoot588
Oene.
Och! Fijtje, dat jy men smart en overgroote noodt wist,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Jy zout zeggen: Ritsaart, ik bin de spijker van jou doodtkist.Ga naar voetnoot590
Fijtje.
Voort, Ritsaart, voort van hier al lang enoeg staen snappen.
Oene.
Wordtje quaet? zoo zel ikje mit ien mondt veur jou bakkes lappen.Ga naar voetnoot592
Fijtje.
Dat meugje jou hoeren doen; ik bin al te eerelijke vrouwGa naar voetnoot593
Dat ik men Oene, die ik liefheb, mit hoorens kroonen zou.
595[regelnummer]
Waer blijft men echte man? och! Ritsaart dingt nae men kuisheidt.Ga naar voetnoot595
Oene.
Ik wil ien schelm weeze, men wijf is de herreberg daer de deugdt thuis leit.Ga naar voetnoot596
Ritsaart. Oene.
Ritsaart.
Wel hoe! wie vijndt ik hier? hy lijkt me op ien draedt.Ga naar voetnoot597
Wie pokken of et is? by gort! ik weet gien raedt.Ga naar voetnoot598
| ||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||
Is 't men Giest, zoo zel ik drae sterven: of oordeel ik wat te Janhagels?Ga naar voetnoot599
Oene.
600[regelnummer]
Asje jou Giest ziet, binje veeg, ja zoo veeg as ien luis tussen twie nagels.Ga naar voetnoot600
Ritsaart.
Wie raedt jou zoo stout, datje hier verschijnt in Ritsaarts gestaltenis?
Oene.
Wie raedt jou zoo stout datje durft koomen daer de rechte Ritsaart is?Ga naar voetnoot602
Ritsaart.
Zoo jy jou mont niet snoert, ik zelje vernielen al wasje ien van de allermeesten.Ga naar voetnoot603
Oene.
Wil ik jou wat zeggen? die t'Amsterdam van driegen sterft beluyt men mit veesten.Ga naar voetnoot604
Ritsaart.
605[regelnummer]
Binje men Neef? of binnen we Breurs van iender dragt?Ga naar voetnoot605
Oene.
Dat loof ik niet: want die ons allebey gelijk zou draagen, hadt te zwaar ien vracht.Ga naar voetnoot606
Ritsaart.
Jou Moer pleeg die wel ier tot onzent te verkieren?
Oene.
Men Moer die was zoo droog as Klaasje in de Pieren;Ga naar voetnoot608
Maar men Vaar et in zen jeugdt wel op zen Vlielandts equeest:Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Daerom geloof ik dat hy wel by jou Moer om ien praatje et eweest.
Ritsaart.
Jy bint dan wie jy bint, ik loop om men deegen te haalen.
Oene.
Ik leg de stien mit'ervaert neer: want hier valt niet te draalen.Ga naar voetnoot612
Fijtje. Oene.
Fijtje.
Och Oene, binje hier! men uitverkoore Lief!
Ritsaart et hier eweest, die overritze Dief,Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
En wou met al zen kracht, al zeiden ik loop hutzelen,Ga naar voetnoot615
| ||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||
En stiet hum van men lijf, men eerbaarheydt ontfutzelen.
Oene.
Voort krijgmen kortelas, zoo raakt hy op de rug.Ga naar voetnoot617
Fijtje.
Wel wachtme hier zoo lang, men voeten zyn al vlug.
Ritsaart. Oene.
Ritsaart.
Waer is de Tovenaar? hier bin ik mitmen degen:
620[regelnummer]
Kom nou vry voor den dagh, ik zel jou de bek gaen vegen.Ga naar voetnoot620
Oene.
Wel Ritsaart, wel hoe dus? wat doeje mit et rapier?Ga naar voetnoot621
Ritsaart.
Hoe! Oene vind ik jou?
Oene.
Wel ja, wie zoek jy hier?
Ritsaart.
Ik zoek men eigen zelf, die ik hier strak zag kuyeren,
Zoo ik hum krijgen kan, zoo raakt hy in de luyeren.Ga naar voetnoot624
Oene.
