Alle de gedichten. Deel 2(1671)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Op de zeve werken van Barmhartigheidt, in een appel van palmenhout gesneeden, in 't huis van den Heer Abraham Alewyn. Wat appel komt zich hier vertoogen? Deez' vrucht, vol kunst van groote prijs, Verwint, tot roem van haar vermoogen, De boomvrucht die in 't Paradijs Van Adams tanden wierdt geschonden: Want die heeft, door het helsgedrocht, De zeve doodelijke zonden, O gruwelen! op d'aardt gebrocht. De zonden vliên met snellevlerken. Maar deeze vrucht, die heilzaam sticht, Brengt ons de zeven grootewerken Van Barremhartigheidt in 't licht. Barmhartigheidt leert d'armen queeken. Een hemels beeldtwerk weet het volk De deugdt, door 't oog, in 't hart te preeken. De deugdt verwint de helschekolk. Laat Grieken met haar tempels brallen; De Nyl met graaven zwaar van steen; En Babel met haar steilewallen, Dit kunststuk, vol godtvruchtigheên, Komt my, aan 't Y, tot dichten dwingen. Een vrucht vol deugden rijk van stof, Behoort men heerlijk op te zingen. De deugdt verdient een eeuwig lof. Vorige Volgende