Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Juffrouw Joanna van Oorschot, Echtgenoot van d'Heer Bartholomeus Schout &c. Ik dank van Oorschot voor haar bruine hofmorellen: Want uwe vrucht die voor een koning past te staan, Doet gy, o mildtheidt! op een Dichters taafel stellen. Ik kies voor dit gerecht geen wildtbraat van Diaan. Wat oog en tong behaagt heeft overgroote krachten. Ik wraak de koele pers, en bloozend' abrikoos. Men moet geen ding om naam, maar om zijn deugden achten. Uw boomvrucht is bevrucht van nektar en ambroos: Die braave gift is waardt om dankbaar van te dichten. Wie dat zich dankbaar toont, bewijst niet meer dan plichten. Vorige Volgende