625[regelnummer]
Jy had wat aars in 't sin, jy quam hier by men wijf,Ga naar voetnoot625
En zeyde elken reys: jy bint men tijt-verdrijf.Ga naar voetnoot626
Ritsaart.
't Is wonder dat jou 't hoofd van me noch niet esmeeten is.Ga naar voetnoot627
Oene.
Zoo geef ik jou ien tast mit ien looze mou, daer gien arm in vergeten is.Ga naar voetnoot628
Ritsaart.
Zooje niet zwijgen wil, zoo ty ik straks aen 't smijten.Ga naar voetnoot629
Oene.
630[regelnummer]
Praatje wat, de honden die 't luisste blaffen die weten van gien bijten.Ga naar voetnoot630
| ||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||
Ritsaart.
Ik zweerje by men kracht.Ga naar voetnoot631
Oene.
Ik loofje wel, et is gien zottekal.
Sou jy de Papegay niet wel of schieten met ien pampiere rotte val?Ga naar voetnoot632
Want jou Vaar et al Konstapel eweest in 't beleg van Sloten,Ga naar voetnoot633
Daer de Hertog van Pierlapon, met en schabel door zen bil is eschoten,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Toen Piet Jaep Joosten, Kees Jan Krijnen, in de karremelkx zak,Ga naar voetnoot635
Mit ien versse pekelharing, mors et hert of stak.Ga naar voetnoot636
Ritsaart.
Wie mienje dat ik bin?
Oene.
De Breur van Nikodemus,Ga naar voetnoot637
Seuns Seun van Paus Jut, over Out-ooms Out-oom van Polphemus.Ga naar voetnoot638
Ritsaart.
Hoe schere we mekaer? wel dat komt zeker zoet.Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Pas opme handen Guyt, as ik jou weer ontmoet:Ga naar voetnoot640
Maar nou moet ik de schelm, iens na zen gat gaen tijen.Ga naar voetnoot641
Oene.
Ik raap de stien weer op, zoo kom ik niet int lijen.
Fijtje. Oene.
Fijtje.
Ik zie gien kortelas, noch ik vind gien Rapier,
| ||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||
Ik zoek dan waer ik zoek. hoe! Ritsaart! hoe! jy hier?Ga naar voetnoot644
Oene.
645[regelnummer]
De liefde jaagme hier heen, om te zien of ik jou niet kon beleezen.Ga naar voetnoot645
Fijtje.
Dat mal kreupel was et krukke maken zou et beste ambacht weezen.Ga naar voetnoot646
Oene.
Jy moet deinken ik bin ien Koopman en ien van de beste Sinjeurs.Ga naar voetnoot647
Fijtje.
Dat de zotten belle droegen, hoe geweldig zou et 's middags klinken op de Beurs!Ga naar voetnoot648
Oene.
Laet ik jou omarmen.
Fijtje.
Ik zeg laet los, of ik zel jou uit schelden, dat de honden gien broodt van jou zellen willen eeten.Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Jy me omarmen! dat jou hooft op ien varken stont, ik zweer dat ik van men leven gien spek sou eeten.
Oene.
Wel spijtige pry, dat jou hooft boven de deur van ien wijnkelder quam te staen,Ga naar voetnoot651
De Pachters zouwen, al zagenze sluiken van schrik niet in de kelder durven gaen.
Fijtje.
Waer komje van daan, datje dus praet?
Oene.
Ik kom uit het westen.Ga naar voetnoot653
Fijtje.
Ik hoor wel an jou malle propoosten,
Datje uit et westen quaamt: want de wijzen quamen uit et oosten.
Oene.
655[regelnummer]
Jy zelt jou goedt wel van de weeskamer krijgen: want jy bint mondigh, verstaeje dat wel Fy?Ga naar voetnoot655
| ||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||
Fijtje.
Ik wou jou niet zoenen al kakte jy koopere potten mit gouwe hengelesen, en vol rijsenbry.Ga naar voetnoot656
Oene.
Jy bint ien vodt.Ga naar voetnoot657
Fijtje.
Jou moer hiel wel ier hoerhuis.
Oene.
Dat liegen, zweer ik, zel jou rouwen.
Fijtje.
Ik verzinne; jou moer hiel gien hoerhuis: maer et hoerhuis et jou moer ehouwen.Ga naar voetnoot658
Oene.
En jou vaar was wel ier ien hoerevoogt, daer men in de Almenak van leest.Ga naar voetnoot659
Fijtje.
660[regelnummer]
Jy hebt gelijk, men vaar was ien hoerevoogt: want hy et voogt van jou zuster eweest.
Oene.
Jy ellementsche pekelhoer! krijg ik jou iens onder.Ga naar voetnoot661
Fijtje.
Dat is hardt teugens hardt, zey de Duivel, en hy veest teugen de donder.Ga naar voetnoot662
Oene.
Jy bint ien schans zwijn.Ga naar voetnoot663
Fijtje.
Ik zel jou veur Commissarissen ontbien zoo waer as ik Fy hiet.
Oene.
Jyme voor Commissarissen ontbien? die macht en heb jy niet;
665[regelnummer]
Jou beurs die is te kaal, om na ien Advocaat te wandelen:
| ||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||
Want ien Advocaet is as ien Hoer, die heur om gelt laet handelen.Ga naar voetnoot666
Fijtje.
Jy men kalen? jy gatvink? jy bint zelf zoo kaal as ien luys.Ga naar voetnoot667
Wie bin ik schuldig? zeg hontsklink? ik woon in men eygen huys.Ga naar voetnoot668
Tot mijnent zelle me Erfgename al mier asze miene uit de kas halen.Ga naar voetnoot669
Oene.
Dat is waer, ze zellen'er veul in vinden;
670[regelnummer]
Want asje jou hemt in jou poort trekt, heb jy ien hiele kas vol Linden.Ga naar voetnoot670
Fijtje.
Jy bint ien vagebont.
Oene.
Ik bin dan wat ik bin, ik bin altoos al ien dolle snoeshaen:Ga naar voetnoot671
Et mach beuren dat ik veur de Nikker loop, maar ik durf wel teugen de droes staen.Ga naar voetnoot672
Fijtje.
Jy bint ien stout man, ja jy bint ien man as onze Rijk was:Ga naar voetnoot673
Daer by bin jy zoo wijs, as Teunus, die zen Vaar vraegde, of Jozeph oock Kattelijk was.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Ja jy bint zoo arg as Miewis Tysen in 'et Groenlantsche Traen vat,Ga naar voetnoot675
Die wel dorst wedden, dat Mozus in de Geuze Kerk egaen had.Ga naar voetnoot676
Oene.
Wat rijtme deuze Appelteef?Ga naar voetnoot677
Fijtje.
Ik krijg ien popelezy opme lijf. och! och! ik word zoo bang.
Oene.
Ik leg de stien neer. dit kijven duurt te lang.
| ||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||
Fijtje. Oene.
Fijtje.
Och! Oene binje daer?
Oene.
Wat doet men liefste op d'aert zijgen.
Fijtje.
680[regelnummer]
Ey! haal ien weinig eek.Ga naar voetnoot680
Oene.
Ik zel jou ierst ontrijgen.
Fijtje.
Wy hebben gien eek in huis, en de meidt et heur voet verstuikt, onder in 't gewricht:
Loop toch mit'er vaert ginder in de steeg, tot de kruinier met et scheel gesicht.Ga naar voetnoot682
Oene.
Ik beloof jou dat ik drae heen zel loopen, en weer komen zonder te missen.Ga naar voetnoot683
Fijtje. Ritsaart. Trijn.
Waer binje Ritsaart? spreek.
Ritsaart.
Hier bin ik. ien minnaar zel zen tijdt zelden vergissen.Ga naar voetnoot684
Trijn.
685[regelnummer]
Ritsaart, jy moet voorsichtig weezen asje hier by daag in huis wilt treen;
Want jy wordt staag nae ezien van onze buurwijf Madeleen.Ga naar voetnoot686
Ritsaart.
Ik zel beschikken datze dat gapen wel drae zel staaken.Ga naar voetnoot687
Trijn.
Hoe wouje dat beginnen?Ga naar voetnoot688
Ritsaart.
Ik zel ien pasquil op heur laeten maaken:
Want ik kom dikwijls by dat volk, om dat et men altemet een praatje verlient.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Ik zel'er by ien gaen die de Beurs alle daag bestormt mit gestient:Ga naar voetnoot690-705Ga naar voetnoot690
| ||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||
Maar hy et grooter stien in zen hooft as in zen juweelkoffer leggen;Ga naar voetnoot691
De voeten van zen pasquillen, heb ik wel hooren zeggen,Ga naar voetnoot692
Binnen zoo kreupel as hy bot in zen koopmanschap.Ga naar voetnoot693
Ik zel liever by de man gaen die uit ebannen is om zijn quaede klap:Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Dit is'er ien die zen wijf trouwde nae datze in 't spinhuis hadt ezeeten:Ga naar voetnoot695
Hy rijmt veur en teghen et landt, om ien buik vol bier en eeten:
Maar in zen zotheidt is hy zoo stantvastig as ik nooit ien key vant.
Et zel best wezen dat ik gae by de Poeet van et gelokkig eilandt:Ga naar voetnoot698
Dat is ien man die mit kracht en geweldt ien Dokter wil wezen:
700[regelnummer]
Maar hy et zoo weinig verstandt van pasquillen te maaken as van zieken te geneezen.
Want zijn pasquillen blaffen en ze hebben gien tanden om in 't vleis te slaen:Ga naar voetnoot701
't Is ook gien wonder datze blaffen: want men ziet hum veul mit honden om gaen.
Hy rijmt ook veur honden: heeft et gelokkig eilandt an hem dan niet ien rechte Jorde?Ga naar voetnoot703
Zoo hy langer leeft, zoo zel hy noch in ien hondt veranderen: want hy is alrie ien hondtsvodt geworden.
705[regelnummer]
Ik ken de eigenschap van die pasquillemaakers op ien draedt.Ga naar voetnoot705
Schout. Pachter. Notaris. Steeboode. Diefleier. Verklikker.
Hier wordt aan de deur geklopt.
Trijn.
Och! vrou daer wordt aan de deur eklopt. hier is onraedt.
Fijtje.
Wie klopt daer?
Schout.
Doet de deur oopen.
Ritsaart.
Het is de Schout: ik ken hem an zijn spreeken.
Fijtje.
Trijntje, jy hebt Ritsaart, als Oene quam, zoo menigmaal versteeken,Ga naar voetnoot708
Weetje nou gien raedt? ik bidt jou, bedenk ien aertige list.Ga naar voetnoot709
Trijn.
710[regelnummer]
Hier Ritsaart, verschuilje mit er vaert in deuze kist:Ga naar voetnoot710
Ik zel achter uit snappen, en koomen de kist weer mit fatsoen veur uit haalen.Ga naar voetnoot711
| ||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||
Ritsaart.
Zoo jy dat kunt doen, zoo zel ikje veur jou kunst betaalen.Ga naar voetnoot712
Ritsaart in de kist.
Schout.
Ik zeg doet de deur oopen, of ik loopze mit geweldt op de vloer.
Fijtje.
Daer isze oopen. Hoe maakje vroegmorgen zulk ien rumoer?
715[regelnummer]
Ik was strak wat quaelijk en men man is uyt of hy eek te koop kan vinden.Ga naar voetnoot715
Heb je wat lang ewacht, dat komt dat ik men slep ierst veur wou binden.Ga naar voetnoot716
Schout.
Juffrou, vergeef ons dan dat we zoo vrypostig in huis koomen: maar et is niet zonder reen.
Fijtje.
Me dunkt dat et onbeleeft is, dat je zonder verlof in huis komt treen.
Schout.
Ik kom met de Pachters, Steeboode en ien publijke Notaris.Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Men zegt dat hier wijn eslooken is, en ik kom om te zien of et ook waar is.
Fijtje.
Hoe! ik sluiken? dat was niet eerelijk edaen:Ga naar voetnoot721
Want et landt kan zonder Cijns te krijgen niet bestaen.
Al die sluiken hoor men mee naar de kaak te streeven.Ga naar voetnoot723
Ik hou et mit de Schriftuur: want die wil hebben dat men de Kaizer et zijne zel geeven.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
De eerlooze zeggen: kan men et zonder scha doen, men kan et zonder zondt doen.Ga naar voetnoot725
Zoo et jou belieft, jy kunt et huis deur snuffelen: maar jy zeltme ien groot afgrondt doen.Ga naar voetnoot726
Pachter.
Heer Schout, dit wijf zoekt ons te verleien deur heur bedriegelijk snappen.Ga naar voetnoot727
Fijtje.
Ik bin zuiver, en die zuiver is mach zen ooren schudden datze klappen.Ga naar voetnoot728
Pachter.
De schurfde schaepen, heb ik wel hooren zeggen, blaeten et aller miest.Ga naar voetnoot729
| ||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||
Fijtje.
730[regelnummer]
Wel propdarm, wat doen ik jou dat je me dus tergt en onbeleeft driest?Ga naar voetnoot730
In 't Oude Testement worden et volk equelt van tierannen en helse Nikkers;Ga naar voetnoot731
Maer nou is et slimmer: want nou worden de menschen eplaegt van Pachters en Verklikkers.Ga naar voetnoot732
Pachter.
Notaris schrijf dat op, ier ik mier van heur lasteren walg.Ga naar voetnoot733
Fijtje.
Laet hy et vry in jou hart schrijven en hangen et boek an de galg.
Notaris.
735[regelnummer]
Dit wijf et eer en schaamt gelijk te Kerken ebragt, dat blijkt wel an haar baaren.Ga naar voetnoot735
Fijtje.
Wel, valse testament-schrijver, wat heb jy te zeggen? jou vaar is bankerot evaaren.
Notaris.
Dat men vaar bankerot voer, kost jou niet ien zier:
Hy gaf noch vijfentwintig ten hondert, dat is de rechte koers van ien bankerottier:Ga naar voetnoot738
Maar jou vaar was ien dief: want as hum zen werkvolk werk t'huis brochten, wou hy heur 't bedonge loon niet geeven.
740[regelnummer]
Zeide zy; sinjeur we kennen van zulk ien kleine loon niet leeven:
Wees jy te vreen zeide hy, ja ik rae jou dat je van hooger loon zwijgt:Ga naar voetnoot741
Ik bin ien buurtmiester, ik zel maaken datje onderhouding van de Almoeseniers krijgt.Ga naar voetnoot742
Fijtje.
Dat liegje, jy eerdief, jy kolfvoet, jy druipoog, jy luishondt, jy neus als ien anker:Ga naar voetnoot743
Pockige hondt, hoe zelze jou noch op egeeten worden van de spaansche kanker.Ga naar voetnoot744
Schout.
745[regelnummer]
Juffrou schelt de man niet uit: want hy is hiel wijs; of binje buis?Ga naar voetnoot745
| ||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||
Fijtje.
Hoe! hy wijs? dat hy in ien rok liep, en ien slap veur hadt, hy was prezendent van et Lazeris huis.Ga naar voetnoot746
Schout.
Ziet watje zegt! et is ien Notaris; et hy gien bordt veur zen huis, dat komt om dat hy rijk is.Ga naar voetnoot747
Fijtje.
Hy hoeft gien bordt veur zen huis: want hy et ien bordt veur zen kop, dat pubelijk is.Ga naar voetnoot748
Notaris.
Zie toe! jy kan me noch wel van doen krijgen: want ik weet er veul voort te helpen.Ga naar voetnoot749
Fijtje.
Et is wel waer, jy helpt'er veul voort;
750[regelnummer]
Maar hoe? jy helptze ierst uit'er geldt en dan uit de poort.Ga naar voetnoot750
Notaris.
Dat ik zulx niet en doe en dat ik wijs bin, getuigtmen allernaeste buurman.Ga naar voetnoot751
Fijtje.
Wil ik jou wat zeggen? in et schip van de blinden is ien oog stuurman.Ga naar voetnoot752
Notaris.
Wordt ik iens Pensenaris, dan zellen et de quae wijven niet nae haer wens gaen.Ga naar voetnoot753
Fijtje.
Jy Pensenaris worden! ik deink ien Pensenaris as'er achter de hal mit pens staen.Ga naar voetnoot754
Boode.
755[regelnummer]
Juffrou versteurje niet! jy tiert jou an, of hy jou man edoodt hadt.Ga naar voetnoot755
Fijtje.
Ik wens die guit mit zen gat op ien hekel, en dat hy ien meulestien op zen schoot hadt.Ga naar voetnoot756
| ||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||
Trijn. Fijtje. Schout. Kruier. Verklikker. Pachter. Notaris. Diefleier.
Goe morgen Juffrou, jy hebt me men huur gisteren betaalt: maar je wout men kist niet geeven,Ga naar voetnoot757
Ofje wou'er in zien, of'er ook iet dat jou hoorde in was ebleeven:
Hebje et al edaen? ik bin hier mit ien kruier; want die zouze brenghen aen de schuit.Ga naar voetnoot759
Fijtje.
760[regelnummer]
Ik jou vodden deur zien! dat lust me niet, daar om gaet et gat vry uit.Ga naar voetnoot760
Schout.
As jy op de meidt niet weet te zeggen, moetje heur kist mee langen.Ga naar voetnoot761
Fijtje.
Hadtze ien meidt eweest asze hoorde, ik zou gien strijdt teughen heur anvangen;
Want ik heb me teugen heur edraagen as ien rechtschaape vrouw:
Maar ze was ien labbekak, die alle buure bakhuizen begaapen wou:Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Ging ze iens in de komeny, strak vilze aen et kallen: bin dat gien booze werken?Ga naar voetnoot765
Dan was et, men Heer Schout, in men naers en uit men naers, gae deur men naers te kerken.Ga naar voetnoot766
Men kelder die by men aare meiden zoo klaer as melk en heunig was,Ga naar voetnoot767
Lag by haar zoo morsig, ja zoo morsig of'er ien varken Keuning was.
Die et vuur van ien aar wil reekenen, laet zen eigen uitgaen, heb ik wel hoore zeggen.Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Men kamer was zoo slikkerig, dat'er mit eeren ien zog in de kraem hadt meugen leggen.Ga naar voetnoot770
Trijn.
Ik heb by jou moeten lyen as et wijnterkooren op et veldt.
Bin je rijker as ik? de Duyvel dienje hebje geldt.Ga naar voetnoot772
Heer Schout, ier ik by heur quam hadtze dertien meiden ehadt in neege weeken:
Ze zou ien roof veur den hel van daan haalen, en de Duivel zou'er niet teugen durven spreeken.Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Ze maaktme, om me te doen haaten, zoo zwart as de zwarste mol is:
Want die ien hondt doodt wil hebben hoeft slechts te zeggen dat hy dol is.Ga naar voetnoot776
Fijtje.
Jy gaapt niet of jy liegt: verstae je dat wel, helleveeg?Ga naar voetnoot777
| ||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||
Trijn.
Juffrou, ik kom niet, om mit jou te hassebassen:
Ik smijt slechte schoenen te grabbel, wil jyse aan trekken, ik kan niet beeteren datze jou passen.Ga naar voetnoot778
Jy moet jou niet versteuren, of ik mit jou wat in et gros praat.Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Ey! Heer Schout, spreek iens veur me, op datze men kist weer los laat.
Schout.
Voort, bezie de kist, of geefze de meidt: we moeten hier iens zien in alle hoeken.
Fijtje.
Loop mit jou kist an de galg, men hooft staet'er niet nae om jou prullen te deur zoeken.
Trijn.
Juffrou, jy hebt me veul verlet, in de dingen die ik noch beschikken zel:Ga naar voetnoot783
Maar ik mach deinken heb ik me niet zadt egeeten, dat ik me niet zadt likken zel.Ga naar voetnoot784
Schout.
785[regelnummer]
Jy doet wel, datje om jou verzuimde tijt niet wilt kribbelen, noch mallen:Ga naar voetnoot785
Want die et lest uyt de kan wil hebben, ziet et lit gemienelyk op zen neus vallen.Ga naar voetnoot786
Trijn.
Kruier, reik me ien handt: want'er is veul tin in dat ik van men ouwers heb eërft.Ga naar voetnoot787
Kruier.
Vryster wat zellen jou vrienden al beuren as jy ongetrout sterft.Ga naar voetnoot788
Verklikker.
Heer Schout, we vijnden gien wijn in de kooken, noch kelder leggen.
Oene. Fijtje. Schout. Notaris. Pachter. Steeboode. Verklikker. Diefleier.
790[regelnummer]
Hoe! et hiele huis vol volk, wat pokken is dit te zeggen?Ga naar voetnoot790
Fijtje.
Och! och! men lieve man! men uitverkooren! binje daer al weer?
Hier wordt ezeidt dat we wijn eslooken hebben, en dit raaktme an men eer.
Oene.
Dat zellen ze liegen: ik wil hier gien vreemt volk gehengen.Ga naar voetnoot793
| ||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||
Verklikker.
Heer Schout, ik heb'er et vaatje mit wijn zelf in huis zien brengen.
Schout.
795[regelnummer]
Heb jy et ezien? Zoo haal alle kisten van de wandt.
Trijn roept van binnen.
Brandt, brandt, brandt, water, water, water.Ga naar voetnoot796
Pachter.
Waer is de brandt?
Trijn.
Brandt, brandt, brandt, water, water, water.
Schout.
Waer is de brandt te vijnen?Ga naar voetnoot797
Trijn.
De vlam komt uit et dak van et huys daer et kantoor is van de Pachters van de wijnen;Ga naar voetnoot798
En 't huis van de Schout, dat'er naest staet, begint men mee al deur te schrijven.Ga naar voetnoot799
Schout.
800[regelnummer]
Impostmiester, daer dien ik by te wezen.Ga naar voetnoot800
Pachter.
We dienen hier ook niet langer te blijven.
Fijtje.
Is de brandt by de Schouts? daer woont jou Breur ontrent, och! Oene, daer dienje ook by.
Hoe staeje zoo te futselen? Ey loop, ier ik'er heen ty.Ga naar voetnoot802
Oene.
Ik looper mit er vaert heen, om voor men Breurs huis te zorgen.Ga naar voetnoot803
Fijtje.
Ziet hum iens loopen; hy steekt zen naers uit of hy broodt wou borgen.Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Vijndt hy daer wat te schikken, dan gaet hy tot de ooren toe in et bondt;Ga naar voetnoot805
| ||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||
Hy heeft et beschik boekje op egeeten; want et kappetory hangt noch uit zen mondt.Ga naar voetnoot806
Daer niet te doen is weet hy geweldigh te helpen.Ga naar voetnoot807
Fijtje. Trijn.
Trijn.
Juffrou, nou is et tijdt om jou bangigheydt te stelpen.Ga naar voetnoot808
Fijtje.
Waar is Ritsaart?
Trijn.
Die heb ik al uit de kist doen gaen.
810[regelnummer]
Nou moet et vaatje mit wijn, dat ik flus vergeeten heb inde kist te schuilen, an ien zy edaen.Ga naar voetnoot810
Heb ik van de kist en brandt niet giestig kennen verzieren?Ga naar voetnoot811
Fijtje.
Ik zel jou lijf teugens Paas, tot loon, verzien van nieuwe klieren.Ga naar voetnoot812
Volhardt jy vry in liegen en bedriegen, zoo hou ik jou voor ien deugdelijke meidt.Ga naar voetnoot813
Die zeggen dat liegen zondt is, betoonen heur bottigheyt.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Die voorsichtig is, zel hum nae de tijdt voegen, hoort men de wijzen kallen.Ga naar voetnoot815
Wie om best willen liegen leidt ien stien uit de weeg, om dat'er ien aar niet over zel vallen.Ga naar voetnoot816
Kom, brengen we et vaatje an ien zy, zoo worden we niet in et lyen ebracht.
Wie zen schandt kan bedekken, en schae verhoeden, et groote kracht.
UIT.
| ||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||
GrafdichtGa naar voetnoot*
|
|